Jémig, dit eten maakt me zo ziek. Het is niet meer dat ik het niet wil eten: zodra het mijn tong raakt, walg ik. Het is zo vet. Zodra ik ook maar iets eet dat gefrituurd is, de kipsandwich of de friet ofzo, heb ik het gevoel te gaan ontploffen. Het is zo smerig. Ik heb er genoeg van. Ik heb het gehad met die hele rotfilm.
Het gekste is nog wel dat ik, hoe slecht ik me ook voel als ik klaar ben met eten, ik er nog steeds naar verlang. Voortdurend. Ik kan me nóg zo afschuwelijk voelen, ik wil nog steeds meer. Daarnet nog kon ik eigenlijk mijn kipsandwich niet op, maar toen dacht ik: o, ik wil nu een Sundae IJs… Ik ben op het punt gekomen waarop ik zelfs droom over het eten ervan, echt waar. Ik ga slapen en droom dat ik naar McDonalds ga en de hele dag hetzelfde eet. De eentonigheid van mijn leven vloeit over in de eentonigheid van mijn dromen.
In de hoop dat hij beter was, heb ik de groenteburger geprobeerd. Hij was het allerergst. De burger was bedekt met zo’n kleverige bruine saus die denk ik moest zorgen voor het ‘gerookte’ aroma, de ‘vleessmaak’ en het ‘mesquite’ elan. Ik vond hem stuitend. De burger smaakte naar fijngemalen zweetsokken. Mmm, zweetsokken. Gerookte zweetsokken.
Tegen het einde van mijn dieet klom ik volledig spontaan in het klimrek in een McDonald’s speelruimte. Mijn lichaam schreeuwde om beweging. Ik heb met de kinderen gespeeld en het was leuk. Maar na twee minuten moest ik er alweer uit omdat ik buiten adem was. Ik hijgde en pufte en dacht dat ik flauw ging vallen. Het was pathetisch.
M. Spurlock, Vet, vetter Vetst (oorspronkelijke titel: Don’t Eat this Book), Nederlandse vertaling door Studio Imago, A.W. Bruna Uitgevers BV, Utrecht 2005, p. 249-250.