Arbeidsmarktbeleid
Johan* is 35 jaar oud en zit al een aantal jaren in de bijstand. Door een combinatie van privéproblemen en sterke faalangst is het hem nog niet gelukt om werk te vinden. De gemeente dwingt hem een re-integratietraject met sollicitatietrainingen te volgen maar zelf twijfelt hij erg aan het nut hiervan. Het heeft ook nog niets opgeleverd en de gemeente classificeert hem als ‘arrangement 3’: nauwelijks ‘loonwaarde’ maar wel ‘ontwikkelpotentieel’. Uiteindelijk begeleidt een particuliere re-integratieorganisatie Johan naar een vrijwilligersfunctie, waar hij met een klein team klusjes verricht voor particulieren in een kwetsbare positie. Hij voelt zich hier prettig en merkt dat zijn zelfvertrouwen groeit. Zijn begeleider draagt hem echter op de functie op te geven. Het klussenteam is namelijk uitsluitend bedoeld voor mensen in de categorie ‘arrangement 4’. Johan moet een re-integratietraject volgen bij een ander re-integratiebureau waarmee de gemeente een contract heeft. Dit traject ziet hij helemaal niet zitten. Hij raakt volledig gedemotiveerd en verliest zijn aanstelling. Momenteel zit Johan weer werkloos thuis.
*Om privacy redenen is de naam Johan gefingeerd en zijn de namen van de re-integratieorganisatie en de gemeente weggelaten.
Veel mensen die de afgelopen jaren hun baan hebben verloren, zullen zich herkennen in het verhaal van Johan. Een groot aantal mensen zonder werk krijgt momenteel geen hulp om werk te vinden of wordt juist gedwongen tot re-integratieactiviteiten waar ze zelf het nut niet van inzien. Het huidige arbeidsbeleid draagt dan wel de naam ‘activerend beleid’, maar in werkelijkheid helpt de overheid slechts een klein deel van de vele uitkeringsgerechtigden daadwerkelijk vooruit. Het is dan ook niet verrassend dat zo’n 900.000 werkloze Nederlanders momenteel aangeven wel te willen werken en dat ook te kunnen, maar dit om uiteenlopende redenen niet doen. Johan is slechts één van hen. De afgelopen maanden heeft Wetenschappelijk Bureau GroenLinks daarom onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor eerlijkere en effectievere dienstverlening aan mensen zonder werk en daartoe een aantal voorstellen gedaan.
Om alternatief beleid voor te kunnen stellen, moeten we eerst begrijpen hoe het huidige beleid - met zijn actieve toonzetting maar passieve opstelling - is ontstaan. De roep om activerend arbeidsbeleid begon in de jaren ‘80, toen de kabinetten-Lubbers concludeerden dat de ruimhartige voorzieningen van de jaren ‘70 te weinig mensen aan het werk hielpen. Werkzoekenden kregen daarom meer mogelijkheden voor scholing en jongeren kregen intensieve begeleiding bij het zoeken naar werk. Tegelijkertijd verlaagden deze kabinetten de uitkeringen en verscherpten ze de voorwaarden om een uitkering te krijgen, vanuit de aanname dat werk hiermee aantrekkelijker werd. De kabinetten-Kok intensiveerden dit beleid. Ze introduceerden gesubsidieerde banen voor langdurig werklozen (de Melkertbanen) maar ook deze kabinetten verlaagden de uitkeringen, blokkeerden de bijstand voor jongeren en introduceerden een veel strenger uitkeringssysteem. Uitkeringsinstanties werden steeds meer afgerekend op targets: zo weinig mogelijk ‘instroom’, zo veel mogelijk ‘uitstroom’. De nadruk verschoof van goede dienstverlening naar het simpelweg verlagen van de werkloosheid en het voorkomen dat mensen onnodig een uitkering kregen.
Doordat de kabinetten-Balkenende en -Rutte deze lijn voortzetten, is het Nederlandse socialezekerheidsstelsel inmiddels uitgegroeid tot een van de strengste van Europa. Anders dan de kabinetten-Kok verhoogden deze kabinetten niet de investeringen in beleid om mensen aan het werk te krijgen. Sterker nog, ze draaiden deze investeringen terug. Vooral het tweede kabinet-Rutte blonk hierin uit. In 2010, midden in de economische crisis, besloot het Nederlandse kabinet vrijwel als enige in West-Europa rigoureus te bezuinigen op zowel de uitvoeringsorganisatie (het UWV) als op de budgetten voor de begeleiding en scholing van mensen zonder werk. Terwijl de werkloosheid snel steeg, werden de gemeenten en het UWV gedwongen hun dienstverlening af te bouwen. De overheid trok zich terug uit de arbeidsmarkt. Persoonlijk contact werd vervangen door online werkmappen, zorgvuldig toezicht door administratieve checks, individuele begeleiding door goedkope groepsgewijze sollicitatietrainingen en zeggenschap over het eigen re-integratieproces door verplichte standaardtrajecten.