Al jarenlang wordt er gespeculeerd over het einde van de Turkse toetredingsonderhandelingen tot de Europese Unie (EU). Beide partijen hebben het geloof in een goede afloop verloren. Als gevolg van de groeiende aanhang voor radicaal-rechtse populistische partijen in Europa verwachten veel waarnemers dat het de EU zal zijn die de stekker er uit zal trekken. Maar het ligt eerder in de lijn der verwachtingen dat Turkije nog dit jaar zal voorstellen het over een andere boeg te gooien.

Eerst het referendum

Op 16 april a.s. gaan de Turken opnieuw naar de stembus. Niet om een parlement of een president te kiezen maar om via een referendum ja of nee te zeggen tegen een pakket wijzigingen van de Turkse grondwet. Centraal staat de verandering van het huidige parlementaire systeem naar een presidentieel stelsel. Op dit moment is de premier de belangrijkste politicus en ligt de wetgevende macht bij het parlement. De rol van de president is meer dan ceremonieel, maar is aan allerlei beperkingen onderhevig.

Als op 16 april de meerderheid van de Turken akkoord gaat met de voorliggende plannen, komt daar vanaf 2019 radicaal verandering in. Het ambt van premier wordt afgeschaft. Voortaan kiest de president zelf zijn ministers, kan op sommige terreinen middels decreten regeren en beslist wanneer nieuwe verkiezingen nodig zijn. Deze concentratie van de macht is een lang gekoesterde wens van de huidige president, Recep Tayyip Erdogan, die van mening is dat slechts onder strakke leiding en zonder overbodige tegenspraak Turkije in staat zal zijn zich te ontwikkelen tot een belangrijke speler op het wereldtoneel.

Tegenstanders van de overgang naar een presidentieel systeem à la Turca benadrukken dat het grootste probleem niet zozeer de uitbreiding van de bevoegdheden van de president is. Enigszins vergelijkbare stelsels bestaan ook in andere landen, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten. Het verzet wordt vooral gevoed door de totale afwezigheid van checks and balances in het nieuwe Turkse systeem.

Na 2011 heeft Erdogan er alles aan gedaan om de toch al beperkte onafhankelijkheid van de rechterlijke macht nog verder aan te tasten. De media staan onder bijna totale controle van de president en kunnen hun cruciale rol als kritische volger van de uitvoerende macht niet vervullen. In tegenstelling tot de V.S., een federatie van staten met vergaande bevoegdheden, is Turkije een sterk gecentraliseerd land waar alles in Ankara wordt beslist. 

Vaderlandslievend

Onder normale omstandigheden zou de uitkomst van het referendum ongewis zijn. Een deel van de achterban van de regerende AKP, de partij van Erdogan, is niet gecharmeerd van de voorgestelde presidentiële dominantie. Samen met de oppositie zouden deze AKP-afhakers de president een nederlaag kunnen bezorgen, vergelijkbaar met die van de parlementsverkiezingen in juni 2015, toen dit thema centraal stond in de campagne van de AKP. De partij kwam niet verder dan veertig procent van de stemmen. 

“ Sinds de mislukte coup heeft Erdogan alles in het werk gesteld om critici van diverse pluimage het leven zuur te maken ”

Helaas is er van normale omstandigheden nu geen sprake. Sinds de mislukte coup van juli 2016 heeft Erdogan alles in het werk gesteld om critici van diverse pluimage het leven zuur te maken. Meer dan honderdduizend mensen zijn hun baan kwijt geraakt. Meer dan 40.000 zitten gevangen, waaronder bijna alle spraakmakende kritische journalisten en columnisten. De inmiddels aarzelend op gang gekomen Nee-campagne wordt op allerlei manieren tegengewerkt en tot 16 april zal een overweldigende Ja-campagne op alle tv-kanalen de bevolking ervan proberen te overtuigen dat instemmen met de grondwetswijzigingen een plicht is voor iedere vaderlandslievende Turk.

