Klimaatbeleid is de vrijblijvendheid ver voorbij. Als de politiek al twijfelt, grijpt de rechter wel in, zo blijkt uit vele klimaatzaken. De mensenrechten zijn in het geding, dus moet de uitstoot van broeikasgassen omlaag. Daarmee is de kern van de discussie wezenlijk veranderd: de vraag is niet ‘of’ we het klimaatprobleem moeten oplossen maar ‘hoe’: hoe snel, met welke financiële maatregelen, met welke technieken? Dit is een trendbreuk waar vele ‘groene’ mensen lang voor hebben gevochten.

Toch levert deze nieuwe werkelijkheid hun niet alleen vreugde op. De energietransitie is namelijk geen buffet waar je het lekkerste hapje kunt kiezen; we hebben nagenoeg het hele buffet nodig.

Het is niet zon óf wind. Het is zon én wind. Het is niet opwekken of besparen, het is opwekken én besparen. Het is elektriciteit én warmte. Het is vooral uitstoot beperken, maar ook uitstoot onder de grond stoppen. En daar is niet iedereen onverdeeld gelukkig mee.

Veel praat, te weinig daad

Green Energy Day viel dit jaar op 16 februari: toen was al onze duurzame energie voor dit jaar ‘op’. Niet letterlijk natuurlijk; het is ons percentage duurzame energie (11 procent), omgerekend naar dagen. Dat maakt tastbaar hoe ver we zijn – en hoe ver we nog moeten. Als Green Energy Day elk jaar tien dagen later valt, is in 2050 alle energie duurzaam. Dat is ook (uiterlijk) nodig om deze planeet leefbaar te houden.

Dat tempo haalt Nederland nog niet. Er is veel klimaatpraat maar te weinig klimaatdaad. Nederlanders overschatten hoe ver we zijn met onze klimaataanpak. We denken bijvoorbeeld dat de zon zorgt voor negentien procent van onze energie, zo blijkt uit onderzoek van Motivaction. In werkelijkheid is dit één procent.

Uit datzelfde onderzoek bleek dat 60 procent van de Nederlanders denkt dat de milieubelastingen zijn gestegen. In werkelijkheid daalde dit in tien jaar tijd van 8,8 naar 7,7 procent van de belastinginkomsten. Mede daarom is ‘fossiel’ vaak nog de goedkoopste optie voor mensen en bedrijven.

Om Green Energy Day te kunnen vieren op 31 december moet verduurzamen consequent lonender zijn dan vervuilen. En tegelijkertijd moeten heel veel duurzame oplossingen op hetzelfde moment een vlucht nemen.

Illustratie van windmolen in de vorm van een omhooggestoken duim
Illustratie: Arianne Faber

Sceptici en activisten

‘Ik ben wel voor duurzame energie, maar…’ heb ik de afgelopen jaren vaak gehoord. Met daarna redenen waarom specifiek dit project of deze vorm van duurzame energie niet goed is. Elke duurzame oplossing kent zijn eigen protestgroepen.

Verzet komt zeker niet alleen van klimaatsceptici. Een belangrijk deel van de huidige energiewinning is onzichtbaar in Nederland, maar de nieuwe energiewinning – windmolens, zonneparken - zie je goed.

Ook voor klimaatactivisten levert dit soms lastige keuzes op. Windmolens en zonneparken komen al snel dichtbij huizen of natuur. Duurzame technieken hebben grondstoffen nodig, van accu’s tot reststromen voor biomassa. De aanleg van elektriciteitskabels en het boren naar aardwarmte zijn forse ingrepen. En voor sommigen ook lastig: bedrijven doen de bulk van de investeringen, dus er wordt ook winst gemaakt. En dan moet de rekening nog worden betaald en willen we koopkracht en werkgelegenheid beschermen.

“ Als we alleen opties zonder nadelen accepteren, halen we de klimaatdoelen nooit ”

Als we alleen opties zonder nadelen accepteren, halen we de klimaatdoelen nooit. Al te romantische verwachtingen zijn niet handig: het wordt niet alleen maar ‘leuk’ in het klimaatparadijs. We kunnen voorlopig nagenoeg geen enkele oplossing schrappen.

Na de zin ‘ik ben wel voor duurzame energie, maar…’ volgt vaak ‘Waarom doen we niet gewoon…’, gevolgd door populaire oplossingen zoals zon op het dak of energiebesparing. Natuurlijk moeten we dat vooral doen. Maar het is lang niet genoeg.

Zelfs met een vertienvoudiging van de huidige hoeveelheid zonne-energie hebben we pas tien procent van de totale energiebehoefte. Bovendien is de productie zeer ongelijk verdeeld over de dag en het jaar, dus zijn andere oplossingen nodig wanneer de zon niet schijnt.

