De coronacrisis is in meerdere opzichten een trendbreuk. Commerciële banken en financiële instellingen waren nu eens niet de oorzaak van de ontstane crisis, maar onderdeel van de oplossing. Als de financiële sector namelijk één ding heeft laten zien, is dat zij een vangnet kan bieden aan een economie die plotseling keihard op de rem trapt.

Commerciële banken vangen momenteel verliezen op en verdelen deze pijn over meerdere investeerders. Via kredieten en uitstel van betaling verschaffen ze de nodige financiële lucht aan noodlijdende bedrijven en andere schuldenaars.

Het is een gemiste kans dat de sector de maatschappij pas te hulp schiet nu we te maken hebben met een acute, zeer zichtbare crisis. Want ook bij de bestrijding van die soms minder zichtbare, maar minstens zo urgente klimaatcrisis kan de financiële sector een hoofdrol spelen.

    “ Zowel klimaatverandering zelf als het beleid om klimaatverandering tegen te gaan bedreigen het huidige verdienmodel van financiële instellingen ”

    Helaas laat de sector het op dit punt afweten, met een dubbel eigen risico tot gevolg: zowel de klimaatverandering zelf als het beleid om klimaatverandering tegen te gaan, bedreigen het huidige verdienmodel van financiële instellingen.

    Door bij te dragen aan de klimaatopgave kan de sector echter nieuwe verdienmodellen aanboren en haar positie én reputatie versterken. Financiële instellingen kunnen er daarnaast voor zorgen dat overheden, bedrijven en huishoudens zo min mogelijk te lijden hebben onder de economische gevolgen van de klimaatverandering en het tegengaan ervan.

    Door de juiste kredieten te verschaffen en de financiële verliezen op te vangen en te verdelen onder de sterkste investeerders, kan de financiële sector de klimaattransitie bovendien zelfs versnellen in plaats van vertragen.

    Klimaat kost geld

    De transitie naar een duurzame samenleving is naast een maatschappelijke uitdaging ook een enorme financieringsopgave. Om de huidige klimaatdoelen te halen, is een substantiële toename van de hoeveelheid duurzame investeringen nodig: jaarlijks circa 30 miljard euro in Nederland en 260 miljard euro in de EU, becijferden het Planbureau voor de Leefomgeving en de Europese Commissie.

    Voor een groot deel komt deze financieringsbehoefte voort uit duurzame initiatieven die nauwelijks marktconform te financieren zijn vanwege hoge risico’s, kleine schaal of onbekende verdienmodellen. Denk hierbij aan het energieneutraal maken van koopwoningen of buurten die als coöperatie hun eigen energievoorziening verduurzamen. Overheidssubsidies zullen een deel van deze financieringsopgave kunnen invullen, maar ook private investeringen zijn hiervoor onmisbaar.

    Fossiel is aantrekkelijker

    Het huidige monetair-financieel systeem belemmert private partijen echter om duurzame te investeren. Deze belemmeringen bevinden zich op drie vlakken: een onwenselijke verdeling van investeringen, gebrekkige weerbaarheid van het systeem en het ontbreken van sturing op ontwikkelingen op de lange termijn.

      Illustratie euroteken
      Illustratie: Farhad Foroutanian

      De problemen op het eerste vlak liggen het meest voor de hand: zonder een stevige prijs voor de gevolgen van CO2-uitstoot worden investeringen in fossiele activiteiten financieel aantrekkelijker dan maatschappelijk gezien wenselijk is.

      Tegelijkertijd zijn duurzame investeringen zoals innovatieve technologieën, kleinschalige initiatieven en projecten met een zeer lange terugverdientijd nog niet aantrekkelijk genoeg voor de doorsnee marktpartij. Voor de risicovolle investeringen is meer risicodragend vermogen nodig, voor kleinschalige projecten en projecten met nieuwe verdienmodellen meer maatwerk.

      Niet weerbaar

      Daarnaast is het huidige systeem onvoldoende weerbaar. Samen met kredietnemers en overheden overschatten financiële instellingen vaak de economische ontwikkelingen: zo verstrekken ze te veel kredieten in goede tijden en juist te weinig in slechte. Hierdoor stijgt de private schuldenlast enorm, waardoor bedrijven en huishoudens minder goed in staat zijn om zelf financiële klappen op te vangen en te investeren in verduurzaming.

      De afgelopen maanden zagen we juist het tegenovergestelde. Wel moesten toezichthouders banken oproepen om te stoppen met het uitkeren van dividend om zo hun buffers te vergroten. Dit zou echter de normale gang van zaken moeten zijn.

      Daarnaast zijn financiële instellingen kwetsbaar omdat zij nu collectief dezelfde risico’s nemen. Om dit tegen te gaan, is een meer diverse financiële sector nodig, met instellingen die verschillen in grootte, locatie en specialisatie. Met hogere buffers, meer diversiteit en betere remmen op de kredietverstrekking in tijden van economische groei wordt het monetair-financieel systeem weerbaarder, zodat het overheden, bedrijven en huishoudens die willen investeren in verduurzaming beter kan beschermen tegen economische tegenvallers.

