Deze aanpak houdt het safe harbour-beginsel uit de Europese wetgeving voor digitale dienstverlening overeind. Volgens dit beginsel zijn platforms niet aansprakelijk voor de inhoud die hun gebruikers plaatsen, tenzij ze weten dat deze inhoud illegaal is en er niet ‘prompt’ tegen optreden.
Daardoor wordt de vrijheid van meningsuiting beschermd: zonder safe harbour zouden platforms alle berichten van hun gebruikers vooraf moeten controleren. De regel die wij voorstellen, verplicht de platforms om naast illegale inhoud, zoals racistische haatzaaierij, ook desinformatie aan te pakken – zonder voorafgaande censuur. Het inschakelen van onafhankelijke factcheckers, zoals journalisten of universitaire onderzoekers, voorkomt dat het platform zelf of de politiek gaat bepalen wat wel en niet desinformatie is.
Het plaatsen van factchecks bij onware of misleidende berichten, gekoppeld aan het verminderen van het bereik van accounts – waaronder bots – die recidiveren in desinformatie, is beter te verenigen met de vrijheid van meningsuiting dan het verwijderen van berichten die desinformatie bevatten.
De Europese Commissie werkt op dit moment aan een Digital Services Act die de regels voor digitale platforms bij de tijd moet brengen. Dat biedt een kans om desinformatie beter aan te pakken.
Sterkere journalistiek
Wetgeving voor de platformdemocratie is niet compleet zonder maatregelen om journalistieke media te versterken – zowel hun bestaansmiddelen als hun bereik in de digitale wereld. Journalistiek nieuws helpt tegen polarisatie, filterbubbels, manipulatie en desinformatie. Journalisten brengen nuance aan, prikken leugens door en attenderen ons op feiten en meningen die anderen voor ons verborgen willen houden. Dat vloeit voort uit hun beroepsethiek.
Een goede journalist is waarheidsgetrouw en onpartijdig, verifieert feiten, gebruikt meerdere bronnen, pleegt wederhoor en rectificeert zijn of haar vergissingen. Veel redacties hebben een statuut dat hun onafhankelijkheid garandeert en laten de zorgvuldigheid van hun werk toetsen door een onafhankelijke klachteninstantie – in Nederland is dat de Raad voor de Journalistiek (ROB).
We kennen in Nederland gelukkig nog een sterk en divers medialandschap. Daarvan is de publieke omroep een belangrijk onderdeel, zo constateert de ROB: “De publieke omroep brengt de grote diversiteit aan opinies in Nederland in beeld en geeft via radio, tv en internet ruimte voor ontmoeting en dialoog.”
Het is niet toevallig dat een radicaalrechtse partij als Forum voor Democratie de sloophamer wil loslaten op de publieke omroep.
Volgens de Mediawet moeten omroeporganisaties een redactiestatuut hebben dat zowel hun onafhankelijkheid als de journalistieke ethiek waarborgt. Toen commerciële omroepen hun intrede deden, besloten regering en parlement dat ook deze over een redactiestatuut moeten beschikken.
Nu sociale media voor een deel van de Nederlanders de voornaamste nieuwsbron vormen, ligt het voor de hand om ook deze platforms – althans de grote, zoals Facebook, Twitter en YouTube – als nieuwsorganisaties te gaan beschouwen. Dat betekent niet dat ze zelf journalistiek moeten gaan bedrijven, maar wel dat nieuws uit een gevarieerde reeks van journalistieke bronnen een gegarandeerde plaats krijgt in de tijdlijn van gebruikers. We zagen dat YouTube er al mee is gestart.
Transparantie is hierbij essentieel: de selectie van nieuwsberichten moet inzichtelijk zijn, net als de lijst met journalistieke bronnen die een platform hanteert. De toegankelijke nieuwsvideo’s die de publieke omroep publiceert, lenen zich er bij uitstek voor om gepusht te worden op sociale media.