Het is een revolutionair jaar. Honderdvijftig jaar geleden publiceerde Karl Marx Das Kapital. Vijftig jaar later, in oktober 1917, grepen de bolsjewieken de macht in Rusland. Hun charismatische en welsprekende leider, Vladimir Lenin, was de voorman van slechts een kleine, zéér linkse factie, die maar door weinigen enige kans op succes kreeg toegedicht. De ‘dictatuur van het proletariaat’ die hij vestigde, duurde ruim zeventig jaar.

Nee, in veel opzichten moet Jesse Klaver geen voorbeeld nemen aan Vladimir Lenin, die alle andere partijen onmiddellijk verbood en zijn grote gelijk onderstreepte met terreur. Totalitaire gedachtes leiden tot totalitaire regimes; het is mijns inziens dus heel plezierig dat de scherpste kantjes van het gedachtegoed van de CPN (Communistische Partij Nederland) zijn afgeslepen zodra deze partij in 1990 in GroenLinks opging. Lenin was beslist niet van het compromis, laat dat duidelijk wezen. 

In 2017 zijn het wel dezelfde thema’s rond centralisme én rond onverzettelijkheid die bepalend zijn voor de brede volksbeweging die GroenLinks zou kunnen zijn, of misschien al wel is. In dit artikel wil ik daarom een paar dilemma’s van dat aloude, linkse ideaal onder de loep nemen. Het centrale tegenover het decentrale: een spanningsveld waarin de theorie en de praktijk van het communisme verschilden. In theorie was ‘alle macht aan de raden’, in de praktijk heerste de partijtop. En vast tegenover vloeibaar: de revolutionaire, progressieve beweging bleek oerconservatief en volstrekt niet berekend op het omgaan met bijvoorbeeld informatietechnologie. 

Met Jesses verkiezingszege in de verse herinnering en de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht zijn deze dilemma’s voor GroenLinks enorm actueel. Regeringsdeelname kwam er niet van; we zullen nog altijd niet weten of GroenLinks in staat zou zijn op landelijk niveau progressief beleid mogelijk te maken. Zou enige partij daar op landelijk niveau écht in slagen? Ik betoog in mijn boek Het einde van het midden (2016) dat de natiestaat er in belang op achteruit gaat, ten gunste van het lokale en het internationale niveau. De nationale overheid heeft vaak weinig bewegingsruimte: door internationale afspraken zoals Europese begrotingsafspraken. Juist op lokaal niveau is steeds meer mogelijk.

“ Lokale GroenLinkers hebben over de volle breedte van de politieke mogelijkheden ruimte voor vernieuwing ”

Je zou kunnen zeggen dat het een zegen is dat straks, wanneer na de gemeenteraadsverkiezingen de colleges worden gevormd, er geen regeringsdeelname van GroenLinks in de weg staat aan de creativiteit van de lokale onderhandelingen. Over de volle breedte van de politieke mogelijkheden hebben de lokale GroenLinksers de ruimte. Op nationaal niveau kan het leiderschap zich beperken tot het voeren van oppositie tegen wat ongetwijfeld zouteloos nationaal beleid zal zijn, en leveren van ongetwijfeld noodzakelijke steun aan maatregelen die voor GroenLinks nuttig zijn. Op dit ‘ondersteunend centralisme’ kom ik straks nog even terug.

Eerst even terug naar de Sovjet-Unie.

Novosibirsk

Bij Novosibirsk ligt de voorstad Akademgorodok (‘Academiestadje’). In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werkten in deze lommerrijke enclave ten tijde van het bewind van secretaris-­generaal Nikita Chroesjtsjov bevoorrechte wetenschappers aan onderzoek dat aan reguliere instellingen ondenkbaar was. Genetisch onderzoek bijvoorbeeld, dat volgens de officiële Sovjet-leer een westerse verdorvenheid was – een soort klimaatscepticisme avant-la-lettre, maar dan andersom, zoekt u het maar eens op. Ook de briljante wiskundige en econoom Leonid Vitaljevitsj Kantorovitsj werkte hier met een team aan, voor die tijd, high-tech innovaties voor de planeconomie. 

