Op het gebied van zorg is de decentralisatie een formeel feit. Sinds 1 januari 2015 zijn de budgetten voor zorg, maatschappelijk werk en jeugdzorg overgeheveld naar de gemeenten. De gedachte daarachter is: de gemeente staat dichter bij de burger. Een tweede gedachte was uiteraard dat er bezuinigd moest worden – van de 10,5 miljard euro van de gezamenlijke budgetten werd het Gemeentefonds slechts 9 miljard euro opgehoogd.
De krachten die vanuit de vrees dat de gemeentes het geld ‘aan lantaarnpalen zouden uitgeven’ de bedragen wilden laten oormerken, zijn gelukkig minder sterk gebleken dan de krachten die de decentralisatie consequent wilden doorvoeren: de gemeentes mogen zelf budgetteren.
De genoemde zorgtaken blijven collectief verzekerde voorzieningen die lokaal worden uitgevoerd. Verder gaan vormen van decentralisatie waarbij de overheid helemaal niet meer komt kijken, of slechts marginale eisen stelt. Zelf de vuilnisophaal regelen in je wijk, of je als zzp’ers verzekeren tegen de derving van inkomsten uit arbeid door middel van een broodfonds. Dat laatste is aan een enorme opmars bezig, met name omdat arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers amper te betalen zijn en als het puntje bij het paaltje komt, niet uitbetalen.
Revolutionaire vernieuwing
De voorbeelden illustreren dat decentralisatie vaak wezenlijk vernieuwend is wanneer ze eigenaarschap teruglegt op de plek en het niveau waar het hoort. Het wooncomplex krijgt weer iets te zeggen over de energie die op het dak wordt gewonnen, het zzp-collectief over de regels op grond waarvan onfortuinlijken een uitkering uit het broodfonds kunnen verwachten, et cetera. Dat samen dingen regelen (geen links of rechts gedachtegoed overigens) is er in de afgelopen decennia een beetje uitgeraakt.
We zijn, zoals consultant Jeroen den Uyl (verre familie van de oude PvdA-leider) het noemt, gewend geraakt aan zowel een dikke overheid als aan een dikke markt. Als je dus bijvoorbeeld kinderopvang onderwerpt aan een waaier van nationale regels, en vervolgens aan marktpartijen uitbesteedt die aan anonieme hedgefund-investeerders zo veel mogelijk winst uitbetalen, is het niet vreemd dat je te dure, anonieme en van de mensen vervreemde diensten overhoudt.
Een inmiddels goed uitgewerkt alternatief is de commons. Op het podium van Pakhuis de Zwijger in Amsterdam hebben onder de titel New Democracy inmiddels meer dan twintig bijeenkomsten plaatsgevonden waarbij deze ‘nieuwe vorm van collaboratieve consumptie en productie’ met talloze experts wordt besproken: een buurtpark inrichten, een energiecollectief vormgeven, de peer-to-peer-economie regels geven. Alle voorbeelden zitten in schemergebieden. Ze zijn altijd een mengeling tussen publiek en privaat. Ze bieden een bonte mix van linkse en rechtse ideeën. Ze zijn radicaal gedecentraliseerd en werken op lokaal niveau het allerbest maar verdomd: daar moet de overheid ineens weer wat.
En over die vermaledijde centrale overheid moeten we het ten slotte nog even hebben. Want of we nu een commons-project gaan starten of binnen de bestaande wettelijke kaders op lokaal niveau jeugdzorg willen organiseren of een school willen stichten, Jesse heeft in Den Haag nog wel wat te doen.
Haagse nachtwakers
De doelstellingen van een van de New Democracy-avonden in Pakhuis de Zwijger, nummer 18, waren wel heel ambitieus: de vrije markt hervormen. Bas van Bavel, hoogleraar transities van economie en samenleving in Utrecht, en Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam, waren twee van de gasten.
Van Bavel lichtte de centrale stelling van zijn boek The Invisible Hand? toe. Volgens hem leidt de vrije markt, die eerst een hulpmiddel was om burger te emanciperen, nu tot een opeenhoping van de ‘bouwstenen van het leven’ bij de elite. Het gevolg is een uitholling van de democratie. Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam, vulde aan dat niet de markt, maar de overheid voor alle investeringen in infrastructuur heeft gezorgd. ‘You didn’t create it, stupid!’ verweet hij de markt ter plekke, en hield een vurig pleidooi voor een sterke overheid, althans als investeerder.
De logica is helder: de staat mag zo veel mogelijk terug naar de rol van de nachtwaker. De straten moeten goed geplaveid zijn zodat niemand struikelt, met voldoende verlichting. Een en ander als beeldspraak, dus in de ruimste zin van het woord. Het energy internet (een term van de veelzijdige denker Jeremy Rifkin) dat informatie en energie combineert, heeft ook governance nodig. Net als ingenieuze vormen van commons die wellicht bijten met nationale wetgeving, regels voor intellectueel eigendom bij microbetalingen bij nog onontdekte vormen van de deeleconomie en ga zo maar door. Dat zijn vaak heel technocratische, ondoordringbare dossiers.
De normen en waarden die daarachter liggen, zijn echter vaak heel wezenlijk en aansprekend. Dat onderstreept de mening van drie staatsrechtsexperts, eind 2015, dat decentralisatie van de zorg indruist tegen het staatsrecht omdat bij de zorg gelijkheid zou moeten prevaleren boven maatwerk. Nu is het bij juristen altijd een beetje onduidelijk of ze vinden dat het zo zou moeten zijn, of dat het zo volgens het huidige recht is. Ze beweren het laatste, maar in beide gevallen is de discussie essentieel hoeveel ongelijkheid we bereid zijn te accepteren.