Foto van rij huizen.

Eén van de aanbevelingen in de woonvisie van het Wetenschappelijk Bureau is dan ook dat de verhuurderheffing moet verdwijnen. Deze belasting voor woningcorporaties loopt de komende jaren op tot 2 miljard per jaar, waardoor ze niet meer kunnen bijbouwen of investeren in verduurzaming. Amsterdamse woningcorporaties, die woningen met relatief hoge woz-waarde hebben, betalen in 2020 € 350 miljoen aan belasting aan het Rijk en dat loopt op naar € 465 miljoen in 2023. Hierdoor hebben ze onvoldoende investeringsruimte om de nieuwe woningen te bouwen die we in Amsterdam zo hard nodig hebben, deze aan alle duurzaamheidseisen te laten voldoen, de huidige woningvoorraad te verduurzamen en tegelijkertijd de huren niet veel te laten stijgen.

Pijnlijk

Er is dus alle reden om corporaties minder verhuurderheffing te laten betalen. Dat zeggen velen - ikzelf incluis - dan ook vaak. Toch vind ik dat we dat de roep om de verhuurderheffing af te schaffen, moeten nuanceren. Ik ben namelijk niet zomaar voor afschaffen van de heffing. Want wie garandeert dat zij vervolgens dat geld inderdaad investeren in meer woningen, lage huren en verduurzaming? Een bestuurder van een van de grootste woningcorporaties van Amsterdam zei recent: ‘Mocht de verhuurderheffing verdwijnen, dan vinden we beschikbaarheid en leefbaarheid belangrijker dan verduurzaming. Onze huurders denken daar ook zo over.’

Dat vond ik een pijnlijke uitspraak. Als GroenLinks willen we dat woningcorporaties hun noodzakelijke bijdrage leveren aan de energietransitie door hun huurwoningen te isoleren en van het aardgas af te gaan. Nieuwbouwwoningen moeten zo energiezuinig mogelijk zijn. De volledige afschaffing van de verhuurderheffing betekent dat corporaties de vrijheid krijgen om te kiezen: de ene corporatie zal dan meer in kwaliteit van woningen gaan investeren, een ander zal kiezen voor meer nieuwbouw, en weer een ander kiest voor lage huren. Dat is allemaal belangrijk, maar verduurzaming is minstens net zo urgent als die andere doelen. Als corporaties dat niet erkennen, moet de politiek kunnen ingrijpen.

Investeringsplicht

De Amsterdamse corporaties schrijven in hun bod voor samenwerkingsafspraken met de gemeente: ‘We ontkomen er niet aan om keuzes te maken en onze ambities en middelen in balans te brengen.’ Dat is een eufemisme voor ‘we gaan het niet allemaal doen,’ en dat kunnen ze ook niet. Maar het zou niet van de voorkeuren van de bestuurder van een woningcorporatie afhankelijk moeten zijn of woningen worden verduurzaamd, of van het akkoord dat een gemeente maakt in de prestatieafspraken.

Als de landelijke politiek niet stuurt op duurzaamheid, gebeurt er niet genoeg. Enerzijds is het immers een wens van de lokale politiek of bestuurders om te investeren in aantallen en lage huren. Anderzijds is het ook populairder om wél het huis te schilderen en er een nieuwe keuken in te zetten dan om te verduurzamen, zoals de corporatiebestuurder die ik eerder in dit artikel aanhaalde zegt.

Een manier waarop corporaties afgelopen jaren veel hebben geïnvesteerd in duurzaamheid was via de tijdelijke Regeling Vermindering Verhuurderheffing. Dit potje waarbij ze korting op de verhuurderheffing kregen bij investeringen in duurzaamheid was heel snel leeg: corporaties deden er veel meer een beroep op dan verwacht. Dat laat zien dat corporaties heel veel zullen investeren in duurzaamheid als ze specifiek daar geld voor kunnen krijgen.

Daarom stel ik voor om de GroenLinks-woonvisie aan te passen: schaf de verhuurderheffing niet af, maar gebruik ’m om te sturen op onze duurzaamheidsdoelen. Maak van de heffing een investeringsplicht en laat woningcorporaties bijvoorbeeld de helft van die 2 miljard gebruiken om te investeren in duurzaamheid. In het debat moeten we soms simpelweg zeggen dat de heffing moet verdwijnen. Maar laten we als GroenLinksers wel afspreken dat we in onze plannen en programma’s de verhuurderheffing deels vervangen door een groene investeringsplicht. Dat is nodig als we niet alleen onze sociale idealen, maar ook onze groene idealen willen verwezenlijken.