      Waan van de dag

      Terwijl de energietransitie bij uitstek om een langetermijnvisie vraagt, laten de belangrijke partijen in het huidige systeem zich steeds nadrukkelijker leiden door de waan van de dag op de financiële markten. Los van de grotere onzekerheid die marktpartijen ervaren bij investeringen die zich pas in de verre toekomst uitbetalen, lijken ook overheden en toezichthouders nauwelijks belang te hechten aan de lange termijn. Zo kijken financiële stresstests vaak niet verder vooruit dan een jaar of vijf.

      “ Als zelfs pensioenfondsen vooral sturen op de dekkingsgraad in het huidige jaar, blijven er nauwelijks geschikte fondsen over voor de financiering van duurzame projecten op de lange termijn ”

      Ook de afgelopen maanden lijkt het erop dat overheden en toezichthouders financiële stabiliteit nastreven als een statisch in plaats van een dynamisch evenwicht: het crisisbeleid lijkt vooral gericht op de bescherming van de status quo in plaats van het faciliteren van een geleidelijke transitie. In crisistijd is overheidsbeleid er immers altijd op gericht om bestaande bedrijven overeind te houden op basis van hun vroegere verdienvermogen, zonder dit te toetsen aan bijvoorbeeld de klimaatdoelen.

      Dit zagen we in de financiële crisis, maar de kabinetsreactie op de coronacrisis gaat vooralsnog precies dezelfde kant op. Het probleem is niet zozeer een gebrek aan vermogen dat voor lange termijn vaststaat (denk aan de pensioenen), maar dat zelfs deze zogeheten geduldige vermogens onderhevig zijn aan de prikkel om winst te maken op de korte termijn.

      Als zelfs pensioenfondsen voornamelijk sturen op de dekkingsgraad in het huidige jaar en overheden investeren in het behouden van bestaande sectoren en bedrijven, dan blijven er vrijwel geen geschikte fondsen over voor de financiering van duurzame projecten op de lange termijn.

      Drie scenario’s voor de lange termijn

      Hoe zou een klimaatproof monetair-financieel systeem eruit kunnen zien? Globaal onderscheiden we drie mogelijke scenario’s: grotendeels doorgaan op dezelfde weg, radicale hervormingen binnen het systeem en een fundamentele systeemwijziging.

      • Een fundamentele systeemwijziging kan de vorm krijgen van een variant op het publiekgeldsysteem zoals voorgesteld door onder meer het burgerinitiatief Ons Geld: mensen krijgen de gelegenheid hun geld veilig te stallen bij een publieke bank zoals de Volksbank, die niet speculeert met hun geld, die niet kan omvallen en waarbij het spaargeld in veilige handen is. In dit nieuwe systeem kunnen commerciële banken geen geld meer scheppen door schulden uit te geven, of wordt het publieke monopolie van de centrale bank juist losgelaten.
         
      • Radicale hervormingen binnen het huidige systeem kunnen bestaan uit sterkere remmen op de kredietverstrekking van financiële instellingen en meer sturing op private investeringen van bijvoorbeeld klimaatmaatregelen. Voorbeelden zijn de invoering van klimaatbuffers (extra buffers voor fossiele investeringen), het oprichten van een publieke depositospaarbank of betaalrekeningen bij de centrale bank, of het gelijktrekken van de behandeling van eigen en vreemd vermogen.
         
      • Doorgaan op dezelfde weg zou voornamelijk hervormingen langs de huidige structuren betekenen, maar dan met iets andere prikkels. De voltooiing van de Europese bankenunie is een goed voorbeeld. Het lijkt zinnig om de risico’s in de financiële sector op Europees niveau te delen zodat individuele staten niet ten onder gaan aan hun eigen falende sector. De structuur blijft echter vrijwel hetzelfde.

      Korte termijn

      Het is nog te vroeg om te bepalen welke van deze scenario’s te verkiezen is en of een fundamenteel ander systeem daadwerkelijk nodig is. Daarvoor is nog veel verder onderzoek (en vooral experimenten!) nodig. Een fundamentele systeemwijziging brengt bovendien veel risico’s met zich mee, risico’s die de transitie naar een duurzame samenleving juist kunnen hinderen.

      Op de korte termijn zijn echter enkele radicale hervormingen – binnen het huidige systeem – nodig om ervoor te zorgen dat het financieel-monetair systeem de klimaattransitie niet langer vertraagt.

      1. Minder krediet, meer buffers

      Ten eerste moeten we de kredietverlening van de financiële sector beperken. Enerzijds door ervoor te zorgen dat banken minder uit kunnen lenen, anderzijds door te zorgen dat bedrijven en huishoudens minder wíllen lenen. Voor dat eerste moeten de vereiste buffers flink omhoog; het liefst geleidelijk, zodra de economische omstandigheden het toelaten, met een verdubbeling van de huidige buffers als einddoel.