Daarnaast is onze energievraag het grootst in de winter. Dit kunnen we beperken met goede isolatie, maar niet elimineren. Zelfs het ogenschijnlijk knuffelbare isoleren van woningen is niet zonder nadelen: bewoners hebben er niet zomaar zin in, ook niet als het voordelig is. Voor isolatie zijn materialen nodig. En in de spouwmuur van je woning kan een vleermuizenfamilie huizen. Wie de muur vult, kan dus ook onbedoeld de vleermuizen doden. Zo heeft elke techniek wel ‘een vleermuis’.

Ideale zee

Gelukkig is er veel mogelijk en gaan veel ontwikkelingen de goede kant op. Vorig jaar was een kwart van onze elektriciteit hernieuwbaar, over negen jaar komt driekwart van de zon en de wind. Dat is ‘maar’ 15 procent van alle energie maar toch een grote stap vooruit. Het grootste deel daarvan komt van windparken op zee en zonnepanelen vooral op daken. In ons dichtbevolkte land zijn we gezegend met een ideale zee voor de deur: niet zo diep en met veel wind.

Met elektriciteit kunnen we nog veel meer, bijvoorbeeld het ‘elektrificeren’ van warmte en vervoer in de vorm van elektrische auto’s en vrachtwagens; huizen en fabrieken met warmtepompen en elektroboilers; en groene waterstof.

“ De snelle groei van het aantal huizen met zonnepanelen komt doordat dit rendabele investeringen zijn geworden ”

Daarnaast zijn vele nieuwe bronnen van warmte nodig, bijvoorbeeld warmte uit de aarde (geothermie) en uit het oppervlaktewater (aquathermie). En ja, wat mij betreft zeker voor de piekvraag ook duurzame biomassa. Zon en wind zijn het ‘verst’ in de transitie. Enkele trends bij zon en wind verwacht ik ook op andere terreinen terug te zien:

  1. Massa is kassa. Hoe meer windmolens en zonnepanelen er komen, hoe goedkoper ze zullen zijn. Bovendien worden ze efficiënter: één windmolen of zonnepaneel produceert steeds meer energie. Zo zullen ook bijvoorbeeld warmtepompen, elektrische auto’s en geothermie betaalbaarder en efficiënter worden.

    Eigenlijk krijgen we de helft van een klimaatneutraal energiesysteem zo in onze schoot geworpen, volgens een recente studie van TNO. Duurzaam zal steeds vaker betaalbaarder zijn dan fossiel. Zo gaat de transitie sneller en is deze minder afhankelijk van politieke keuzes.

  2. Steeds meer mensen en bedrijven hebben er zin in. De snelle groei van het aantal huizen met zonnepanelen en energiecoöperaties met buurtprojecten komt niet door een plotselinge opleving van klimaatbewustzijn. Het komt doordat dit rendabele investeringen zijn geworden. Dat motiveert een stuk meer mensen en bedrijven om er tijd en geld in te steken.
  3. De zon- en windsector hebben gedragscodes vastgelegd met natuurorganisaties en omwonenden. Daarin staan vergaande afspraken over zeggenschap voor de omgeving, rekening houden met natuur en landschap en over financieel meeprofiteren.

    Zo krijgen de omwonenden van windpark Wieringermeer jaarlijks €1.300, naast een bedrag van anderhalve ton voor sociale, duurzame of culturele projecten in de omgeving. Ook andere duurzame energiesectoren werken aan dit soort afspraken en daarmee aan hun draagvlak.

  4. Energiecoöperaties krijgen extra stimulans voor hun organisatie en voor projecten in de buurt (‘postcoderoos’). In het klimaatakkoord is bovendien afgesproken dat we streven naar minimaal 50 procent lokaal eigendom bij zon- en windprojecten op land. Dergelijke afspraken bestaan voor geen enkele andere sector. Mensen worden hiermee de baas van een deel van hun eigen energievoorziening en profiteren mee wanneer er winst wordt gemaakt.
  5. Gemeenten, provincies en projectontwikkelaars leren omgaan met de omgeving en omwonenden moeten wennen aan nieuwe projecten in hun omgeving. Soms is er voorafgaand aan het project fel verzet, maar vaak raken mensen er ook snel aan gewend. Het is deels de verandering zelf die extra aandacht trekt. Over en weer zijn we dus ook gebaat bij een beetje geduld en ruimte om te leren.
  6. Er zijn vaak mogelijkheden om zorgen te verminderen. Technische innovaties kunnen de overlast verminderen. Duurzame energie kan worden gecombineerd met landbouw en herstel van de biodiversiteit. Rood fruit en biologische kippen houden bijvoorbeeld van schaduw. En als zonnepanelen één ding goed kunnen, is het de zon opvangen. Ook de biodiversiteit kan daarbij gebaat zijn.

    En laten we eerlijk zijn: sommige plekken in Nederland kun je nauwelijks lelijker maken. In combinatie met duurzame energie kunnen we sommige plekken ook mooier en natuurlijker maken, zeker als we bereid zijn iets meer te investeren in landschappelijke vormgeving.

