Niet helemaal gezond

De uitzending van Pauw & Witteman van 28 februari 2011 zal ik niet gauw vergeten. Tijdens deze uitzending werd minister-president Rutte geïnterviewd over onder andere de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet werken naar vermogen. Mensen met een handicap werden door premier Rutte weggezet als een groep die per definitie minder vaardigheden heeft. Als mens en als werknemer.

Mensen met een handicap zijn minder goede werknemers die 'in de supermarkt de koffie vaker verkeerd zetten dan gewone vakkenvullers', aldus Rutte. Het zijn mensen die 'niet zoals u en ik wel helemaal gezond zijn' en 'mensen waar iets mee is'. Mensen die werkgevers alleen in dienst willen nemen als daar loonkostensubsidies en financiële cadeautjes tegenover staan, en voor wie kennelijk niet de werknemersvaardigheden voorop (hoeven te) staan. Als iets de beeldvorming over mensen met een handicap tien stappen terug in de tijd heeft gezet, dan zijn het deze woorden van premier Rutte wel.

'Mensen met een handicap zijn vooral een financieel probleem'

Allereerst is de aanname dat werkgevers slechts vanwege subsidies en 'compensatiemaatregelen' mensen met een handicap aannemen aanvechtbaar. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat werkgevers subsidies niet als belangrijkste reden zien om werknemers met een handicap aan te nemen(1).

Deze onderzoeken noemen als belangrijkste werkgeversredenen: maatschappelijk verantwoord ondernemen (UWV 2011, Cedris 2011), sociale redenen/een kans geven (Cedris 2011, Van Lierop 2009, Blok 2008), het verlagen van de werklast van de werknemers (Van Lierop 2009), eenvoudige taken die goed door werknemers met een handicap gedaan kunnen worden (UWV 2011, Van Lierop 2009), het goed kunnen uitoefenen van de functie (Plakman 2008) de motivatie van de werknemer met een handicap (Plakman 2008 , Blok 2008) en het beeld dat de werkgever heeft van de sollicitant met een handicap (Blok 2008).

Het belang van (loonkosten)subsidies en premiekortingen wordt wel benoemd, maar voornamelijk als compensatie en 'steuntje in de rug' voor werkgevers. Bovendien brengen zeker niet alle werknemers met een handicap extra kosten of een lagere productiviteit met zich mee. Mensen met een handicap kunnen, eventueel met begeleiding of aanpassingen, prima werknemers zijn. Een nuancering die onderbelicht blijft in de publieke opinie.

Maar bovenal framen de woorden van premier Rutte en de vragen van Paul Witteman en Jeroen Pauw het vraagstuk van de arbeidsparticipatie van mensen met een handicap op een verkeerde manier. Niet het werknemerschap en de matching tussen competenties en werk staan centraal, nee, het gaat vooral over financiële aspect: de uitkering, de loonkostensubsidies, de productiviteit (uitgedrukt in 'geld', niet uitgedrukt in 'waarde') en de kosten van de 'arbeidsgehandicapte' in het algemeen.

Een ander voorbeeld is de uitzending van Nieuwsuur van 8 november 2011. In deze uitzending, waarin binnen twintig seconden al twee keer het woord 'kosten' wordt genoemd door de presentatrice, wordt een beeld neergezet dat Wajongers vooral profiteurs zijn, die het liefst niet willen solliciteren en voor wie het een feest is om levenslang een uitkering van maximaal 75 procent van het minimuminkomen te hebben.

Het wás wel een probleem - dat dan weer wel – echter, niet omdat te veel Wajongers al bij voorbaat volledig worden afgeschreven en er nog te weinig Wajongers een baan hebben of ondernemer zijn, maar omdat de kosten van de Wajong zo explosief waren gestegen... Tijd dus voor een nieuw sociaal zekerheidsstelsel!

Met geen woord wordt gesproken over hoe mensen met een Wajong-status naar werk toegeleid kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Er wordt met geen woord gerept over de arbeidsparticipatie van mensen met een handicap die al jarenlang fors lager is dan de arbeidsparticipatie van mensen zonder handicap. En geen enkele link wordt gelegd met de economische crisis en de stijging van de (jeugd)werkloosheid. Allemaal onbelangrijke details, blijkbaar.

Tegenwoordig lijkt het mantra te zijn: "Een maatregel of beleid is goed als het op korte termijn kosten bespaart." En wat de effecten op lange termijn zijn? Ach, een kniesoor die daar op let. Waar die banen dan zijn voor werkzoekenden (met en zonder handicap), is niet zo relevant. We gaan toch vergrijzen, dus het komt allemaal wel goed.

