Van beschaming naar beschaving
De arbeidsmarkt is momenteel flink in beweging. Als gevolg van de economische crisis liep de werkloosheid tussen 2008 en 2015 snel op, maar nu daalt zij gestaag. Per maand vinden ongeveer tienduizend werklozen een baan. Ook het aantal bijstandsgerechtigden neemt sinds twee jaar af; in 2017 met achtduizend, in 2018 met 24.000.
Maar terwijl de werkloosheid daalt, stijgt het aantal langdurig bijstandsgerechtigden nog steeds. De gemiddelde leeftijd van bijstandsgerechtigden neemt toe en het aandeel mensen met een niet-westerse achtergrond daalt minder snel dan andere groepen. De bijstandspopulatie verandert dus sterk. Dat vraagt om een andere gemeentelijke aanpak van de bijstand. Wij baseren onze ideeën daarover op eigen onderzoek.
Voor twee meerjarige onderzoeken naar de bijstand hebben wij de afgelopen jaren gesproken met ruim honderd bijstandsgerechtigden verspreid over heel Nederland. In dit artikel laten wij zien hoe zij het leven met een bijstandsuitkering ervaren en op welke punten het huidige arbeidsmarktbeleid gericht op mensen in de bijstand tekortschiet. Niet alleen wat betreft het vergroten van de kansen op betaald werk, maar ook qua uitvoering van de bijstand in het algemeen. Uit onze gesprekken met bijstandscliënten komen drie onderwerpen naar voren waarop beleidsverandering nodig is om de kans op betaald werk te vergroten en de uitvoering van de bijstand te verbeteren: bejegening en maatwerk; de tegenprestatie; en discriminatie.
Onpersoonlijk en beschamend
Zowel de overheid als de bijstandscliënten die wij gesproken hebben, verlangen naar minder bureaucratische en meer persoonlijke bejegening. Veel bijstandsgerechtigden ervaren het contact met de gemeentelijke sociale dienst nu veelal als onpersoonlijk, eenzijdig en beschamend. Daarnaast leidt maatwerk momenteel vaak tot afgunst en een gevoel van willekeur, omdat bijstandsgerechtigden weinig zicht hebben op de manier waarop lokaal bijstandsbeleid is vormgegeven.
Bijstandsgerechtigden hebben meestal geen vaste contactpersoon en weten daardoor niet bij wie zij terecht kunnen. Zoals een cliënt het verwoordde: “Ik ervaar het contact met de gemeente als heel anoniem. Als ik nu een probleem zou hebben dat met mijn uitkering te maken heeft, dan zou ik echt niet weten bij wie ik terecht kan.” Ook de communicatie ervaren zij vaak als onpersoonlijk: “Van de sociale dienst krijg je een brief [met een oproep voor een gesprek]. Het taalgebruik is heel bureaucratisch en dan die toon erbij van ‘indien u niet voldoet aan...’ Ik vind dat naar.”
Bijstandscliënten merken daarnaast dat klantmanagers met wie zij contact hebben, vooral veel nadruk leggen op hun mogelijkheden. Zodra het over hun belemmeringen gaat, geven klantmanagers vaak niet thuis. Dit komt vooral door de Participatiewet, die voorschrijft dat klantmanagers vooral moeten kijken wat iemand wél kan. Voor bijstandsgerechtigden voelt dat alsof hun problemen niet serieus genomen worden. Een gescheiden moeder van een kind met autisme ervaart dat ook zo wanneer zij wil praten over de zorg voor haar kind en de extra kosten die dit met zich meebrengt. Haar klantmanager ‘begreep het niet, wilde het niet begrijpen, was heel kort door de bocht en ging het gesprek niet aan’. Ze voelde zich dan ‘als een ding afgedaan’.
De bejegening wordt niet alleen ervaren als onpersoonlijk en eenzijdig, maar leidt ook tot gevoelens van schaamte. Nu generen veel bijstandsgerechtigden zich toch al voor het ontvangen van een bijstandsuitkering, zo blijkt uit onze gesprekken. Dan komt het extra hard aan als een klantmanager dit benadrukt. Eén van onze respondenten vertelde dat zij eens van haar klantmanager te verstaan had gekregen dat ze ‘niet zomaar moest denken dat ze geld van hem zou krijgen’. Het gevoel dat dit bij haar opriep: alsof hij haar uitkering uit eigen zak betaalde en zij zich daarvoor moet schamen.
De dienstverlening van de sociale dienst wordt met andere woorden niet als ‘maatwerk’ ervaren. Dat leidt er echter toe dat mensen elkaar de maat gaan nemen. We zien namelijk dat de suggestie dat er maatwerk geleverd wordt, de negatieve emoties bij bijstandsgerechtigden ten aanzien van andere kwetsbare groepen versterkt. Zij zien wel dat mensen verschillend behandeld worden, maar begrijpen niet waarop die verschillen gebaseerd zijn en maken zich er boos om. Wij merken dat onduidelijkheid en onbegrip opvallend vaak een voedingsbodem vormen voor afgunst tegenover andere kwetsbare groepen, in het bijzonder vluchtelingen: ‘Ik zie hen dan op een nieuwe fiets rijden. Die hebben ze ook niet zomaar ergens vandaan. Ik neem het die mensen niet kwalijk, maar de gemeente wel.’
Zelfvertrouwen door de tegenprestatie
Het tweede thema waarop verandering nodig is, is de tegenprestatie die in een aantal gemeenten verplicht is bij een bijstandsuitkering. In de meeste gemeenten is de tegenprestatie vooral een middel om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te activeren. Het eerste doel van de tegenprestatie is mensen veerkrachtiger en zelfverzekerder te maken. De veronderstelling is dat mensen door langdurige werkloosheid vaak het geloof in zichzelf hebben verloren. Via de tegenprestatie zouden bijstandsgerechtigden hun zelfvertrouwen kunnen herwinnen. Het tweede doel is om mensen klaar te stomen voor regulier werk. Door de tegenprestatie behouden ze hun arbeidsritme en leren ze nieuwe vaardigheden.