Participatieparadox

Uitdagingen kent de energietransitie nog genoeg. Ik noem enkele belangrijke:

  1. Het is prachtig als mensen hun spaargeld steken in duurzame energieprojecten en mede-eigenaar worden. Maar er zijn miljardeninvesteringen nodig en ik denk niet dat we het klimaatprobleem pas mogen oplossen wanneer mensen risicodragend willen mee-investeren. Dus naar mede-eigendom streven is goed, het verplichten niet.
  2. De participatieparadox. Het is voor de gemeente en de projectontwikkelaar het beste om inwoners in een vroeg stadium te betrekken. Dan kun je namelijk nog wat met hun input. De belangstelling is dan echter vaak beperkt. De meeste mensen weten leukere dingen te doen dan een avond op het gemeentehuis praten over energie.

    Hoe dichter bij de realisatie van het project, hoe minder de projectontwikkelaar en de gemeente nog kunnen met de input van mensen - maar juist dan neemt de betrokkenheid toe. Die kloof moeten we overbruggen. Goede simulaties met geluid en realistische 3D-animaties kunnen daarbij helpen, ook om schrikbeelden tegen te gaan. Een burgerberaad kan hierbij mogelijk ook helpen: een steekproef van de bevolking maakt een eigen plan.

    Daarbij geldt wat mij betreft wel een ‘dekkingsplicht’, zowel in geld als voor het klimaat: wie tegen optie A is, moet wel voor optie B of C zijn, anders krijgen we het klimaatprobleem niet opgelost.

  3. De huidige aanpak met de Regionale Energie Strategie van het Klimaatakkoord is wezenlijk anders dan die bij het voorgaande Energieakkoord. Toen kregen provincies een opdracht voor een bepaalde hoeveelheid windenergie. In de RES doen 30 regio’s een aanbod hoeveel ze kunnen opwekken, in een mix van zon en wind.

    Dat zijn drie verschillen in één keer, bedoeld om bottom up en met draagvlak tot projecten te komen. Daarbij wordt geweldig werk geleverd, maar het is geen garantie voor draagvlak. De plannen kijken wel sterk naar draagvlak en ruimtelijke inpassing, maar veel minder naar de kosten en het energiesysteem als geheel.

    Zo zit wind teveel in de verdomhoek, terwijl dat goedkoper is, minder vraagt van netbeheerders en bovendien veel meer uren kan leveren. Bij een goede mix van zon en wind zijn minder kolen- en gascentrales nodig om te zorgen dat het licht blijft branden.
     

  4. Tegelijkertijd stuurt de subsidie voor zon en wind op land puur op de laagste kosten. Dat geeft dus een spanningsveld. Het klimaatakkoord is een kiloknallerakkoord: zoveel mogelijk klimaatwinst per euro. Geen gek principe maar in de praktijk toch te smal. Het zou goed zijn als keuzes meer worden gebaseerd op een brede maatschappelijke kosten-baten analyse.

    Als eerste stap kan dat door financiële ruimte te maken om maatschappelijk wenselijke ‘extra’s’ te financieren. Dit zijn namelijk geen ‘extra’s’ maar noodzakelijke onderdelen van een energietransitie met draagvlak.

    Denk aan investeringen in biodiversiteit en landschap; in betrokkenheid en zeggenschap van de bevolking; of in slimme oplossingen voor het overbelaste elektriciteitsnetwerk.

Langzaam haasten

We moeten ons langzaam haasten. De klimaatklok tikt snel en het duurt zo tien jaar om een groot project voor elkaar te krijgen. Mensen en bedrijven hebben vertrouwen nodig om te durven investeren. Bij veel duurzame oplossingen maak je bijna alle kosten vooraf: de zon schijnt gratis, de wind kost niks, de aarde is al warm en een energiezuinig huis blijft energie besparen.

“ Bij een goede mix van zon en wind zijn minder kolen- en gascentrales nodig om te zorgen dat het licht blijft branden ”

Daarvoor zijn wel eenmalig grote investeringen nodig. Die business case moet kloppen, maar de maatschappelijke case ook. Dat betekent dat vele bedrijven, coöperaties en technieken een eerlijke kans moeten krijgen. Gun ze de ruimte om zich te ontwikkelen. Liever ‘hoe kan het beter’ dan ‘stop met…’.

Er zijn al vele hoepels waar de energietransitie doorheen moet springen. Wie alleen een tien op alle fronten bij duurzame energie goed genoeg vindt, loopt het risico om de facto vooral door te gaan met Russisch aardgas. We komen er alleen als we ook nadelen durven te accepteren ten behoeve van het grotere doel: het tegengaan van klimaatverandering. Dat vraagt niet alleen lastige keuzes van de VVD, maar ook van GroenLinks.