Als je op de wereld  negen miljard monden wilt vullen, moet de landbouw superefficiënt en intensief zijn. Anders dreigt wereldwijde honger. Met dit ultieme argument wordt de steeds verdergaande intensivering en industrialisering van de landbouw verdedigd. Logisch toch, niemand wil met linkse hobby’s de honger in de wereld aanjagen! Maar het is een gevaarlijk sprookje.

Overintensieve landbouw is een bedreiging. Allereerst voor onze natuur, de biodiversiteit, maar evenzeer voor de voedselzekerheid én voor de toekomst van onze boeren. De situatie in Nederland, met ongeveer de meest efficiënte landbouw ter wereld, is een mooi voorbeeld. Gaan we terug naar Ot en Sien? Zeker niet.

Innovatie en technologische ontwikkelingen in de landbouw zullen juist moeten bijdragen aan de enige efficiënte landbouw die we ons kunnen permitteren: natuurinclusieve landbouw. Dat concept is nog niet uitontwikkeld. Maar er zijn veel ontwikkelingen die met elkaar de contouren vormen van deze toekomstbestendige landbouw.

Melkboer

De focus van Nederland op industrialisatie en schaalvergroting in de landbouw dateert van lang geleden. Na de voedselschaarste in de Tweede Wereldoorlog moet de voedselproductie weer op orde worden gebracht. Wanneer dit is gelukt en Nederland weer in grote mate zelfvoorzienend is, wordt het doel steeds meer om van de landbouwsector een economische pijler te maken. Onder leiding van toenmalig minister Mansholt wordt ingezet op efficiëntie en schaalvergroting.

In de jaren daarna is de ambitie om te behoren tot de wereldtop in de landbouw alsmaar groter geworden. Dat is gelukt: Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde onlangs dat de waarde van de landbouwexport in Nederland in 2015 zo’n 81 miljard euro bedroeg. Daarmee is ons kleine landje in omvang de tweede landbouwexporteur ter wereld.

Deze cijfers zie je terug als je inzoomt op de Nederlandse veehouderij. Nederland staat op plek zes van de grootste varkensvlees exporterende landen ter wereld (CBS mei 2016). In de melkveehouderij zie het hetzelfde beeld. Zo wordt tweederde van de melkproductie geëxporteerd naar het buitenland (Rabobank branche-informatie 2015 / 2016). Daarmee zijn we langzaamaan de slager en melkboer van de wereld.

Vlucht naar voren

In de Nederlandse veehouderij ligt de focus primair op de kwantiteit. Veel goedkoop vlees en melk voor de wereldmarkt, waarbij de winstmarges klein zijn. Hoe blijft Nederland overeind in deze concurrentie? Door de vlucht naar voren te kiezen: nóg efficiënter, nóg hogere productie. En dat onder het paradigma van het heil van de ‘vrije markt’. Vanuit dit perspectief ontstond bijvoorbeeld de lobby om het melkquotum af te schaffen: ‘Weg met de betuttelende overheidsregeltjes’ was het credo. Met succes.

Al in de aanloop naar de liberalisering van de melkmarkt werd fors geïnvesteerd in nieuwe stallen, meer koeien. Wat gebeurde was voorspelbaar. De productie werd zozeer opgevoerd dat overaanbod op de Europese markt ontstond, met als gevolg dat de melkprijzen kelderden. Op dit moment zitten zo’n zesduizend Nederlandse melkveehouders met betalingsproblemen. De melkveehouder had dus met méér productie minder inkomen.

Hetzelfde zie in je varkenshouderij. Zo meldde het CBS dat er in 2015 een volumerecord was: er was nog nooit zoveel varkensvlees geëxporteerd. Ondanks dit volumerecord zijn de inkomens van boeren gedaald met vier procent. Meer productie staat niet garant voor meer inkomen. Het inkomen van boeren staat, soms zwaarder, soms wat minder zwaar, maar continu onder druk. Lapmiddelen van de Europese Unie om dit op te lossen met tijdelijke extra inkomenssteun zijn een farce.

Overigens vormt de landbouwsector al met al een zeer bescheiden deel van onze economie: zo’n 2,5 procent van ons Bruto Binnenlands Product. De landbouw is niet de kurk waar de Nederlandse economie op drijft. Als we de hoge subsidies en afwenteling van kosten voor milieuschade meetellen, is het zelfs maar de vraag of er wel een economisch rendabele landbouwsector in Nederland bestaat.

Het gangbare economisch model voor onze landbouw is failliet. Waar de rest van de economie in Nederland zich specialiseert in kennis en kwaliteit, blijft de veehouderij tegen beter weten in aan de knop van schaalvergroting en intensivering draaien. Het gaat er nu om een nieuw economisch model te vinden, dat aansluit bij een daarbij behorend ecologisch model.