Onder die omstandigheden ligt een overwinning van Erdogan voor de hand. Dat is niet alleen van belang voor de toekomstige binnenlandse verhoudingen in Turkije. Het vooruitzicht op nog eens een decennium aan ongecontroleerde macht, zal het voor Erdogan mogelijk maken om ook op buitenlands politiek terrein knopen door te hakken. Een daarvan betreft de totaal vastgelopen onderhandelingen met de Europese Unie.

Weerzin 

De onderhandelingen tussen Turkije en de EU over volwaardig lidmaatschap startten in 2005. Turkije had toen vijf jaar van ingrijpende hervormingen achter de rug op het gebied van democratie en mensenrechten, die Turkije dichter bij de EU brachten. De verwachting dat die vooruitgang zou leiden tot een snel toetredingsproces werd al snel de bodem in geboord door onenigheid over Cyprus en de toenemende weerzin tegen Turkse toetreding in Duitsland en Frankrijk.

Na 2010 kwam het toetredingsproces langzaam tot stilstand. De EU bleef de helft van de onderhandelingen blokkeren en liet er geen misverstand over bestaan dat Turkse toetreding als buitengewoon onwenselijk werd gezien, zeker zo lang Erdogan aan de macht bleef. Turkije voelde zich geschoffeerd en ging op zoek naar economische en politieke alternatieven.

Ondanks alle onderlinge wrijvingen en openlijk beleden weerzin, was tot nu toe geen van beide partijen bereid de stekker uit het proces te trekken. Binnen de EU is daarvoor unanimiteit tussen de lidstaten vereist en die is er simpelweg niet. Behoorlijk wat EU-landen zijn nog steeds voorstander van Turkse toetreding, zij het op langere termijn en slechts na ingrijpende hervormingen. Bovendien is de laatste jaren duidelijk geworden dat de EU Turkije nodig heeft als het gaat om de oplossing van belangrijke strategische vraagstukken: vluchtelingen, migratie, energie, relaties met het Midden-Oosten en de strijd tegen terrorisme.

Patstelling 

In Turkije gaan de laatste jaren regelmatig stemmen op om te stoppen met de onderhandelingen met hypocriete Europeanen die, als puntje bij paaltje komt, Turkije toch nooit zullen accepteren als EU-lid. Ook Erdogan heeft regelmatig openlijk met die optie gespeeld. Hij heeft tot dusver daaraan geen vervolg gegeven om twee redenen: alternatieve partners zijn óf volstrekt instabiel (grote delen van het Midden-Oosten) óf onbetrouwbaar (Rusland).

Belangrijker nog: de Turkse economie is nu en in de afzienbare toekomst afhankelijk van handel met de EU en Europese investeringen. Breken met de EU zou onvoorspelbare, maar bijna zeker louter negatieve gevolgen hebben voor de Turkse economie. Erdogans droom om Turkije in 2023, het jaar dat de Turkse republiek honderd jaar bestaat, de top tien van wereldeconomieën binnen te loodsen zou dan zeker in rook opgaan.

Het gevolg is een al jaren durende patstelling. Officieel wordt er nog steeds onderhandeld tussen de EU en Turkije. Maar in de praktijk gebeurt er weinig, zeker sinds Erdogan na 2013 op autoritaire wijze op zoek is naar de alleenheerschappij en zich van Europese protesten tegen persbreidel en schending van de mensenrechten niets aantrekt. Aan die situatie van wederzijds geaccepteerde stilstand zou echter binnenkort wel eens een einde kunnen komen.

Douane-unie 

Er wordt al een tijdje gespeculeerd over Turkse plannen om de verhouding met de EU op een andere leest te schoeien. Centraal in dat alternatief zou de Douane-unie staan, de sinds 1996 geldende set van afspraken en regels tussen de EU en Turkije over het vergemakkelijken van de handel in industriële producten. Eind vorig jaar is overeengekomen dat die Douane-unie aan modernisering toe is. Dit jaar gaan Turkije en de EU om de tafel zitten om de werking van de unie uit te breiden met de handel in landbouwproducten en de verlening van diensten. Als dat lukt, zou daarmee een stevig nieuw fundament gelegd zijn onder de economische betrekkingen tussen Turkije en de EU. 

