Interview met Reint Jan Renes en Christine Bleijenberg
‘Ze zijn voorstanders van windmolens. Maar toch niet zo dicht bij hun Amsterdamse woonwijk IJburg’. Deze kop in de Volkskrant dit voorjaar vatte een probleem samen dat menig GroenLinks-politicus herkent: zelfs fervente voorstanders van klimaatmaatregelen komen in verzet als de windmolen of het zonnepark te dicht bij hun eigen achtertuin komt.
Het Nimby-verwijt is snel gemaakt en de lokale overheid zit met de handen in het haar: hoe moeten zij ooit de klimaatdoelen en de RES-opgaven halen als de buurt in opstand komt? Want naarmate de plannen voor windmolens en zonneparken concreter worden, groeit ook het verzet – zelfs onder mensen die allang overtuigd zijn van de noodzaak van de energietransitie.
Dit is koren op de molen van gedragswetenschapper Reint Jan Renes, die zich als lector Psychologie van een Duurzame Stad aan de Hogeschool van Amsterdam bezighoudt met de gedragspsychologie achter duurzaamheid. Veel mensen maken zich druk over het klimaat, maar voelen als puntje bij paaltje komt weinig voor klimaatvriendelijkere keuzes – of de komst van windmolens en zonneparken. Renes onderzoekt wat er nodig is hen hiervoor toch te motiveren.
Hij was een van de promotoren van Christine Bleijenberg, die dit voorjaar aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde op een proefschrift over de betekenis van gesprekken voor lokale participatieprocessen. Enkele van haar artikelen werden opgenomen in het recente advies van de Commissie-Brenninkmeijer over het betrekken van burgers bij de energietransitie (zie kader).
Van de toenemende protesten liggen Renes en Bleijenberg niet wakker; wél van de manier waarop menig gemeente met die protesten omgaat. “Al die protestborden betekenen dat er tenminste iets gebeurt, dat de klimaatplannen in maatregelen worden omgezet. Ik zou me pas zorgen maken als er geen enkel bord in de wei zou staan”, lacht Renes.