Recensie: Van campagne tot compromis

“Formeren van colleges is het feestje van de politiek.” Dat schrijven Smithuis, Van Wersch en Van den Berg in Van Campagne tot Compromis. Collegevorming in Nederlandse gemeenten 2010-2018. Smithuis, jarenlang directeur communicatie in Amsterdam en andere gemeenten, kent als geen ander het stadhuis van binnenuit. Hij bekeek al in 2010 in tien grotere gemeenten het proces van collegevorming na gemeenteraadsverkiezingen.

Wie neemt het initiatief, hoe komen partijen samen, wat is de rol van de griffier en de gemeentesecretaris en doet de burgemeester mee? Op dat soort vragen vond Smithuis antwoorden.

In 2014 herhaalde hij zijn onderzoek en in 2018 vulde hij het met medewerking van de twee andere auteurs aan met een analyse in veertien kleinere gemeenten. Een extra hoofdstuk van de hand van Joop van den Berg trekt langere lijnen en schetst hoe naoorlogs Nederland een wethoudersland werd met afspiegelingscolleges waarin de KVP in het zuiden en de PvdA in de steden vaak decennialang dominante posities hadden.

Het gedecentraliseerde bestuur rustte zwaar op invloedrijke wethouders, anders dan in landen waar een gekozen burgemeester de spil in de besluitvorming is. Vanaf eind jaren tachtig en in de jaren negentig werd geleidelijk alles anders. Ontkerkelijking en ontzuiling, opkomst van lokale partijen en later ook populisten en met name een veranderende bevolkingssamenstelling zetten het lokale politieke landschap op zijn kop.

    Boek Van campagne tot compromis

    In veel steden krijgen mensen ook genoeg van de sociaaldemocratische bouwwethouders die samen met projectontwikkelaars en beleggers de stad verbouwen en het verwijt krijgen meer oog te hebben voor grote projecten dan voor mensen in de wijken. Lokale fragmentatie leidt verder tot het einde van afspiegelingscolleges met steeds dezelfde partijen en de opkomst van het collegeprogramma.

    De introductie in 2002 van het dualisme in de gemeentepolitiek, waarna de wethouder geen deel meer uitmaakt van de gemeenteraad, is een kantelpunt. Programmacolleges verdringen definitief de afspiegelingscolleges. Vanaf dan zien we ze ook in de gemeentepolitiek: de informateur die een coalitie moet vormen en de formateur die moet ervoor zorgen dat er zonder kleerscheuren een programma voor de komende vier jaar tot stand komt.

    Opmars van GroenLinks

    Het eerste hoofdstuk van het boek heet De opmars van GroenLinks en de lokale partij. Dit levert een aantal interessante gegevens op. Zo zijn woningbouw, gemeentelijke herindelingen, bereikbaarheid en energie en afval de dominante thema’s in gemeenten. Coauteur Joop van den Berg verwacht overigens dat dankzij de decentralisaties sociale thema’s de komende periode aan dit lijstje toegevoegd gaan worden.

    Een derde van de gemeenten werkt met een informateur, die meestal wit, man, partijlid en bestuurlijk ervaren is. Nederland kent twee colleges met enkel vrouwen en 94 colleges met enkel mannen. Bij GroenLinks is de helft (48 procent) van het aantal wethouders vrouw en dat percentage haalt geen enkele andere partij.

    Duurzaamheid is de meest voorkomende GroenLinks-portefeuille en dat is natuurlijk geen verrassing. Wiel Dreessen in Eijsden-Margraten (76) is de oudste wethouder van Nederland, Peter Raaijmakers (21) in Sint-Michielsgestel de jongste. En wie wil weten welke GroenLinkser wél wethouder is, maar niét voor zijn eigen partij, moet zeker dit boek raadplegen.

      “ Stedelingen verwijten sociaaldemocratische bouwwethouders
      meer oog te hebben voor grote projecten
      dan voor mensen in de wijken ”

      Oud zeer

      De beschrijving van de feitelijke collegevorming in tien grotere en veertien kleinere gemeenten leest als een boeiend spel van mensen en relaties. Na een lange periode van kandidaatstelling, verkiezingsprogramma’s en intensieve campagnes, moet de knop om en moet er weer worden samengewerkt.

      Als het in de formatieperiode mis gaat, ligt dat zelden aan de inhoud en veel vaker aan oud zeer, eerder opgedane frustraties en een gebrek aan onderling vertrouwen. De rol van de informateur en de formateur is dan ook veeleer het bij elkaar brengen en houden van de hoofdrolspelers. Het vergt van succesvolle (in)formateurs politiek inzicht, maar ook onafhankelijkheid en boven de partijen kunnen staan.

      (In)formateurs van buiten de politiek, hoe bekwaam en gerespecteerd ook, zijn vaak minder succesvol. Ze missen het oog voor politieke verhoudingen en gewoontes. Opmerkelijk vaak, constateren de auteurs, werken GroenLinks en VVD samen in colleges. “Met VVD-ers kun je zaken doen en ze houden zich aan hun afspraken. GroenLinksers zijn niet dogmatisch, maar kunnen onconventionele ideeën in de praktijk brengen”, luidt het wederzijds oordeel.

      Het is voor wie de gemeentepolitiek kent een herkenbaar beeld. Extra aandacht krijgen de formaties in drie gemeenten waarin populisten de grootste zijn: Rotterdam, Den Haag en Tilburg. Van deze drie kon alleen De Mos in Den Haag voor relatief korte tijd zijn positie verzilveren. Het boek legt uit waarom en hoe.

      Jammer overigens dat van de G4 Amsterdam en Utrecht buiten het onderzoek vielen. Waar Den Haag en Rotterdam in politiek opzicht op elkaar lijken, is de politieke situatie in de twee andere grote steden volstrekt anders en dat had tot interessante vergelijkingen en lessen kunnen leiden.

      “ GroenLinks en VVD werken
      opmerkelijk vaak samen in colleges ”

      Leuker feestje

      Zijn er verschillen tussen kleine en grote gemeenten? Ja, maar overeenkomsten zijn er meer. Opvallend vaak zijn winnende partijen slecht voorbereid op hun rol na de verkiezingen. Er wordt dan ook heel wat geïmproviseerd.

      Goed voorbereide lijsttrekkers die al voor de verkiezingen oog hebben voor het proces en de relaties scoren beter, weet ik ook uit eigen ervaringen. Smithuis c.s. constateren overigens dat D66 en GroenLinks zich in 2018 landelijk goed voorbereidden en hun lokale afdelingen faciliteerden.

      Ambtelijke ondersteuning is noodzakelijk, maar er zijn gemeenten waar ambtelijke adviezen nauwelijks worden benut. Waar dat wel gebeurt, is het politieke feestje leuker en worden de collegeprogramma’s beter.

      Ook is het belangrijk vooraf duidelijke afspraken te maken met de burgemeester en de gemeentesecretaris over hun rol bij de formatie. Met hen werk je immers de komende vier jaar intensief samen. Als zij zich onnodig buitenspel voelen staan, heb je een slechte start, vinden de auteurs terecht.

      Het boek van Smithuis c.s. geeft verstandige adviezen. De analyses blijven soms wat oppervlakkig, maar de tips geven houvast. Behoudens enkele kleine slordigheden maken de vele inside details het boek ook nog eens leuk om te lezen.

      Van Campagne tot Compromis. Collegevorming in Nederlandse gemeenten 2010-2018
      Joan Smithuis, Hub van Wersch, Joop van den Berg, Boom uitgevers Amsterdam 2019