      Een deel van deze hogere buffers moet vervolgens afhankelijk zijn van de klimaatrisico’s om fossiele investeringen minder aantrekkelijk te maken. Om het tweede te bereiken moet het voor zowel bedrijven als huishoudens veel minder aantrekkelijk worden om schulden aan te gaan. Eigen en vreemd vermogen moet op termijn dus volledig gelijk worden behandeld. Dankzij de lage rentes zijn de huidige omstandigheden hiervoor ideaal.

      2. Diversiteit

      Ten tweede moet de financiële sector diverser worden. Zo moeten overheid en toezichthouders actief ruimte bieden aan nieuwe financieringsvormen door hen zowel (tijdelijke) financiële voordelen te geven als meer proportioneel toezicht. Hoe minder (grote) activiteiten een instelling onderneemt, des te lichter moeten de toezichtlasten zijn.

      Daarnaast is op EU-niveau streng en proactief mededingingsbeleid van belang, zodat er geen onhoudbaar grote financiële instellingen ontstaan. Dit kan aan de hand van maatstaven voor het balanstotaal of het aandeel in bepaalde (deel)markten. Toezichthouders moeten dan instrumenten hebben om te sterke conglomeratie zowel te ontmoedigen (via belastingen of toezichtlasten) als achteraf terug te dringen (via het opbreken van conglomeraten).

      Juist nu sommige banken vroeg of laat verliezen moeten nemen op leningen aan huishoudens en bedrijven is de kans op een Europese fusiegolf groot. Europese toezichthouders moeten deze het hoofd kunnen bieden.

      3. Publieke sturing

      Ten derde moet er meer ruimte komen voor publieke sturing in het monetair-financieel systeem. Houd de genationaliseerde Volksbank in publieke handen en gebruik deze als voorbeeld- en experimenteerbank. Richt daarnaast een depositospaarbank op of experimenteer met het creëren van een rekening bij de Centrale Bank. Zo kan de overheid de publieke wensen en waarden verankeren in de sector.

        “ Houd de genationaliseerde Volksbank in publieke handen en gebruik deze als voorbeeld- en experimenteerbank ”

        Daarnaast moeten publieke investeringen meer ruimte krijgen. De beoogde rol van Invest-NL, het aangekondigde publieke investeringsfonds, is hier een goed voorbeeld van. Het is van groot belang dat overheden op grote schaal investeren in technieken voor de toekomst, zeker in de niet-marktconforme investeringen (want te risicovol, te klein of te nieuw).

        Het is juist goed als overheden hiervoor hun schulden laten oplopen: de markt schreeuwt immers om meer publieke investeringen en is inmiddels bereid om geld toe te leggen op leningen aan de Nederlandse en Duitse overheid. Een hogere publieke schuld geeft de overheid daarnaast ruimte om te blijven investeren, waardoor inkomsten voor huishoudens en bedrijven op peil blijven en zij de ruimte krijgen om hun schulden af te bouwen.

        De overheid zou dit ook actief moeten stimuleren via investeringen in schuldhulpverlening of, wat radicaler, directe inkomenssteun voor mensen met relatief veel schulden. Uiteindelijk brengt de overheid de economie zo in rustiger vaarwater en plaveit ze de weg voor een stabielere, meer duurzame economie.

        - What’s in a name: geldstelsel of monetair-financieel systeem? -

        Het geldstelsel omvat alle transacties die in geld worden afgehandeld, zowel in girale (geld op betaal- en spaarrekeningen) of contante vorm. In dit stelsel spelen centrale banken en geldscheppende commerciële banken een belangrijke rol.

        Het monetair-financieel systeem omvat naast centrale banken en commerciële banken ook alle andere financiële instellingen die investeringen doen, handelen op financiële markten of transacties faciliteren. Hoewel de eerste definitie gangbaar lijkt in de publieke discussie, biedt de tweede een betere beschrijving van de reikwijdte die relevant is voor de transitie naar een duurzame samenleving.

        Het gedrag van pensioenfondsen en andere financiële instellingen is hierbij immers ook van groot belang. Overigens verandert de reikwijdte van het begrip geldstelsel ook met de gekozen definitie van geld: transacties vinden binnen de economie soms ook plaats in de vorm van aandelen of andere financiële producten, zonder dat daar een bank aan te pas komt, dus dergelijke financiële producten vallen ook onder een zeer brede definitie van geld. 

        Wetenschappelijk Bureau GroenLinks publiceerde in 2020 het onderzoeksrapport Herziening van ons geldstelsel. Naar een duurzaam en weerbaar monetair-financieel systeem met daarin een aantal concrete voorstellen voor een duurzamer, stabieler geldstelsel.