De tweedeling in arbeidsmarktopinie

Deze tendens van (non-)visie op het gebied van hoe meer mensen met een handicap aan het werk te krijgen ('helpen' klinkt weer zo paternalistisch) is terug te zien in de publieke opinie. Er is namelijk iets vreemds aan de hand. Er zijn ontwikkelingen aan de gang die de huidige en toekomstige arbeidsmarkt én de samenleving als geheel flink zullen veranderen.

Denk bijvoorbeeld aan de globalisering en de impact op de aard van werk, de vergrijzing van de samenleving, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiestaat, de verschuiving van een industriële economie naar een diensteneconomie, de Nederlandse ambitie tot de top van de kenniseconomieën te behoren, de steeds belangrijkere rol die internet in ons leven speelt, het toenemend aantal prikkels in de samenleving, uitdagingen op het gebied van het behouden van een leefbare wereld en de huidige strubbelingen in de Europese Unie.

Het is van belang om bij het voorbereiden van onze beroepsbevolking hier rekening mee te houden. Om na te denken over wat deze ontwikkelingen betekenen voor de inrichting van ons onderwijs, het opvoeden van onze kinderen en welke capaciteiten en competenties werknemers en opdrachtnemers moeten hebben om mee te kunnen komen op de arbeidsmarkt. Zowel nu als in de toekomst. En juist hier - in dit nadenken - is een grote tweedeling te zien.

Want als het gaat over die arbeidsmarkt en over de samenleving, en over bovengenoemde onderwerpen in onderzoeken, publicaties, discussies en debatten, dan gaat het zelden of nooit over mensen met een handicap. Andere 'groepen' worden vaak wel benoemd, zoals mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, migranten, autochtonen, nieuwe Nederlanders, hoogopgeleiden, laagopgeleiden en soms wordt er ook een link gelegd met religie of seksuele geaardheid.

Oplossingen worden aangedragen, zowel voor 'de' werknemer en ondernemer als individu, als voor de toekomstige samenleving als geheel. Zoals Het Nieuwe Werken, Leven Lang Leren, passende kinderopvang, jezelf profileren in deze digitale tijden, werken aan je employability, technische studies aantrekkelijker maken, een tweede studie duurder maken of juist goedkoper, gelijktijdig parttime werknemerschap en parttime ZZP'erschap, een soepeler toelatingsbeleid voor kennismigranten, terug naar de 40-urige werkweek of juist niet, het Maasland model, een betere overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt en - tegenwoordig vooral in zwang - eigen verantwoordelijkheid en maximale zelfredzaamheid.

Zelden wordt in deze 'gewone' arbeidsmarktoverdenkingen stilgestaan bij de vraag in hoeverre dergelijke oplossingen zich verhouden tot mensen met een handicap.

Mensen met een handicap zijn wel onderwerp van opinie, maar dan in andere onderzoeken, andere publicaties, andere discussies en andere debatten, waar vooral gedacht wordt vanuit hervorming van ons sociaal zekerheidsstelsel, of vanuit 'het uit de uitkering krijgen van Wajongers'. Waarin mensen met een handicap helaas benoemd worden als 'onderkant van de arbeidsmarkt', soms als 'onderkant van de samenleving'. Waarin vooral gedacht wordt vanuit kostenperspectief in plaats van arbeidsmarktperspectief.

Het zijn onderzoeken, publicaties, discussies en debatten waar vragen voorop staan als 'Moeten we de Wajong wel of niet hervormen?', 'Moeten we de Wet Werken naar vermogen wel of niet invoeren?' en 'Hoe hoog moet de loondispensatie zijn, hoe moet de toegangstoets procesmatig verlopen en wie moet die uitvoeren en hoe moeten we dat inkaderen en...?' Het zijn nog steeds deze vragen die voorop staan, in plaats van vragen die écht gesteld moeten worden om de arbeidskansen van mensen met een handicap – nu en in de toekomst – te verbeteren.

Vragen zoals 'Wat betekent een flexibele arbeidsmarkt voor mensen die juist behoefte hebben aan routinematig werk?' en 'Het aantal aangeboden vaste contracten is met 97 procent gedaald ten opzichte van een jaar eerder(2).

Wat betekent dat voor mensen die zich niet voortdurend kunnen oriënteren op 'een volgende carrièremove?'. En 'in hoeverre is ZZP'schap mogelijk voor mensen met een energiebeperking'? 'Hoe kan Leven Lang Leren worden vormgegeven om ook mogelijkheden te bieden aan mensen zonder startkwalificatieniveau?' (3). En 'wat betekent de toename van de eisen die aan werknemers gesteld worden op het gebied (4) van zowel functie-inhoud als cognitief en sociaal gebied voor mensen met beperkingen op cognitief gebied?'

'GeWajonger' in plaats van denken in 'Wat is er nodig?'

