Erfbelasting
Sinds Thomas Piketty’s Kapitaal in de 21ste eeuw vier jaar geleden de wereld veroverde, staat de ongelijkheid van vermogens in de belangstelling. Nederland kent gematigde inkomensverschillen, maar de vermogensverschillen zijn zeer groot, het grootst zelfs van alle OECD-landen op de VS na. De rijkste 10% van de Nederlanders bezit ruim twee derde van alle vermogen, terwijl de armste helft per saldo niets heeft. Deze ongelijkheid groeit, en zal volgens Piketty bij ongewijzigd beleid ook blijven groeien.
Dit is iets om zeer ongerust over te zijn. Vermogensongelijkheid leidt tot ongelijke kansen in het onderwijs, op de woonmarkt en meer algemeen in de toegang tot politieke en economische macht. Bij alle aandacht voor ongelijkheid blijft één element merkwaardig genoeg onderbelicht, namelijk de rol van erfenissen. Dat zou anders moeten, zo laten wij zien in ons boek ‘Voor wie is de erfenis’ (Van Gennep) dat deze zomer uitkwam. Een eenvoudige rekensom leert dat ruwweg 40 procent van alle particuliere vermogens afkomstig is van erfenissen. De vraag is daarom niet óf erfenissen de vermogensverdeling beïnvloeden, maar hóe.
Wieg
Jaarlijks wordt in Nederland 14 tot 15 miljard euro nagelaten. Zo’n 200 duizend mensen krijgen een erfenis (boven de belastingdrempel) met een gemiddelde omvang van 50.000 euro. Slechts rond de 10 procent van de erfenissen is groter dan een ton, maar bij elkaar opgeteld is deze 10 procent goed voor meer dan de helft van het totale bedrag aan verkrijgingen. Om het precieze effect van erfenissen op de vermogensongelijkheid te berekenen, zijn onvoldoende cijfers beschikbaar. De gegevens zijn er wel, verstopt in de data van de Belastingdienst, maar ze worden door het CBS niet gebruikt en door de politiek niet opgevraagd.
Dat is opzienbarend. Het betekent dat de Tweede Kamer bij het vaststellen van de tarieven en vrijstellingen van de erfbelasting niet weet wat de gevolgen zijn voor de vermogensverdeling. Alsof je in het donker zoekt naar de uitgang. Opmerkelijk ook in vergelijking met de aandacht voor de inkomenseffecten van politieke beslissingen, die berekend worden tot op de 0,1 procent.