Honger is dus geen technisch, maar een politiek probleem?
“Honger betekent dat mensen te weinig te eten hebben om zich in leven te houden en gezond te blijven. Het is een vorm van ondervoeding; de andere vormen zijn gebrek aan micronutriënten (zoals vitaminen en mineralen) en obesitas. Deze drie hangen met elkaar samen. Omdat honger een primaire, lichamelijke behoefte is, denkt men dat het een uitdaging is voor landbouweconomen en (plant)veredelaars. Maar het is een probleem van sociale rechtvaardigheid.
Amartya Sen vatte dat prachtig samen aan het begin van zijn boek Poverty and Famines (1981): 'Honger is het kenmerk van mensen die niet genoeg te eten hebben. Het betekent niet dat er niet genoeg eten is.'"
Wat vindt u van de claim van de biotechsector en veel van uw wetenschappelijke collega’s dat we biotechnologie nodig hebben om de wereld te voeden? Niet zo lang geleden hebben 109 wetenschappers, onder wie enkele Nobelprijswinnaars, dit opnieuw onderstreept. Ze vroegen daarbij de groene beweging om hun weerstand tegen GGO’s (genetisch gemodificeerde organismen) op te geven.
“Helaas zijn deze Nobelprijswinnaars, waarvan er slechts enkelen gespecialiseerd zijn in armoedebestrijding en landbouw, misleid: in de brief staan diverse feitelijke onjuistheden. Gouden Rijst, ofwel genetisch gemodificeerde rijst met het doel gebrek aan vitamine A bij kinderen te compenseren, is niet mislukt vanwege Greenpeace. Die heeft er alleen voor gezorgd dat verbroken beloften aan het licht kwamen. Gouden Rijst is mislukt omdat het niet werkt, agronomisch gezien. Daarom blijft het maar in het proefstadium. Het is ook niet zeker of Gouden Rijst een tekort aan vitamine A kan oplossen. Het is jammer dat wetenschappers zich hebben laten meeslepen in een PR-actie die gebaseerd is op een gekleurd beeld van de realiteit.”
U bent lid van de stuurgroep van het Monsanto Tribunaal dat in oktober plaatsvindt in Den Haag. Waar gaat het om?
“Het internationale Monsanto Tribunaal is opgezet om slachtoffers van de biotechnologische landbouwgigant Monsanto een stem te geven en om een juridisch oordeel te vellen over hun aantijgingen. Op die manier kunnen er op nationaal niveau gerechtelijke stappen worden ondernomen. We hopen dat slachtoffers daarmee in hun eigen land genoegdoening krijgen voor wat hen is aangedaan.
Overheden moeten mensenrechten beschermen die bedreigd worden door de activiteiten van bedrijven als Monsanto. Het is een nieuwe vorm van activisme, het juridische verbinden met sociale bewegingen, in de hoop straffeloosheid beter te kunnen bestrijden.
Het tribunaal zal vooral gebruik maken van bestaande internationale wetten op het gebied van mensenrechten. Maar het zal ook kijken naar het gedrag van het bedrijf als een voorbeeld van ecocide (volkerenmoord door aantasting van de leefomgeving –red.) om te laten zien dat ecocide onderdeel moet worden van het internationaal strafrecht. Daarbij gaat het vooral om bewustwording.”
Vindt u dat we van GGO’s af moeten?
“Het debat over GGO’s is slechts een klein onderdeel van een veel groter debat over de richting die de landbouw op moet. Wat veel belangrijker is, is de keuze tussen eenvormige, industriële landbouw, waar biotechnologie onderdeel van is, en agro-ecologie. Dáár zou het debat over moeten gaan. GGO’s roepen ernstige vragen op als het gaat om voedselveiligheid, het milieu en de economische levensvatbaarheid van boeren in een uniform systeem, dat ze afhankelijk maakt van enkele leveranciers voor zaden, pesticiden en meststoffen. We weten nog niet wat de langetermijngevolgen zijn van GGO-voedsel en we hebben een enorm verlies aan biodiversiteit. Ook maak ik me zorgen over de opkomst van superweeds, zogenaamd superonkruid dat bestand is tegen bestrijdingsmiddelen.”
U heeft als VN-rapporteur de gevolgen van biotechnologie voor boeren in ontwikkelingslanden bestudeerd. Kunt u daar een conclusie uit trekken?
“Nee, want je kunt geen algemene conclusie trekken. Een voorbeeld is BT-katoen, genetisch gemodificeerd katoen dat zelf insecticiden produceert. Dat heeft voor bepaalde boeren in India tot verbetering geleid, namelijk voor hen die toegang hebben tot fatsoenlijke leningen, markten en genoeg eigen land. Heel veel andere boeren, vooral de armsten die van geldschieters afhankelijk zijn en maar kleine stukjes – met een hypotheek belegd – land bewerken, zijn zwaar getroffen door deze technologie. Wat me duidelijk is, is dat oplossingen die goed zijn voor de gemiddelde Amerikaanse boer in de Mid West, niet per se goed zijn voor boeren uit het Zuiden die op veel kleinere schaal en onder heel andere omstandigheden werken.”
Wat voor politieke stappen moeten er volgens u gezet worden?
“De verschuiving naar agro-ecologische landbouwsystemen met meer variatie moet overal gebeuren, maar hóe het moet gebeuren, verschilt per plek. Dat komt doordat deze systemen zich overal anders hebben ontwikkeld. In Europa moeten in de eerste plaats ‘externaliteiten’, zoals milieueffecten en sociale gevolgen van de productie, in de prijs worden opgenomen. Daarnaast is er stevig sociaal beleid nodig om ervoor te zorgen dat de koopkracht van lage inkomens toeneemt.
En natuurlijk: er is veel meer steun voor agro-ecologische praktijken nodig, zodat boeren hun producten onder betere omstandigheden kunnen verkopen zonder afhankelijkheid van de grote inkopers. Dat is ingewikkeld, want hiertoe moeten meerdere beleidsterreinen samenkomen. Als de prijzen bijvoorbeeld omhoog gaan zonder dat bevolkingsgroepen met een laag inkomen erop zijn voorbereid, gaat het mis. Daarom pleit ik voor een gezamenlijk Europees voedselbeleid.”
Op de Voedsel Anders conferentie in Wageningen in februari, sprak u over het belang van alternatieve voedselnetwerken, en vooral over uw zorg dat ze zich volledig los van het politieke domein ontwikkelen. Hoe ziet u de relatie tussen de politiek en deze netwerken?
“De representatieve democratie, waarin politieke partijen en professionele politici de hoofdrol spelen en waarin mensen eens in de zoveel jaar stemmen om een mandaat aan hun vertegenwoordigers te geven, loopt op zijn einde. De kloof tussen bevolking en politieke klasse is vergroot, mensen zijn beter geïnformeerd en ongeduldiger: ze willen meer politiek, niet minder. Ze beseffen dat het huidige beleid de race tegen de klok aan het verliezen is: grondstoffen raken op en het milieu staat steeds meer onder druk.