Terwijl de meeste mensen met een handicap niet onder de Wajong vallen, maar onder andere wetten, bijvoorbeeld de Wet werk en bijstand (5), worden oplossingen nog voornamelijk gezocht in hervorming van de Wajong of invoering van de Wet werken naar vermogen. Het gaat nog te vaak over de hoogte van de Wajong-uitkering, in plaats van wat nodig is om te kunnen werken. Het gaat nog te vaak over (financiële) regelingen die ontwikkeld zouden kunnen worden om die 'Wajong-risico's' te compenseren, in plaats van hoe kinderen en jongeren met een handicap zo gewoon mogelijk mee kunnen doen.

Dit is 'geWajonger' in plaats van denken in 'Hoe kunnen we mensen met een handicap zo goed mogelijk mee laten doen op de arbeidsmarkt en in de samenleving?' Deze denkwijze is ook terug te zien in de meeste politieke partijprogramma's.

De genoemde 'oplossingen' blijven meestal beperkt tot het voorstellen van één regeling ter vervanging van de Wajong, WSW en WWB - waar ik het overigens in grote lijnen mee eens ben – en wie deze regeling moet uitvoeren, het wel of niet inperken van het aantal WSW-banen, de voorwaarden voor loonkostensubsidie en loondispensatie en het wel of niet invoeren van een quotum voor 'arbeidsgehandicapten' waar werkgevers zich aan moeten houden (6).

Als ik werkgever zou zijn, dan zou ik bij het lezen van de partijprogramma's niet wild enthousiast worden om een persoon met een handicap aan te nemen. Ik wil niet alleen weten wat iemand kost; ik wil (vooral!) weten wat iemand kan, want ik heb een bedrijf te runnen! Goede (sociale zekerheids)regelingen kunnen werknemers, ondernemers, werkgevers en opdrachtgevers ondersteunen en eventuele risico's minimaliseren, maar maken geen werk en maken mensen niet (on)geschikter als werknemer of ondernemer.

Kan het anders?

Samenvattend lopen er twee soorten arbeidsmarktopinies langs elkaar heen:

  1. Opinies over de 'gewone' arbeidsmarkt, met vragen over gewone onderwerpen zoals flexibilisering, ondernemerschap, individualisering, globalisering, duurzaamheid, de kenniseconomie, balans werk & privé, etcetera.
  2. Opinies over de 'handicap-arbeidsmarkt', met vragen over de Wajong, de Wet werken naar vermogen, de WSW, loondispensaties, sancties, (vermeende) risico's, toegangstoetsen, maatschappelijk verantwoord ondernemen, speciaal onderwijs, etcetera.

Helaas ontbreken mensen met een handicap momenteel in de 'gewone' arbeidsmarktopinie. Zij maken nog zelden deel uit van het beeld dat Nederland heeft van de beroepsbevolking en worden nog te weinig gezien als 'gewone' werknemers, laat staan (zelfstandig) ondernemers.

Kan het anders? Jazeker. Om een voorbeeld te geven: in een artikel (7) beschrijft Klara Boonstra de voor- en nadelen van flexwerk. Ze beschrijft de impact van flexwerk voor hoogopgeleide mensen, laagopgeleide mensen, oudere mensen, werkgevers, intermediairs, inkopers van arbeid van goedkope buitenlandse krachten en ('ook'!) mensen met een handicap, met of zonder Wajong-, WWB-, WSW- of WIA-status. Dit is een 'gewoon' arbeidsmarktartikel en mensen met een handicap maken in dit artikel deel uit van de beroepsbevolking. Een uitzondering in de heersende opinie.

We willen dat in de toekomst meer mensen met (en zonder) handicap werken – tenminste, dat zegt iedereen dus daar ga ik even van uit – en de wereld verandert. Er is onder meer een transitie gaande van baanzekerheid naar werkzekerheid. Het is van belang dat iedereen die (gedeeltelijk) kan werken zo goed mogelijk op deze transitie voorbereid wordt.

Het volstaat niet om slechts vast te stellen dat 'sommige groepen een slechtere positie hebben op de arbeidsmarkt, zoals gedeeltelijk arbeidsongeschikten' (overigens vaak benoemd als 'gedeeltelijk arbeidsongeschikten' in plaats van 'gedeeltelijk arbeidsgeschikten' – welk beeld geeft dit af? Hoe verhoudt dat zich tot 'de nadruk leggen op wat mensen wel kunnen' wat iedereen tegenwoordig héél belangrijk vindt?

Of om als oplossing slechts te verwoorden 'er moet loonkostensubsidie worden geboden' of 'we moeten de Wajong, WSW en WWB hervormen naar één regeling' en dan te verwachten dat in de toekomst zomaar meer mensen met een handicap aangenomen worden als werknemer of succesvol zijn als ondernemer.