Zijn pièce de résistance was een netwerk van onderling verbonden computers die met de juiste algoritmes op lokaal niveau planmatige beslissingen konden nemen, waarbij het grote geheel niet uit het ook verloren zou worden. Leonid Vitaljevitsj won er in 1975 samen met de Nederlander Tjalling Koopmans de Nobelprijs voor economie voor. Hij legde het zelf als volgt uit: ‘Het probleem is om een systeem te construeren van informatie, boekhouding, economische indexen en prikkels die het mogelijk maken voor lokale besluitvormende organen om hun beslissingen te waarderen vanuit het gezichtspunt van de hele economie.’

Deze vorm van radicale decentralisatie ging de Sovjet-leiders veel te ver. De jaarlijkse plancyclus van de Sovjet-Unie zou hiermee volledig op de schop moeten worden genomen. De speelruimte van de apparatsjiks zou verdwijnen ten gunste van iets dat toch verdacht veel op marktwerking begon te lijken. Het ‘plan-internet’ is er nooit gekomen; Kantorovitsj’ revolutionaire ideeën gingen, samen met vele andere, op de schroothoop toen Chroesjtsjov werd gewipt en vervangen door de veel behoudender Brezjnev.

Tijdsgewricht noch systeem leverden een geschikte voedingsbodem voor omwentelingen waarin veranderingen plotseling versneld mogelijk werden gemaakt, en waarin het centrale gezag bereid was in te leveren ten gunste van het decentralere niveau. Dat is nu wel anders. Ik keer daarom terug naar het heden en de uitdagingen waar lokale burgers en hun vertegenwoordigers zoal voor staan, en waar de verkiezingen voor de gemeenteraden zoal over gaan. Of zouden moeten gaan.

Lokale uitdagingen en oplossingen

Decentralisatie is nogal in de mode. Op allerlei terreinen regelt men het op lokaal, decentraal niveau op verrassende wijze het liefste zelf, soms omdat het moet, soms omdat het kan. Ik geef enkele voorbeelden.

De energietransitie is in volle gang. We gaan binnen enkele decennia van het gas af. Het heeft even geduurd, maar traditioneel conservatieve partijen zijn eindelijk gaan bewegen. Maar wie bewegen het snelst? Juist. De kleine Amsterdamse woningbouwcorporatie De Samenwerking meldde in juli 2016 dat ze 320 huurwoningen gaat voorzien van zonnepanelen. De grotere corporaties blijven hopeloos achter: nog maar één procent van het corporatiedak is met panelen belegd. De corporaties hebben beterschap beloofd, maar kijken met argusogen naar Den Haag.

“ De voorbeelden illustreren dat decentralisatie vaak wezenlijk vernieuwend is wanneer ze eigenaarschap teruglegt op de plek en het niveau waar het hoort ”

Op het gebied van zorg is de decentralisatie een formeel feit. Sinds 1 januari 2015 zijn de budgetten voor zorg, maatschappelijk werk en jeugdzorg overgeheveld naar de gemeenten. De gedachte daarachter is: de gemeente staat dichter bij de burger. Een tweede gedachte was uiteraard dat er bezuinigd moest worden – van de 10,5 miljard euro van de gezamenlijke budgetten werd het Gemeentefonds slechts 9 miljard euro opgehoogd.

De krachten die vanuit de vrees dat de gemeentes het geld ‘aan lantaarnpalen zouden uitgeven’ de bedragen wilden laten oormerken, zijn gelukkig minder sterk gebleken dan de krachten die de decentralisatie consequent wilden doorvoeren: de gemeentes mogen zelf budgetteren.

De genoemde zorgtaken blijven collectief verzekerde voorzieningen die lokaal worden uitgevoerd. Verder gaan vormen van decentralisatie waarbij de overheid helemaal niet meer komt kijken, of slechts marginale eisen stelt. Zelf de vuilnisophaal regelen in je wijk, of je als zzp’ers verzekeren tegen de derving van inkomsten uit arbeid door middel van een broodfonds. Dat laatste is aan een enorme opmars bezig, met name omdat arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers amper te betalen zijn en als het puntje bij het paaltje komt, niet uitbetalen. 

