De interviewer en vele anderen sabelden deze vervolgens verontwaardigd neer als evidente leugens en onwaarheden. Conway sprak later van ‘alternatieve informatie’ en meende dat dergelijke publieksaantallen onmogelijk met zekerheid kunnen worden vastgesteld.
In een radio-interview van februari 2018 stelde zij dat professionele fact-checkers doorgaans politieke liberals zijn die selectief te werk gaan, terwijl “Americans are their own fact-checkers. People know, they have their own facts and figures, in terms of meaning which facts and figures are important to them”. Dus volgens haar hebben ‘de mensen’ wel degelijk recht op hun eigen feiten.
Het is wederom verleidelijk om hier een tegenstelling te zien tussen (onze) goede, feitengeladen en (hun) slechte, feitenvrije politiek. Maar het gaat hier eerder om een tegengestelde opvatting over wat feiten zijn en wat zij doen. Het belangrijkste in Spicers bewering is niet zozeer de inhoud ervan (we kennen Trumps kinderachtige wil om in alles de grootste, beste etc. te zijn), maar het stopwoordje ‘period’: een letterlijke discussiestopper. Conways ‘alternatieve feiten’ moesten dienen als bouwstenen van een verhaal waaraan niet kon en mocht worden getwijfeld.
Maar komt de knee-jerk reactie van de CNN-interviewer daar niet dicht bij in de buurt? Heeft het traditionele beroep op de objectieve feiten (die ‘voor zich spreken’) ook niet veel weg van een discussiestopper?
Misschien is het vloeken in de kerk (dat doe ik overigens graag), maar is het mogelijk om ‘alternatieve feiten’ serieuzer te nemen, meer ruimte laten voor het bestaan ervan? Want eigenlijk staan zij voor alternatieve waarheden, voor werelden die niet langer in contact staan met de onze. Zij staan voor het afkalven van onderling vertrouwen en van een basis van gemeenschappelijkheid; voor het (versoberende, misschien tragische) besef van de diepte van de kloven waardoor mensen worden gescheiden, die niet eenvoudig met rationele middelen te overbruggen zijn.
Volumeknop
Dat betekent dat we beter ons best moeten doen om andersdenkenden van ons gelijk te overtuigen, zonder ons te beroepen op dooddoeners zoals ‘de feiten spreken voor zich’. Nee: wij spreken voor onszelf! ‘Het is een feit dat…’ is vaak niet meer dan een epistemologisch schouderklopje, een verheffing van stem, een draai aan de volumeknop.
De rede, de wetenschap of de feiten dwingen niet; het zijn altijd mensen die andere mensen dwingen. ‘Harde’ gegevens worden altijd ‘gegeven’ door mensen die er meteen een hard verhaal bij vertellen. Het beroep op de feiten is daardoor vaak een slinkse manier om anderen te intimideren en het zwijgen op te leggen. En laat dat nou precies zijn wat populisten met hun ‘alternatieve feiten’ beogen te doen.
Feiten zijn eerder ‘korte verhaaltjes’, die passen in grotere verhalen, die op hun beurt altijd normatief en politiek geladen zijn. Het zijn geen ‘dingen’ die een betoog in beton gieten, maar een ander soort argumenten. Ze spreken nooit voor zich, maar hebben altijd woordvoerders nodig die tevens belanghebbenden zijn. Dat betekent dat waarheid en macht, wetenschap en politiek, feiten en waarden veel nauwer verwant zijn dan vaak wordt gedacht.
Is dat erg? Welnee, er is wel degelijk leven na de waarheid.
In de strijd tegen het nieuwe absolutisme is de postmoderne waarheidskritiek relevanter dan ooit. In plaats van te klagen over de post-truth society, kunnen we beter een eigen democratisch-pluralistische versie van post-truth formuleren en verdedigen. We kunnen op vele manieren naar de werkelijkheid kijken, en moeten daarom zoveel mogelijk verschillende perspectieven verzamelen en met elkaar in verbinding brengen. Zoals Nietzsche schreef: “’...hoe meer affecten we over een zaak aan het woord laten, hoe meer ogen, verschillende ogen, we voor dezelfde zaak weten te gebruiken, des te vollediger zal ons “begrip” van deze zaak, onze “objectiviteit” zijn’”.
Voor de absolutisten is echter Eénoog Koning. Tegenover hun ‘alternatieve feiten’ moeten wij de onze beter bewapenen, politieke kracht bijzetten, want ze spreken niet voor zich. In plaats van ons te laten dragen door de waarheid (met een grote of kleine letter), moeten we feller opkomen voor onze waarden: eerlijkheid, pluralisme, generositeit, bereidheid tot zelfkritiek.
Als we erkennen dat de waarheid altijd precair is en nooit absoluut, wordt waarachtigheid van cruciale betekenis voor de onderlinge communicatie en het vertrouwen in elkaar. Waarachtigheid gaat zowel over nauwkeurigheid (denk aan de coronacijfers!) als over eerlijkheid (dat je meent wat je zegt). Het veronderstelt een besef van onzekerheid: de bereidheid om te erkennen dat de ander ook (voor een deel) gelijk kan hebben. Dat is niet alleen een deugd van individuele burgers, maar ook een deugd die moet worden verankerd in het democratische systeem. Want democratie is niet de organisatie van de waarheid, maar eerder de organisatie van de twijfel.