Verliezer

De focus op massaproductie in de veehouderij zorgt voor veel problemen. We stoten meer fosfaat, stikstof, ammoniak en methaan uit dan goed is voor ons milieu en onze gezondheid. Het afgelopen jaar is er veel te doen geweest over het ‘fosfaatplafond’, de maximale fosfaatproductie van de veestapel die Nederland mag produceren volgens Europese afspraken. Door de afschaffing van het melkquotum zitten we sinds jaren voor het eerst weer boven het fosfaatplafond: meer koeien, meer melk, meer mest.

De gevolgen van de intensieve veehouderij voor de natuur worden steeds zichtbaarder. De Europese Commissie heeft in de tussentijdse evaluatie van het Nederlandse natuurbeleid de aanbeveling gedaan om de landbouw te verduurzamen. De intensivering van de landbouw is de grootste bedreiging voor de biodiversiteit op het platteland én voor omringende natuurgebieden, zo stelt de Commissie.

Ook onze gezondheid lijdt eronder. Een recent onderzoek van vier wetenschappelijke instituten laat zien dat omwonenden van intensieve veehouderijbedrijven meer luchtwegklachten hebben (RIVM Rapport 2016-0058). In regio’s als bijvoorbeeld de Peel in Brabant, waar honderdduizenden mensen en vele miljoenen varkens dicht op elkaar leven, zorgt dit voor een onleefbare situatie. Daarnaast is er de kans op het oplopen van infectieziekten via dieren, zoönosen zoals de beruchte Q-koorts.

Dierenwelzijn is eveneens verliezer. In acht jaar tijd is het aantal megastallen bijna verdriedubbeld naar ruim achthonderd megastallen. We weten van megastallen dat weidegang bijna niet plaatsvindt, waardoor koeien hun natuurlijk gedrag niet kunnen vertonen.

Mestvergisting

Toch gaan we door op de ingeslagen weg. Een voorbeeld daarvan is de inzet op grootschalige mestvergisting. Ogenschijnlijk lijkt dit een handige oplossing voor het mestoverschot, en nog duurzaam ook: we maken immers ‘groen gas’. Maar mondiaal levert mestvergisting geen bijdrage aan verduurzaming van de landbouw (Jacobs e.a. 2010).

Lokaal is de bijdrage ook dubieus. Het gaat immers om het teveel aan fosfor en stikstof, en die stoffen laten zich niet vergisten. Ook is voor effectieve mestvergisting het toevoegen van organisch materiaal noodzakelijk. En juist het onttrekken van organisch materiaal, c.q. het niet terugbrengen in de bodem, is de belangrijkste oorzaak van de verdergaande achteruitgang van de bodemvruchtbaarheid, het afnemend waterbergend vermogen van bodems en versterkte uitspoeling van meststoffen naar het grondwater. Intussen is mestvergisting een ontsnappingsroute om door te gaan met het vergroten van de veestapel.

Failliet

Bodemvruchtbaarheid heeft een nauwe samenhang met biodiversiteit in de voedselketen van dieren: bodemleven vormt het voedsel voor kuikens van weidevogels. Een goede bodemstructuur, zonder overbemesting, is mede voorwaarde voor een grotere soortenrijkdom aan planten, ten opzichte van de huidige monoculturen op grasland en akkerland, en daarmee weer voorwaarde voor bloemen, bestuivers, vogels enzovoort.

“ Overintensivering van landbouw is mondiaal gezien alleen een kortstondig uitstel van honger ”

Behoud van bodemvruchtbaarheid wordt, in Nederland en wereldwijd, gezien als cruciaal voor de toekomst van de voedselvoorziening. Uitputting van de bodem vindt op vele plaatsen in de wereld plaats op een schaal die grote zorgen baart. Overintensivering van landbouw is daarmee mondiaal gezien alleen een kortstondig uitstel van honger. Landbouw in balans met natuur en biodiversiteit vormt op de langere duur de enige garantie voor voedselzekerheid. Niet alleen het economisch model van de huidige landbouw is failliet, het ecologisch én maatschappelijk model is dat minstens evenzeer.

Voor de toekomst zijn er twee opties. De eerste is de blijvende vlucht naar voren, naar een volledig geïndustrialiseerde veehouderij, met enorme, honderd procent gesloten stallen, dure mestvergisters, een onomkeerbare onbalans in de stromen van stikstof en fosfor over de wereld met grote negatieve gevolgen voor milieu én voedselproductie. Deze optie zal voor Nederland eindigen in het verliezen van de concurrentieslag om de laagste prijs met een aantal lagelonenlanden in de wereld.

