Column
Uiteraard lees ik ook de nodige tijdschriften. Een daarvan is hier wel het vermelden waard: Mr., Magazine voor juristen. Aangezien ik op een juridische faculteit werk, behoor ik tot degenen die dit glossy maandblad maandelijks gratis ontvangt. In Mr. staat de jurist centraal (‘wie is de beste op zijn vakgebied?’; ‘welk kantoor is het beste?’). Daarnaast besteedt het aandacht aan ontwikkelingen binnen het vakgebied zoals juridische overnames en de voors en tegens van referenda.
Er komen typisch ‘glossy’ onderwerpen aan de orde, zoals een bespreking van de favoriete auto (type Bentley, Jaguar) van een van de ‘maten’ van bijv. een Zuidaskantoor – in de juristerij wordt door sommigen heel behoorlijk verdiend – en de rubriek ‘netwerken’. Daarin staan de kiekjes afgedrukt die een Mr.-fotograaf maakte tijdens de vele borrels na afloop van een juridisch congresje of vergaderingetje. Altijd leuk om te kijken wie je kent, en wie zich met wie op de foto heeft laten zetten.
Natuurlijk is Mr. geen diepgravend juridisch tijdschrift en die pretentie heeft het ook helemaal niet. Maar toch geeft Mr. ons wel degelijk een inkijkje in de juristenwereld. Op de omslagen van de laatste nummers kijken ons veelal witte mannen, bijna allemaal in pak, en witte vrouwen aan. Incidenteel duikt er in de rubriek ‘netwerken’ wel eens een kleurige jurist op, maar de grote meerderheid van degenen die in Mr. worden afgebeeld, is autochtoon, man en wit. Is dat erg?
Tot voor kort dacht ik eigenlijk van niet; ik ken immers veel juristen als integere mensen met een brede belangstelling (mijn favoriete rubriek in Mr. is die waarin deze of gene jurist de romans bespreekt die op zijn nachtkastje liggen) die een goede rechtsbedeling beogen. Maar onlangs ben ik aan het twijfelen geslagen. Misschien is het toch niet zo onschuldig dat een etnisch tamelijk homogeen gilde van juristen – dat zichzelf bovendien grotendeels in stand houdt door coöptatie – verantwoordelijk is voor de Nederlandse rechtsbedeling.