“ Binnen de EU zal het afblazen of op de lange baan schuiven van toetredingsonderhandelingen met een zucht van verlichting worden ontvangen ”

Het zou niemand moeten verbazen als Erdogan na winst in het referendum nog dit jaar met het voorstel komt om de toetredingsonderhandelingen op de lange baan te schuiven en te vervangen door een ander anker: de uitgebreide en vernieuwde Douane Unie. De voordelen voor Turkije zijn legio: de economische band met de EU is gegarandeerd maar aan de constante bemoeienis van de EU met de binnenlandse politiek in Turkije komt een einde.

Erdogan ergert zich al jaren aan de constante kritiek uit Brussel op zijn beleid maar weet dat dit een logisch uitvloeisel is van de wens van Turkije om toe te treden tot de EU. Als Turkije die ambitie opgeeft of uitstelt, zal ook aan die in Turkse ogen ongewenste inmenging een einde komen.

Erdogan heeft er groot belang bij om snel met die perspectiefwisseling te komen. De omstreden nasleep van de mislukte coup heeft de Turkse economie immers in een diepe crisis gestort. Als gevolg van de politieke instabiliteit en de afbraak van de rechtsstaat zijn buitenlandse investeringen drastisch teruggelopen. De waarde van de Turkse munt is gekelderd en dat is een ramp voor veel Turkse bedrijven die in het verleden leningen zijn aangegaan in dollars of euro's. De revitalisering van de economische banden met de EU zou de Turkse economie een broodnodige impuls kunnen geven.

Populisten

Binnen de EU zal het afblazen of op de lange baan schuiven van de toetredingsonderhandelingen in veel hoofdsteden met een zucht van verlichting worden ontvangen. Berlijn, Parijs, Wenen en Den Haag zullen Ankara zeker van dienst willen zijn, omdat het Turkse lidmaatschap al jarenlang omstreden is en kolen op het vuur van opdringende populisten. Als de EU dan ook nog de nodige verzekeringen kan krijgen over strategische samenwerking met Turkije op de korte en lange termijn, is dit de soort win-win deal waar veel Europese politici tot nu toe alleen maar van konden dromen. 

Een reset op initiatief van de Turken zou ook een ander heikel vraagstuk makkelijker oplosbaar maken: het afschaffen van de visumverplichting voor Turkse burgers die naar de EU willen reizen voor een kort verblijf. Onderdeel van een gemoderniseerde Douane-unie zou een gefaseerde opheffing van die verplichting kunnen zijn: eerst voor zakenlui, later ook voor andere specifieke groepen en uiteindelijk voor alle Turken.

Daarmee zou ook de huidige vluchtelingendeal gered zijn. Die wordt nu bedreigd omdat de EU weigert visavrijheid aan alle Turken te verlenen, zolang Turkije niet bereid is zijn antiterrorisme wetgeving aan te passen. Dat laatste is voor Turkije onbespreekbaar op een moment dat het land bij voortduring slachtoffer is van zelfmoordaanslagen door IS of de Koerdische PKK.

Koerswijziging

Een dergelijke reset zou een einde maken aan een dubbelzinnige en uitzichtloze situatie die ook voor Europese voorstanders van Turkse toetreding steeds lastiger te verdedigen is. De focus op Turkse economische belangen en Europese strategische behoeften heeft echter ook een groot nadeel.

Als de EU zich voortaan niets meer aantrekt van de ontwikkeling van de democratie in Turkije omdat lidmaatschap niet meer op de agenda staat, van wie kunnen Turkse democraten dan in de toekomst nog wel steun verwachten in hun strijd tegen de autocratische verwording van hun land? Op die vraag zullen Europese progressieven snel een antwoord moeten vinden, bij voorkeur voordat ze instemmen met een Turks-Europese koerswijziging die onvermijdelijk lijkt.