In sommige energiescenario’s stijgt het aandeel energiegewassen tot wel 40 procent van het mondiale energieverbruik in 2050. Dit kan nog verder toenemen als energiecentrales ’negatieve emissies’ mogen noteren wanneer ze bijstoken met biomassa, terwijl ze vrijkomende broeikasgassen afvangen en onder de grond opslaan.
Een gevolg hiervan is dat bossen en andere natuurgebieden worden omgezet in landbouwgrond. Een ramp voor inheemse gemeenschappen die om die reden worden verdreven van de gronden waar ze generaties lang in balans met de natuur hebben geleefd, en de belangrijkste oorzaak van verlies aan biodiversiteit. Bio-energie is dan ook zelden een goede vervanger van fossiele brandstof.
De vraag naar landbouwgrond groeit ook hard doordat steeds meer mensen in de wereld zich een luxere levensstijl kunnen veroorloven en graag vlees eten. Om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar vlees, is meer veeteelt nodig – waardoor ook de vraag naar veevoergewassen zoals soja sterk groeit. Voor iedere kilo vlees zijn vele kilo’s veevoeder nodig.
Grondstoffen voor windmolens
Een tweede manier waarop hernieuwbare energie in rijke landen consequenties voor ontwikkelingslanden kan hebben, is de stijgende vraag naar grondstoffen voor de productie van windmolens, zonnepanelen en accu’s. Voor de productie van elektronica zijn zeldzame metalen nodig. Denk naast koper en tin aan neodymium voor windmolens, lithium en kobalt voor accu’s.
Van de zeldzame metalen komt 85 procent uit China. Bijna al het kobalt komt uit Congo. Een derde van de wereldwijde tinproductie is afkomstig van de Indonesische eilanden Bangka en Billiton.
Enerzijds biedt de vraag naar deze metalen belangrijke economische kansen voor ontwikkelingslanden, anderzijds gaat de winning te vaak ten koste van mensenrechten, de leefomgeving en de lokale natuur. Nu al zijn de visgronden rondom Bangka en Billiton vrijwel vernietigd door de winning van tin en zijn vissers daardoor hun bron van inkomsten kwijt.
In Congo gaat de kobaltdelving gepaard met grove mensenrechtenschendingen. Zo werken naar schatting 35.000 kinderen in kobaltmijnen onder zeer gevaarlijke en ongezonde omstandigheden. In de vele illegale Indonesische tinmijnen is het leven niet veel beter.
Nederland kan echter een voortrekkersrol spelen bij de verduurzaming van grondstoffenketens voor hernieuwbare energie. Dat heeft een wereldwijd effect: we geven mensen in ontwikkelingslanden kans op een beter bestaan en verkleinen het risico dat de toevoer van grondstoffen voor hernieuwbare energie op termijn stokt.
Internationale verdragen zijn het meest effectief om grondstoffenketens te verduurzamen, maar het duurt jaren of zelfs decennia om op wereldwijd niveau bindende afspraken te maken. Daarom kan Nederland beter direct met de belangrijkste exporterende landen overeenkomen hoe zij grondstoffen voor hernieuwbare energie kunnen produceren met aandacht voor mens en milieu.
Dergelijke afspraken kunnen zich bijvoorbeeld vertalen in kwaliteitsstandaarden geborgd door nationale wetgeving in exporterende landen en in Nederland. Een voorbeeld van zo’n bilaterale aanpak is het Noorse Internationale Klimaat- en Bosinitiatief. Dit initiatief, dat al tien jaar bestaat, heeft als doel om landen te ondersteunen bij de ontwikkeling en bescherming van hun bossen.
Bij sommige grondstofketens zijn de duurzaamheidsproblemen onoplosbaar gebleken. Dan is een verbod of moratorium op import meer geschikt, bijvoorbeeld bij palmolie.
De president van Indonesië reageerde twee jaar geleden op de voortdurende uitwassen in de sector met een moratorium op nieuwe vergunningen voor palmolie (denk aan: brandstichting in tropische oerwouden om landbouwgrond voor palmolie te creëren). Nederland zou zijn voorbeeld moeten volgen en een verbod op de import van palmolie moeten instellen.
Pijler 2: Steun ontwikkelingslanden met geld en technologie
Om de energietransitie óók in ontwikkelingslanden mogelijk te maken, is in het Klimaatakkoord van Parijs afgesproken dat rijke landen ontwikkelingslanden vanaf 2020 met jaarlijks honderd miljard dollar ondersteunen.
Ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib waarschuwde vorig jaar al dat de werkelijke bijdragen tot nu toe tot wel 80 procent onder de doelstelling liggen. De Algemene Rekenkamer heeft de bijdrage van Nederland vastgesteld op 1,25 miljard euro per jaar vanaf 2020. Nederland heeft deze bijdrage echter nog niet beschikbaar gesteld.
Bovendien rekent Nederland op een oneerlijke manier private investeringen mee, stelt Oxfam Novib terecht. Van de 1,1 miljard euro die Nederland voor 2020 opvoert aan klimaatfinanciering, gaat het voor 550 miljoen euro om private investeringen in vooral zonnepanelen en windenergie. De allerarmsten in ontwikkelingslanden hebben hier niets aan. Zij hebben financiering nodig voor dijken, stevigere huizen en droogtebestendige gewassen.
Nederland moet haar afspraken nakomen en bovendien duidelijkheid verschaffen over de verhoging van haar bijdrage vanaf 2025. Op basis van financiële toezeggingen op de lange termijn kunnen landen dan langetermijninvesteringen doen, bijvoorbeeld voor infrastructuur zoals dijken of windparken.
Van alle dodelijke slachtoffers van klimaatverandering viel de afgelopen vijftig jaar 70 procent in de armste landen ter wereld. Bij de recente overstromingen in Mozambique, een land waar bijna de helft van de inwoners onder de armoedegrens leeft, vielen niet alleen 733 doden, maar werden 1,7 miljoen mensen getroffen door het verlies aan landbouwgrond, huizen, scholen en gezondheidscentra. Paradoxaal genoeg ontvangen juist de armste landen nog geen twintig procent van het geld dat door de VN is beloofd.
Toegang tot klimaattechnologie
Maar het zou nog beter zijn om ontwikkelingslanden te helpen bij de omslag naar een duurzame economie door hen volledige toegang te geven tot onze klimaattechnologie en innovaties. Dat dient twee doelen: de productiekosten dalen wanneer klimaatvriendelijke technische producten, zoals zonnepanelen wereldwijd, - en dus op grote schaal - worden toegepast; en ten tweede steunen rijke landen zo de lokale economie in ontwikkelingslanden.