Wanneer word je vluchteling?

Lopend over het festival vandaag en luisterend naar alle verhalen van en over vluchtelingen, moest ik weer denken aan mijn vriend Zjelko, die in 2009 onverwacht stierf. Ik zie weer die melancholieke Balkanogen, waarmee hij me tijdens onze eerste gesprekken aankeek. Het was midden in de Bosnië-oorlog en hij was net uit Sarajevo gevlucht. Hij vertelde hoe hij op een morgen buiten kwam en ontdekte dat geen enkel gebouw waarin de ziel van de stad had gewoond, nog overeind stond.

De bibliotheek was in puin geschoten, de schouwburg eveneens. “Op dat moment was ik een vreemdeling in mijn eigen stad geworden”, zei hij. “Weet je”, zei hij, “jullie in het Westen denken dat je niets kan gebeuren, dat die rare lui op de Balkan elkaar gewoon weer eens afmaken. Maar ik dacht hetzelfde. Ik dacht dat ons multiculturele Sarajevo niet kapot te krijgen was. Maar beschaving is flinterdun, voor je het weet ben je de grens naar barbarij overgestoken.”

Zeljko Vukovic vluchtte naar Noorwegen. Hij schreef boeken en werkte als journalist. Jaren na de oorlog begon hij te pendelen tussen Belgrado en Oslo en had het zwaar als journalist, omdat onafhankelijke media in Servië nog altijd schaars zijn en Zjelko nog altijd kritisch was. In 2009 betaalde hij de tol voor zijn zware bestaan: hij stierf aan een hartaanval.

Nog steeds treur ik om hem, om zijn blauwe ogen en zijn scherpe tong. En ik bedenk dat zijn opmerking over beschaving en barbarij vandaag dichter bij me staat dan tijdens de Bosnië oorlog in de jaren negentig, nu ook onze eigen multiculturele, of zo u wil, pluralistische identiteit onder de druk van populisme en toenemend nationalisme staat.

Op welk moment begint een bestaan als vluchteling? Je zou kunnen zeggen: op het moment dat anderen een beeld maken van wie jij bent: de vijand, de kakkerlak, de untermensch, enzovoort. Uitsluiting en geweld begint met het ontwerpen van een vaststaand, gestold beeld van de ander.

Over de manier waarop zo’n beeld langzaam, heel langzaam, vorm krijgt, heeft de Zwitserse schrijver Max Frisch in 1961 een toneelstuk geschreven. In Andorra – een fictief land –  vertelt hij hoe een jongeman te gronde gaat aan het beeld dat hem wordt opgelegd door anderen. De Andorranen houden Andri voor een jood, hoewel hij dat niet is. Zijn vader introduceerde hem ooit in het dorp als gered joods jongetje uit een naburig land waar een burgeroorlog woedde, om een amoureuse affaire te bedekken.

Door de jaren heen gaat Andri zich identificeren met de kenmerken die meer en meer aan zijn fictieve joods zijn worden toegedicht, onder de invloed van het antisemitische buurland. Hij betrapt zich er steeds op dat hij voortdurend aan geld denkt en begint zelf te geloven dat hij laf is en het eeuwige slachtoffer.

Als de antisemitische Zwarten dan tenslotte het land binnenvallen wordt Andri gedeporteerd zonder dat iemand hem verdedigt. Als achteraf bekend wordt dat hij geen jood was, vindt iedereen wel een reden om zichzelf vrij te pleiten. Zo blijkt uit dit toneelstuk van Max Frisch dat beelden allesbehalve onschuldig zijn. Beelden kunnen doden. En dat is een les die we in onze huidige beeldcultuur voortdurend voor ogen zouden moeten hebben.

Op welk moment begint een bestaan als vluchteling? Bij Zjelko Vukivic begon het toen hij besefte dat hij een vreemdeling was geworden in zijn eigen stad. Hij was zijn thuis verloren nog voor hij fysiek vertrok. Het beeld van wie hij zelf was en van de plek waar hij zich thuis voelde, vielen uit elkaar, omdat anderen, die de macht hadden te definiëren wie hij was en wat zijn wereld was, besloten dat zijn beeld van de werkelijkheid had afgedaan.

Sarajevo was geen multiculturele stad meer, maar viel uiteen langs etnische scheidslijnen. Zjelko verzette zich tegen het beeld dat je of Servisch of Kroatisch was, hij verdedigde zijn multi-etnische en multiculturele identiteit. Tevergeefs. Wie weigerde te kiezen en de ander tot vijand te bestempelen, werd zelf tot vijand en vogelvrij. Zjelko moest weg.