De echte vraag is hoe mensen met en zonder handicap zodanig voorbereid en opgeleid kunnen worden én hoe de stijgende werkvraag in de toekomst zodanig georganiseerd kan worden zodat zoveel mogelijk mensen met en zonder handicap optimale kansen op werk hebben.

Daarvoor is een andere manier van denken nodig, maar bovenal is essentieel dat mensen met een handicap onderdeel worden van 'gewone' arbeidsmarktopinies en van 'gewone' arbeidsmarktonderzoeken. Juist door te benoemen dat niet iedereen gebaat is bij eenzelfde oplossing om te kunnen participeren, wordt recht gedaan aan de realiteit: de realiteit dat de beroepsbevolking divers is.

Dat is van belang, omdat met eventuele ondersteuning, faciliteiten, herinrichting van de werkzaamheden binnen een organisatie (micro) en/of herinrichting van de – in de toekomst stijgende - werkvraag in Nederland (macro) mensen met een handicap goede werknemers en ondernemers kunnen zijn.

Mensen met een handicap zijn niet slechts onderdeel van sociale zekerheid: zij maken deel uit van de beroepsbevolking. Pas wanneer zij daadwerkelijk als zodanig worden gezien, is een hogere participatie van mensen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt een haalbare zaak.

Voetnoten 

  1. Berendsen, Stoutjesdijk, Van den Ende, Havinga, Spaan & Van Rijssen, allen UWV (2011): Wajongmonitor: tweede rapportage, Een analyse van de nieuwe Wajong in 2010. Cedris (2011): Cedris: werkgeversonderzoek. Wensen en behoeften Wet Werken naar Vermogen. Van Lierop (2009): Wat vinden bedrijven? Een peiling onder HRM'ers en P&O'ers over het in dienst nemen van een Wajongere. Plakman (2008): Wat maakt een sollicitant aantrekkelijk? Een onderzoek naar de motieven van werkgevers voor het wel of niet in dienst nemen van arbeidsgehandicapten. Blok (2008): Wajongers in dienst van reguliere werkgevers. Een empirisch onderzoek naar de belangrijkste factoren die leiden tot reguliere banen voor mensen met een Wajong-uitkering.
  2. UWV (2012): Vacatures in Nederland 2011, De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld.
  3. Deze mogelijkheden zijn er immers (nagenoeg) niet. Veel mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking zijn na hun opleiding op Voortgezet Speciaal Onderwijs letterlijk ‘uitgeleerd’ wat betreft voorbereiding op ander werk, daar voor Leven Lang Leren als voorbereiding op ander werk (in het kader van de flexibelere arbeidsmarkt en het jezelf voortdurend oriënteren op andere ‘arbeidsmogelijkheden’) momenteel bepaalde eisen gesteld worden aan mensen (minimaal startkwalificatie, taalvaardigheid, vaak meertaligheid, ‘gewenste’ - lees: geaccepteerde - sociale vaardigheden, et cetera) die voor hen niet haalbaar zijn. De vraag is – als we willen dat Leven Lang Leren inderdaad voor iedereen mogelijk is – hoe dit Leven Lang Leren vorm te geven. Niet alleen voor mensen met een verstandelijke handicap, maar bijvoorbeeld ook voor laagopgeleide mensen, voor mensen met een energiebeperking voor wie parttime werken al zwaar is (anders zouden ze immers wel fulltime werken), et cetera.
  4. Nijhuis (2011): De arbeidsmarkt voor jongeren met een beperking. Opgenomen in: Het wassende weten. Opvattingen over de toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking in een veranderende arbeidsmarkt vanuit verschillende disciplines en verschillende perspectieven, CrossOver (2011)
  5. Divosa (2010): Een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Meedoen naar vermogen, belonen van inzet
  6. Over het quotum als instrument ben ik overigens zeer sceptisch. In Duitsland werkt een dergelijke quotum beroerd: het heeft geleid tot een stijging van 'maar liefst' 0,3 procent in vijf jaar, zo blijkt uit Brukman (2011): Tijd voor een quotumregeling? Opgenomen in: Het wassende weten. Opvattingen over de toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking in een veranderende arbeidsmarkt vanuit verschillende disciplines en verschillende perspectieven, CrossOver (2011). Ook in Polen werkt een quotum niet en betalen werkgevers liever de boete, zo zeiden vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties en experts uit Polen tijdens een werkbezoek van hen.
  7. Boonstra (2011): Flexibel waar het kan, zeker waar het moet. Opgenomen in S&D-nummer Van Waarde I: Bestaanszekerheid, juni 2011. De S&D is een politiek/wetenschappelijk tijdschrift dat uitgegeven wordt door de Wiardi Beckman Stichting.