Revolutionaire vernieuwing

De voorbeelden illustreren dat decentralisatie vaak wezenlijk vernieuwend is wanneer ze eigenaarschap teruglegt op de plek en het niveau waar het hoort. Het wooncomplex krijgt weer iets te zeggen over de energie die op het dak wordt gewonnen, het zzp-collectief over de regels op grond waarvan onfortuinlijken een uitkering uit het broodfonds kunnen verwachten, et cetera. Dat samen dingen regelen (geen links of rechts gedachtegoed overigens) is er in de afgelopen decennia een beetje uitgeraakt.

We zijn, zoals consultant Jeroen den Uyl (verre familie van de oude PvdA-leider) het noemt, gewend geraakt aan zowel een dikke overheid als aan een dikke markt. Als je dus bijvoorbeeld kinderopvang onderwerpt aan een waaier van nationale regels, en vervolgens aan marktpartijen uitbesteedt die aan anonieme hedgefund-investeerders zo veel mogelijk winst uitbetalen, is het niet vreemd dat je te dure, anonieme en van de mensen vervreemde diensten overhoudt.

Een inmiddels goed uitgewerkt alternatief is de commons. Op het podium van Pakhuis de Zwijger in Amsterdam hebben onder de titel New Democracy inmiddels meer dan twintig bijeenkomsten plaatsgevonden waarbij deze ‘nieuwe vorm van collaboratieve consumptie en productie’ met talloze experts wordt besproken: een buurtpark inrichten, een energiecollectief vormgeven, de peer-to-peer-economie regels geven. Alle voorbeelden zitten in schemergebieden. Ze zijn altijd een mengeling tussen publiek en privaat. Ze bieden een bonte mix van linkse en rechtse ideeën. Ze zijn radicaal gedecentraliseerd en werken op lokaal niveau het allerbest maar verdomd: daar moet de overheid ineens weer wat.

En over die vermaledijde centrale overheid moeten we het ten slotte nog even hebben. Want of we nu een commons-project gaan starten of binnen de bestaande wettelijke kaders op lokaal niveau jeugdzorg willen organiseren of een school willen stichten, Jesse heeft in Den Haag nog wel wat te doen.

Haagse nachtwakers

De doelstellingen van een van de New Democracy-avonden in Pakhuis de Zwijger, nummer 18, waren wel heel ambitieus: de vrije markt hervormen. Bas van Bavel, hoogleraar transities van economie en samenleving in Utrecht, en Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam, waren twee van de gasten.

Van Bavel lichtte de centrale stelling van zijn boek The Invisible Hand? toe. Volgens hem leidt de vrije markt, die eerst een hulpmiddel was om burger te emanciperen, nu tot een opeenhoping van de ‘bouwstenen van het leven’ bij de elite. Het gevolg is een uitholling van de democratie. Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam, vulde aan dat niet de markt, maar de overheid voor alle investeringen in infrastructuur heeft gezorgd. ‘You didn’t create it, stupid!’ verweet hij de markt ter plekke, en hield een vurig pleidooi voor een sterke overheid, althans als investeerder.

De logica is helder: de staat mag zo veel mogelijk terug naar de rol van de nachtwaker. De straten moeten goed geplaveid zijn zodat niemand struikelt, met voldoende verlichting. Een en ander als beeldspraak, dus in de ruimste zin van het woord. Het energy internet (een term van de veelzijdige denker Jeremy Rifkin) dat informatie en energie combineert, heeft ook governance nodig. Net als ingenieuze vormen van commons die wellicht bijten met nationale wetgeving, regels voor intellectueel eigendom bij microbetalingen bij nog onontdekte vormen van de deeleconomie en ga zo maar door. Dat zijn vaak heel technocratische, ondoordringbare dossiers.

