Edward Stigter, gedeputeerde voor GroenLinks in Noord-Holland, stond in 2011 als rijksambtenaar gespecialiseerd in het fysieke domein aan de basis van het ontwerp van de Omgevingswet. “Het was destijds een speerpunt van de regering om het omgevingsrecht te moderniseren. Voormalig staatssecretaris Melanie Schultz van Haegen van Verkeer en Waterstaat werd minister voor Infrastructuur en Milieu, en kwam naar mij toe met het verzoek om het huidige omgevingsstelsel minder ingewikkeld te maken”, blikt de GroenLinks-bestuurder terug.
,,Ik weet nog goed dat ik letterlijk tegen haar zei: Ik ben in mijn hart GroenLinkser en als dit project jouw manier is om milieu- en natuurregels te killen, dan ben ik niet je man. Er is breed draagvlak voor nodig en het moet goed zijn voor bouwen én natuur. Het gaat minimaal vijftien jaar duren voordat het helemaal is ingevoerd.” De minister ging akkoord met Stigters voorwaarden en stelde hem in 2011 aan als verantwoordelijke voor het ontwikkelen van de Omgevingswet.
Bergen papier
Ruim acht jaar later beet GroenLinks-senator Saskia Kluit zich vast in het wetgevingstraject van de Omgevingswet in de Eerste Kamer. Ze viel van de ene verbazing in de andere. Een minister die het geheel niet overzag, de bergen papier over de inhoud die leidden tot onverschilligheid bij collega-Kamerleden, het gebrek aan aandacht voor de uitvoering in de Tweede Kamer.
De complexiteit van de Omgevingswet stelt veel gemeenten voor enorme uitdagingen, op hun toch al zwaar belaste organisaties onder meer als gevolg van de decentralisaties in de zorg, constateerde Kluit. “Ik vrees dat dit in het ruimtelijk domein nu ook staat te gebeuren. Voordat ik de Kamer in kwam, stond ik eigenlijk best positief tegenover de principes achter de Omgevingswet. Het is de uitvoering waar het aan schort. Naast proportionaliteit en rechtsstatelijkheid toetsen we in de senaat streng op de uitvoerbaarheid van wetten.
Het is dan ook de Eerste Kamer geweest die de Tweede kamer gecorrigeerd heeft toen deze in december 2020 met een motie besloot tot invoering van de Omgevingswet, terwijl het digitale stelsel aantoonbaar niet werkte. Over dat zo fundamentele onderdeel, de uitvoering, is slecht nagedacht.”
Natuurwetgeving naar voren
Integraal werken vormde het uitgangspunt van de opdracht die Stigter in 2011 kreeg. “In de oude situatie werden plannen voor bijvoorbeeld bouwprojecten pas achteraf getoetst op natuurnormen. Bij de Omgevingswet worden al tijdens visie- en planvorming direct de belangen van natuur, milieu, biodiversiteit, infrastructuur en dergelijke meegewogen”, legt Stigter uit. “Alle waarden van de leefomgeving worden dus aan de voorkant meegenomen in plaats van achteraf. Daarmee voorkom je teleurstellingen bij initiatiefnemers.”
Een van de zorgen van Saskia Kluit is juist dat die normen aan de voorkant te abstract en inwisselbaar zijn, en te veel ruimte overlaten voor willekeur per gemeente of provincie. “Integraal werken klinkt mooi. Het kan ervoor zorgen dat zaken als biodiversiteit en energiebesparing meteen op de agenda staan bij het ontwikkelen van nieuwe projecten.
Maar toen ik dieper in de stukken dook, kwam ik erachter dat de beoogde integraliteit veel te mager was en eenvoudig kan leiden tot cherrypicking welke omgevingswaarden – de nieuwe term voor milieunormen en andere ruimtelijke normen - wel en niet worden meegenomen.