Op welk moment begint een bestaan als vluchteling? Ik zou zeggen: op het moment dat de ander een gestold beeld van je maakt, jouw identiteit vastlegt in een eendimensionaal beeld, dat gemakkelijk kan verworden tot een wegwerpidentiteit en jijzelf tot een wegwerpmens. Op dat moment kiept een beschaafde samenleving om en verwordt tot barbarij. 

Kun je dit moment grijpen en keren? Alleen wanneer we bewuster leren om te gaan met beeldvorming. Een oude religieuze traditie zou ons hierin de weg kunnen wijzen. Ik doel op het beeldverbod, dat zowel in jodendom, christendom als islam bekend is.  

De laatste tijd komt dit verbod voornamelijk in het nieuws als er weer een cartoon is gemaakt die mensen de gordijnen in heeft gejaagd. Het wordt ingezet als een voorbeeld van de achterlijkheid van religie, die geen kritiek verdraagt. Maar er is ook een positieve interpretatie mogelijk. 

Het gebod om geen beeld van een ander te maken, betekent allereerst de erkenning dat je van de ander in feite geen beeld kunt maken, omdat een mens nooit te vatten is in één dimensie of één trefwoord. Een beeld doet altijd tekort. Een beeld reduceert de ander in feite tot onderwerp van je eigen voorstellingen over die ander. Negatieve of positieve, maar altijd jouw ideeën. Beelden zijn wat dat betreft projecties van jezelf. Het beeldverbod kan deze projecties doorbreken en zo de productie van eendimensionale identiteiten remmen.

Het beeldverbod herinnert eraan, dat een ander zich altijd onttrekt aan ons beeld van hem of haar. Er is altijd een deel van ieders identiteit dat zich aan het zicht onttrekt, verborgen blijft. Dat geldt overigens ook voor onszelf. Het beeldverbod komt op voor het recht van alle mensen om een geheim te hebben, om onbegrijpelijk en raadselachtig te zijn.

In een van zijn dagboeken schrijft Max Frisch over de mens als een enerverend raadsel, waar we soms niet meer tegen kunnen. 'Dan maak je jezelf een beeld. Dat is liefdeloosheid, het verraad', aldus Frisch. Het beeldverbod kan helpen het wel uit te houden met die raadselachtige ander, of in elk geval om keer op keer vraagtekens te plaatsen bij de beelden die we hebben gemaakt en ze bij tijd en wijle als afgodsbeelden stuk te slaan.

Tenslotte voorkomt het beeldverbod dat aan dergelijke door mensen gemaakte beelden absolute waarde wordt toegekend. Een beeld is maar een beeld; het is maar één interpretatie van de werkelijkheid en kan nooit de gehele waarheid vangen. Er zijn geen definitieve beelden mogelijk, noch van de anderen, noch van onszelf.

Wie deze strekking van het beeldverbod aanvaard, zou ook een veelheid van beelden kunnen accepteren als een uitvoering van het beeldverbod. Het gaat er om dat het wezen van een mens ongrijpbaar blijft, voor ons uitvlucht en nooit kan worden vastgelegd.

Dat zou betekenen dat vluchtelingen, wanneer zij ontsnapt zijn aan het gestolde beeld dat hen in eigen land tot een vreemdeling en uitgestotene maakte, in het nieuwe land niet opnieuw geconfronteerd worden met vaststaande beelden over hun identiteit. Zjelko Vukovic schreef vileine dialogen, die door de IKON-radio zijn uitgezonden, over de verwachtingen in Noorwegen ten aanzien van asielzoekers.

Gedacht vanuit het beeldverbod zouden vluchtelingen en vreemdelingen niet moeten worden vastgepind op wat achter hen ligt, maar juist een kans moeten krijgen hun eigen geschonden zelfbeeld te vernieuwen, met het oog op de toekomst. Volgens Zjelko lag de ziel van het multiculturele Sarajevo in de schouwburg en in de bibliotheken, op al die plekken waar bestaande beelden voortdurend worden bekritiseerd, verworpen en ververst.

Verbeelding is het tegendeel van de productie van gestolde beelden en in die zin de plek waar beschaving wordt geoefend en barbarij bestreden. De veelheid van beelden en verhalen die hier vandaag te horen waren, dragen daar wat mij betreft aan bij. Ik zou dus zeggen: ga heen en vertel verhalen, verbeeld je ervaringen, in het volle besef dat het ook maar beelden zijn, en dat het laatste woord onuitgesproken moet blijven, omdat zich daarin het geheim van de toekomst verbergt.