De normen en waarden die daarachter liggen, zijn echter vaak heel wezenlijk en aansprekend. Dat onderstreept de mening van drie staatsrechtsexperts, eind 2015, dat decentralisatie van de zorg indruist tegen het staatsrecht omdat bij de zorg gelijkheid zou moeten prevaleren boven maatwerk. Nu is het bij juristen altijd een beetje onduidelijk of ze vinden dat het zo zou moeten zijn, of dat het zo volgens het huidige recht is. Ze beweren het laatste, maar in beide gevallen is de discussie essentieel hoeveel ongelijkheid we bereid zijn te accepteren.

“ Als je radicale decentralisatie serieus neemt, dan ontstaan hoe dan ook verschillen, die in de ogen van sommigen oneerlijk uitpakken ”

Als je radicale decentralisatie serieus neemt, dan ontstaan hoe dan ook verschillen, die in de ogen van sommigen oneerlijk uitpakken. Ergens zit daarin een bottom line die we niet mogen passeren. Let wel: het van tafel vegen van de decentralisatie van de zorg in zulke algemene termen is volstrekt achterhaald en veel te vergaand.

De neiging om het bij de minste zorg weer centraal te willen regelen, zit diep. Dat zegt ook sociaal-democraat Jacques Wallage, of all people. De voormalig voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) stelde in het advies De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor systemen dat de Tweede Kamer en de regering de neiging hebben zich op te stellen als hiërarchische figuren. Telkens als het misgaat, wordt er weer iemand ter verantwoording geroepen. Zo werkt het niet: decentralisatie betekent dat juist de verantwoordelijkheid elders moet komen te liggen. Nodig zijn dus betere spelregels over gezamenlijke verantwoordelijkheden. En wat minder scoringsdrift vanuit Den Haag.

Leuze en oplossingen

Tot slot terug naar de uitdagingen van de groenlinkse beweging. Wat moet de voorman in Den Haag zien te bereiken, en wat de lokale GroenLinksers die na de verkiezingen aan zet zijn? Een bekende leuze van de bolsjewieken was: ‘Communisme is macht aan de raden en de elektrificatie van het hele land!’ Dat laatste gebeurde in de Sovjet-Unie en in de satellieten in hoog tempo. Technologieën die ná de koelkast en de televisie kwamen, braken echter nooit door. Wellicht heeft dat iets te maken met het feit dat de raden, de sovjets, nooit enige daadwerkelijke macht kregen. 

Het zou jammer zijn als voor de betuttelende nationale overheid een betuttelende plaatselijke overheid in de plaats komt. De plaatselijke GroenLinksers zouden er wat mij betreft dus voor moeten zorgen dat de macht naar zelfbenoemde groepen burgers gaat, die worden ondersteund door een slimme, bescheiden en eerlijke infrastructuur. Het ontwerp daarvan is een grote uitdaging en kan op allerlei manieren fout gaan, bijvoorbeeld wanneer het vertrouwen dat de (plaatselijke) overheid aan burgers schenkt bij nader inzien voorwaardelijk is als de verzonnen oplossingen wat al te origineel zijn.

Regels moeten tot een minimum worden beperkt, en open, betekenisvol contact tussen de sleutelfiguren zorgt voor efficiënte uitwisseling. De plaatselijke ontmoeting staat dus centraal, in tegenstelling tot de ‘dikke’ overheid of markt. Zo moet de samenleving de gelegenheid kunnen krijgen om vooruitstrevend om te gaan met veranderingen.

Juist een progressieve beweging die de open samenleving omarmt, is bij uitstek het vehikel om hiervoor een lans te breken en de nodige heilige huisjes omver te trappen. Dat zijn er nogal wat in Nederland. Vanuit Den Haag moeten de grote lijnen daarvoor worden uitgezet vanuit de juiste ideologische overtuiging van de open samenleving. Ik wens Jesse en alle lokale GroenLinks lijsttrekkers daarbij veel succes. Voorwaarts!

Literatuur

  • B. van Bavel, The Invisible Hand? How Market Economies have Emerged and Declined Since AD 500, Oxford University Press, Oxford 2016.
  • Raad voor het openbaar bestuur, De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor systemen, Den Haag 2016.
  • F. Tabarki, Het Einde van het Midden. Wat een maatschappij van extremen betekent voor mens, bedrijf en politiek, AtlasContact, Amsterdam 2016.