Integraal

De tweede optie is een scherpe keuze voor ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw. Deze kan gepaard gaan met behoud en versterking van biodiversiteit, het redden van onze weidevogels en het op kleinere omvang produceren van hoogkwalitatieve, duurzame vlees- en zuivelproducten, waarvoor een betere prijs wordt verkregen. Deze optie gaat samen met een hoog niveau aan dierenwelzijn, herstel van bodemvruchtbaarheid en gesloten kringlopen op basis van evenwichtsbemesting.

Om dit te bereiken moeten we nu een radicale verandering inzetten. Daarbij moet het stelsel van landbouwsubsidies worden omgevormd naar een systeem van ‘kosten-plus’-dekkende betaling van natuur- of ‘ecosysteemdiensten’ en moet voluit ingezet worden op het in de markt zetten van duurzame, hoogkwalitatieve landbouwproducten. In samenhang daarmee moeten we toe naar een flink kleinere veestapel. Een stelsel van 'grondgebonden dierrechten' staat daarbij centraal.

Er is ruimte voor de focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Zo is er in Nederland een grotere vraag naar biologische zuivel- en vleesproducten dan dat er aanbod is, aldus Bionext, brancheorganisatie voor de biologische sector. Nederlandse consumenten kopen ten opzichte van vijf jaar geleden vijftig procent meer biologische producten. Tegelijkertijd is het oppervlak aan biologische landbouwgrond niet of nauwelijks gegroeid. Zo importeert Nederland op dit moment biologische melk, terwijl aan gangbare melk een overschot is.

Natuurinclusieve landbouw is een breder concept dan de – overigens uitstekende – biologische landbouw onder het EKO-keurmerk. Natuurinclusieve landbouw laat veel ruimte voor een moderne, efficiënte bedrijfsvoering op een behoorlijke schaalgrootte en focust op integrale benadering van natuurbehoud, gezondheid, dierenwelzijn en rendabele landbouwproductie. Hiervoor geldt dat de consument in toenemende mate bereid is om iets meer te betalen voor een ‘eerlijk’ kwaliteitsproduct. Ontwikkelingen zoals het beter-leven-keurmerk van de Dierenbescherming, weide(vogel)melk en de toenemende interesse voor duurzame streekproducten ondersteunen dit beeld.

Proeflocatie

Een belangrijk element is de invoering van grondgebonden dierrechten, waarbij landbouw plaatsvindt binnen de grenzen van wat de grond aankan. Dat betekent praktisch dat mest alleen kan worden afgezet voor zover daarvoor in de regio land beschikbaar is, zonder overbemesting: een bedrijf kan zoveel dierrechten hebben als er voor afzet van de mest grond beschikbaar is. Dit stelsel kan geleidelijk worden ingevoerd, om omschakeling tijd te geven.

Het geleidelijk invoeren van grondgebonden dierrechten zal ervoor zorgen dat de huidige complexe regelgeving kan worden vereenvoudigd. Grootschalige mestfabrieken kunnen verdwijnen. Koeien staan weer in de wei, varkens wroeten en kippen scharrelen. De stikstof- en fosfaatuitstoot zal dalen, droge mest en compost kan weer worden uitgereden in plaats van geïnjecteerd en bodemvruchtbaarheid kan zich herstellen.

Dit betekent rijkere weides waar ook insecten en weidevogels een plaats hebben. De leefomgeving en gezondheid van omwonenden zal er fors op vooruit gaan. De landbouwsector zal ontegenzeggelijk wat kleiner worden, maar economisch een stuk stabieler.

Voor de ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw in de volle breedte is een structurele aanpak nodig. De situatie in Nederland maakt ons land tot een uitstekende ‘proeflocatie’ voor een betere balans tussen efficiënte voedselvoorziening en natuurbehoud. Als ergens op de wereld de kennis kan worden ontwikkeld en toegepast, dan is het in Nederland. Als we nu het concept van natuurinclusieve landbouw verder uitontwikkelen met een praktijkgerichte aanpak voor de omvorming, dan loopt Nederland opnieuw voorop en kan blijvend kennis worden geëxporteerd.

    Bronnen

    • ‘Volumerecord export varkens, maar daling omzet’, nrc.nl, 11.5.2016
    • J. Jacobs e.a., ‘Mestvergisting, voor iedereen zit er wel een ander luchtje aan’, in: Over zorgvuldige veehouderij veel instrumenten, één concert, essaybundel Wageningen UR 2010, pp. 206-217
    • Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Internationaliseringsmonitor, juni 2016
    • Rabobank, Cijfers & Trends, 39e jrg., 2015/2016 (branche: melkveehouderij)