Actieplan tegen regionale ongelijkheid
Als ik als kind uit moest uitleggen waar ik woonde, zei ik altijd ‘naast Peerke Donders’. Aan de andere kant van het weiland naast ons huis - Tilburg eindigde hier - is het kleine wevershuisje herbouwd waar Peerke geboren werd in 1809. Er staat een weefgetouw dat een kamer bijna helemaal vult.
Zo zag de textielindustrie eruit begin negentiende eeuw, hier op de arme zandgronden waar praktisch alleen schapen gedijden. Peerke werd missionaris en held in Suriname en is ‘zalig’ de katholieke geschiedenis in gegaan.
Tegen de tijd dat hij aan gene zijde van de oceaan stierf, was Tilburg gegroeid van een paar duizend zielen naar een stad met bijna tweehonderd fabrieken en bijbehorende legers arbeiders. Geen thuiswevers meer in kleine plattelandshuisjes, maar proletariaat in nieuwe stadswijken.
Inmiddels is de (textiel)industrie naar Azië weggetrokken. De Nederlandse economie maakte de draai naar een kenniseconomie. De ‘diensten- en kennisfabrieken’ van nu - denk aan adviesbureaus, ICT en de financiële sector - hebben grote behoefte aan hoogopgeleide mensen en aantrekkelijke ontmoetingsplekken.
Zowel mijn geboortestad Tilburg als mijn huidige woonplaats Utrecht maakten die draai mee (mede) dankzij een universiteit op eigen bodem. Niet alle steden en regio’s in Nederland hadden dat geluk. Voor de arbeiders van weleer zijn er intussen steeds minder banen in de landbouw en de fabrieken, en mbo-banen worden in toenemende mate weggeautomatiseerd.
Aantrekkingskracht
Langs welke scheidslijnen loopt de regionale ongelijkheid? Drie aspecten bepalen in ieder geval de aantrekkelijkheid van een stad of regio: een universiteit of hogeschool, een mooie (historische) omgeving en een goede (OV-)bereikbaarheid.
Amsterdam en Utrecht scoren op alle drie een vinkje; Zwolle en Amersfoort compenseren het gebrek aan een universiteit ruimschoots op de andere twee aspecten; en Tilburg en Eindhoven compenseren met een universiteit en hippe stedelijke ontwikkeling (Spoorzone en Strijp S bijvoorbeeld) hun gebrek aan schilderachtig decor. Emmen en Lelystad hebben het nakijken.
Wat aantrekkingskracht definieert in onze kenniseconomie, versterkt zichzelf. Hoe aantrekkelijker, hoe kansrijker en beter opgeleid de bevolking, hoe meer goedbetaalde banen, hoe meer draagkracht voor voorzieningen, hoe meer intercitystations, wat weer leidt tot meer aantrekkingskracht.
De keerzijde: een overspannen woningmarkt met dure woningen, waardoor mensen zonder kapitaal aangewezen zijn op regio’s met minder kans op werk. De NOS presenteerde eind april een kaart met de wachttijden voor sociale huurwoningen: een stevige dieprode band liep van de regio Utrecht via Amsterdam en omgeving naar Hoorn en Enkhuizen, en verder pieken rond Groningen, Zwolle, Deventer, Zutphen, een deel van de Brabantse steden en Maastricht.
In een regio met minder voorzieningen, minder ‘sjeu’ in de culturele sfeer en minder middelen om te investeren in alles wat het leven de moeite waard maakt, trekken mensen weg. Vooral hoogopgeleiden en jongeren vertrekken uit perifere regio’s. In de uiterste randen van het land is sprake van krimp en leegstand. Deze gebieden vergrijzen sneller, scholen sluiten, en hbo-ers vormen de lokale ‘elite’.
Hans Kuipers, gedeputeerde voor GroenLinks in Drenthe, ziet dat het moeilijk is om huisartsen of verplegend personeel te trekken - juist extra van belang in een vergrijzende regio - maar ook cultuurmakers of ambtenaren.
‘Spiky world’
Mensen met een lagere opleiding trekken over het algemeen minder snel weg uit hun eigen regio. Op de moderne ‘huwelijksmarkt’ zoeken mensen van een vergelijkbaar opleidingsniveau elkaar op. Alles bij elkaar ontstaat hierdoor een toenemende ruimtelijke segregatie. Jonger, goed opgeleid en kapitaalkrachtig in de steden; vergrijsd, weinig opgeleid en minder bemiddeld in de regio.
Werkloosheid en armoede, die in sommige regio’s toch al van generatie op generatie worden doorgegeven, zijn in deze vicieuze cirkel nog moeilijker te bestrijden.
Een ‘spiky world’ noemt de Amerikaanse socioloog Richard Florida dit: een land waar het verschil tussen economisch florerende regio’s en de rest steeds groter wordt. Niet een specifiek Nederlands fenomeen dus.
In zijn boek The rise of the creative class and how it’s transforming work, leisure and everyday life uit 2002 stak hij de loftrompet uit over de opkomst van kennissteden in de VS. In The new urban crisis: how our cities are increasing inequality, deepening segregation, and failing the middle class - and what we can do about it uit 2017 was hij niet meer zo enthousiast. Het succes van de slimme steden leidt volgens hem onvoldoende tot het zogeheten ‘trickle down effect’; andere regio’s en lager opgeleiden profiteren te weinig mee.