In de westerse landen zijn de boerenmarkten en de groenteboxen, alsmede vormen van Community Supported Agriculture (CSA) een goede oplossing. Het dilemma betreft dus de vraag in hoeverre boeren of consumenten mogen bepalen wat er wordt verbouwd en gegeten, en daarmee, welke identiteit boeren en consumenten hebben.
Omschakeling
In heel veel landen, maar vooral in de westerse landen, is de industriële landbouw de meest gangbare, hoewel de alternatieve landbouw (biologisch, agro-ecologisch) groeit. Soms neemt deze gangbare landbouw methoden van de alternatieve over, zoals niet of minder ploegen, en veel meer precisie-eggen. Maar de kloof is nog aanzienlijk en de hoeveelheid chemische middelen die wordt gebruikt nog altijd groot.
Ook de subsidies en andere vormen van ondersteuning gaan nog steeds disproportioneel naar de gangbare landbouw. Wat betreft de bevordering van agro-ecologie gaat het zowel nationaal als internationaal om een sociale omgeving die bevorderlijk is voor de verdere omschakeling naar agro-ecologische systemen. In een aantal landen is die omschakeling al bezig; maar in de westerse landen valt hier nog veel werk te doen.
De economische, ecologische, gezondheids- en consumentencrisis van de huidige Nederlandse tuinbouw, melkveehouderij en vleesproductie dwingt echter tot een reflectie op de tot nu toe gevolgde benadering van industriële landbouw. Agro-ecologie heeft veel voordelen en zoals reeds gezegd, er is niet één benadering, maar een groot aantal verschillende. Dat betekent dat betrokkenen veel ruimte moeten krijgen om het zelf uit te zoeken.
Pluralisme van benaderingen en wantrouwen naar één kant-en-klare oplossing is daarom nodig. Algemene, scherpe beslissingen die al het andere uitsluiten zijn juist in de landbouw met zijn oneindige dynamiek, variatie en complexiteit, niet zinvol.
Landbouwdemocratie
Nationaal gezien zouden in Nederland banken en andere financieringsinstanties veel meer moeten investeren in agro-ecologie. Tot nu toe geldt voor hen: een kleine boer wil altijd groter worden (zoals de Rabobank de Nederlandse productie-ecoloog Rabbinge napraat): dus voor grotere arealen, grotere machines, en grotere stallen krijg je wel leningen, maar voor een voedselbos van twee hectare niet. Het Nederlandse landbouwbeleid is daarnaast veel te veel gericht op het ‘duurzaam’ maken van de gangbare landbouw met groene sloten en akkerranden, maatregelen die nauwelijks zoden aan de dijk zetten.
Wel is een steeds grotere consumentenbeweging bereid geld en energie te steken in kortere ketens, dat wil zeggen een directe relatie tussen boer en consument, waarbij de ongerustheid over gezondheid, duurzaamheid, biodiversiteit, boereninkomen en leefbaarheid van het rurale gebied een grote rol speelt.
Landbouw- en voedselbeleid zou hierop moeten inspelen en een vorm van voedsel en landbouwdemocratie moeten bevorderen met een diversiteit aan landbouwbenaderingen. Hier gaat het niet om stemmen of partijen, maar om deliberatieve gemeenschappen die uitzoeken welke landbouwbenaderingen het beste inspelen op duurzaamheid en een directe band tussen burgers en boeren.
Internationaal gezien is er eveneens een grote scheiding tussen de reusachtige internationale ondernemingen zoals Monsanto, Syngenta, Dupont en Roche, die de zaadmarkt voor meer dan zestig procent beheersen en door nationale overheden niet kunnen worden aangestuurd. Met hun patenten en wurgcontracten (boeren ‘lenen’ de zaden, ze mogen er niet mee experimenteren) beheersen ze wereldwijd zowel de landbouw als het internationale landbouwbeleid.
Daarnaast heeft de jacht op biobrandstoffen geleid tot land grabbing, dat wil zeggen onteigening van kleine boeren, die zonder duidelijke eigendomsovereenkomsten al eeuwen hun land bewerkten. Juridische regelingen (patentering) maken het onderzoek naar betere zaden en landbouwmethodes een zaak van groot kapitaal.
Niettemin zijn er veel tegenbewegingen, zoals de FAO die agro-ecologie, integrated pest management en voedselbossen ondersteunt. President Obama heeft met een programma van acht miljard dollar ook een internationaal programma opgezet dat uitsluitend is bedoeld voor steun aan kleine boeren (die de meerderheid van de wereldbevolking voeden).
Waardenconflicten
Agro-ecologie is al op veel plekken in de wereld gevestigd. In de westerse landen is het echter nog steeds een uitzondering. De sprookjes die sommigen er over vertellen zijn soms hemeltergend (Fresco 2012). Er wordt gezegd dat iedere vier jaar land braak ligt, dat het watergebruik hoog is, dat de opbrengsten gering zijn en dat het tegen technologie is.
In werkelijkheid is agro-ecologie tegen braakliggende gronden, watergebruik is veel lager dan bij industriële landbouw, en het is vaak heel hightech en kennisintensief. Bij de industriële landbouw zijn de gevestigde machten van chemische en andere landbouwtoeleveringsbedrijven groot en hun lobbywerk verhindert nog steeds dat boeren wetenschappelijke, financiële en politieke hulp wordt geboden bij het omschakelen naar en uitbouwen van agro-ecologische principes.
De agro-ecologie worstelt met allerlei waardenconflicten, en afhankelijk van natuur en cultuur kiest de één een meer gematigde en de ander een meer radicale oplossing. De mijns inziens belangrijkste ethische dilemma’s betreffen de hierboven besproken opbrengsten bij calamiteiten, soort werk, kennis en kennisnetwerken, en consumenten en/of producentengerichtheid.
Internationaal gezien is de dominante trend naar grotere, ongebreidelde markten een race to the bottom. Het ziet er naar uit dat in veel landen de bezwaren tegen deze vorm van globalisering steeds groter worden. Andere vormen van globalisering zijn daarom nodig. Agro-ecologische netwerken, kennisplatforms en deliberatieve democratie kunnen daarbij een grote rol spelen.