De financiële crisis woekert nog immer voort, inmiddels vooral als soevereine schuldencrisis in de Europese periferie. Dankzij deze crisis zijn voorheen obscure financiële producten als subprime hypotheken en Credit Default Swaps onderwerp van gesprek geworden aan de keukentafel. Opeens is pijnlijk duidelijk geworden wat de mondiale integratie en expansie van financiële markten kan betekenen in het dagelijks leven.

Tegelijk is het debat de afgelopen jaren verengt tot de overheidsbegroting: blijven we on der de 3% en hoe slecht was het beleid in de crisislanden in de periferie van de Eurozone wel niet. Daarmee verliezen we de fundamentele oorzaken van de huidige economische misère uit het oog, en wordt de schuld te eenzijdig bij overheden gelegd. De rol en dominantie van de financiële markten wordt als natuurlijk voorgesteld.

Financiële lobby

De rol van financiële markten – en daaraan gerelateerd de hoge schulden in perifere Eurozone landen – was geenszins het gevolg was van een spontaan, autonoom proces. De enorme groei van financiële markten (en dus de private en publieke schuldenberg) was de uitkomst van veranderingen in financiële regelgeving en de reactie van marktpartijen daarop.

De onderzoekers laten zien hoe dit geldt voor de Europese financiële integratie, voor corporate governance, voor de ontwikkeling van de mondiale bankensector en voor pensioenbeleggingen. Door het probleem verkeerd voor te stellen als dat van overheidsschulden, wordt de oplossing ook in de verkeerde hoek gezocht (hard bezuinigen). Als we dit soort crises in de toekomst willen voorkomen zullen we echter vooral ook de financiële markten aan banden moeten leggen.

De juiste analyse van de crisis vereist een politiek-economische benadering. We moeten begrijpen hoe de markt en de staat zich verhouden in het financiële systeem. De crisis heeft onderstreept dat staat en markt niet los van elkaar gezien kunnen worden. Markten kunnen alleen functioneren als ze ingebed zijn in (politieke) institutionele structuren. De overheid heeft de kapitaalmarkt nodig om begrotingstekorten te financieren, maar tegelijk hebben financiële markten ook de staat nodig om te kunnen functioneren (en in te grijpen als het misgaat).

En als het om financiële regulering gaat wordt dat niet door de staat in isolatie vastgesteld, marktpartijen uit de financiële sector zijn zeer actief betrokken bij het vormgeven van de institutionele inbedding van de markt. Kortom, om de ontwikkelingen in het financiële stelsel te begrijpen moeten we niet alleen kijken naar de prijs-ontwikkelingen op financiële markten, maar vooral naar de ontwikkeling van die markten.

De huidige financiële crisis is het (ongetwijfeld onbedoelde) uitvloeisel van langer lopende (beleids)processen in de mondiale politieke economie. Als we alleen al de 'trigger' van de crisis bekijken, de Amerikaanse subprime hypotheken, kunnen we constateren dat de Amerikaanse overheid een cruciale rol speelde in de ontwikkeling van deze markt.

Zowel met wetswijzigingen als met management-by-speech werden banken aangemoedigd om hypotheken te verstrekken aan arme bevolkingsgroepen. Banken namen de techniek van securitisatie (het verpakken en doorverkopen van hypotheken) over van de semi-staatsbanken Fannie Mae en Freddie Mac, en verloren daarbij fatsoenlijk risicomanagement uit het oog. Daarmee werd een financiële zeepbel opgeblazen die in 2008 uiteen begonnen te spatten.

Groeiende macht van banken

De subprime zeepbel staat echter niet op zichzelf. Een van de belangrijkste historische processen die ten grondslag liggen aan de huidige crisis is de voortgaande expansie van het financiële systeem, ook wel financialisering genoemd. Niet alleen is het transactievolume op financiële markten exponentieel gestegen, ook is de geografische reikwijdte sterk uitgebreid, en is het aantal sectoren dat sterk beïnvloed wordt door financiële markten toegenomen (bijvoorbeeld commodities of het behandelen van ondernemingen als koopwaar door private equity funds).

Een extreem voorbeeld van financialisering is de opkomst van de IJslandse bankensector, die in relatief korte tijd uitgroeide tot 11 keer zo groot als de economie van IJsland. Op mondiaal niveau zijn de internationale kapitaalmarkten in 2006 (vlak voor de crisis uitbrak) vier keer zo groot als de wereldeconomie.

Deze financialisering heeft ertoe geleid dat de onderhandelingsmacht van actoren uit de financiële sector steeds groter werd. Hoe meer invloed de financiële wereld kreeg op economische ontwikkelingen wereldwijd, hoe belangrijker het werd voor politici om rekening te houden met de wensen van belangrijke financiële spelers.

Daarnaast maakt de internationale verwevenheid het makkelijk voor financiële instellingen om te dreigen hun zaken naar elders te verplaatsen als regelgeving in een land te strikt wordt bevonden. Ook dat geeft financiële instellingen een sterke onderhandelingspositie ten opzichte van nationale politici.

De politiek heeft macht uit handen gegeven

Financialisering is echter geen natuurproces. De ontwikkeling van het financiële stelsel wordt grotendeels gedreven door een serie beslissingen en non-beslissingen van beleidsmakers in het financiële domein. Met andere woorden, politici hebben ofwel concrete beslissingen genomen om bepaalde regelgeving aan te passen om financiële markten vrij baan te geven (bijvoorbeeld in de EU), ofwel bewust de beslissing genomen om niet te reguleren terwijl dat wel kon (bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van derivatenmarkten).

Tegelijkertijd besloten bestuurders uit de financiële sector om de concurrentiestrijd aan te gaan en nieuwe producten in de markt te zetten. Deze twee besluitvormingsprocessen staan niet los van elkaar: marktpartijen proberen via lobbyen politieke besluitvorming te beïnvloeden om hun groeipotentieel te vergroten. Andersom proberen politici besluiten te nemen waarvan men denkt dat ze voordelig zijn voor de nationale economie of werkgelegenheid (bijvoorbeeld door belastingontwijking via brievenbusfirma's in Amsterdam mogelijk te maken).

Kortom de ontwikkelingen in de financiële sector zijn het resultaat van actieve besluitvorming. En dat biedt ook op dit moment een duidelijk handelingsperspectief. We hebben de gelegenheid om andere besluiten te nemen. Om belastingontwijking tegen te gaan, om banken te dwingen meer buffers aan te houden. Dan moet echter wel de rol van de financiële sector in de crisis onderkend worden, en daaruit voortvloeiend striktere regulering vastgesteld worden.

Nu de financiële crisis tot steeds verdergaande maatregelen in de Europese Unie leidt, en parallel op mondiaal niveau gepraat wordt over allerhande hervormingen van financiële regulering is het des te belangrijker dat we de lessen uit de crisis goed begrijpen. Ad hoc beleid loopt de kans de fundamentele grondslagen van de crisis en de politieke vraagstukken die deze oproepen te missen.

De crisis moet in de historische context geplaatst worden van bredere ontwikkelingen in de mondiale politieke economie, en enkel op die basis kan beleid gevoerd worden dat bijdraagt aan het welzijn van burgers en een duurzame economie.

Dit stuk is een sterk ingekorte versie van de inleiding van 'De Kredietcrisis: een politiek-economisch perspectief' dat in 2010 bij Amsterdam University Press verscheen en onverminderd actueel is.