In een recent toegevoegd voorwoord bij de Nederlandse editie van het boek noemt Krastev weliswaar een aantal van deze meer optimistisch stemmende ontwikkelingen, maar in de rest van het boek is de aandacht eenzijdig gericht op de desintegrerende krachten die hij toeschrijft aan een wijdverbreide scepsis over de liberale waarden van de EU. Daarbij overschat de auteur niet alleen de steun voor het rechtse populisme, maar signaleert hij ten onrechte een crisis van liberale waarden.
Kloof tussen Oost en West
Volgens Krastev heeft de migratiecrisis met name in Oost-Europa burgers vervreemd van de fundamentele waarden van de EU. Hij beschrijft de vijandigheid in Oost-Europa tegenover de komst van vluchtelingen met empathie: beelden van de protesten tegen de komst van vluchtelingen zijn niet alleen hartverscheurend wat betreft het lot van de vluchtelingen, maar ook wat betreft de situatie van de oude eenzame mensen die in hun dorpen hun wereld voor hun ogen hebben zien verdwijnen.
Het is terecht dat Krastev wijst op de diepe kloof die er in dit opzicht bestaat tussen West- en Oost-Europa. Het is jammer dat hij vervolgens stelt dat er sprake is van een toenemende gelijkgestemdheid omdat ook in West-Europa de xenofobie snel toeneemt. Dat is een aanname die slechts gestaafd wordt door impressionistische uitspraken over Duitsers die een jaar geleden nog vluchtelingen welkom heetten en nu steeds meer op xenofobe Hongaren zouden lijken.
Recent onderzoek van het Amerikaanse Pew Research Center laat echter zien dat er sprake is van een onverminderde kloof tussen Oost en West als het gaat om de acceptatie van religieuze, culturele of etnische minderheden.
‘Vertrouwen in democratie afgenomen’
Krastev stelt dat de algemene stemming in Europa er een zou zijn van desillusie over liberalisme en democratie. Zeker, Europeanen hebben er weinig vertrouwen in dat hun stem er toe doet op EU-niveau, maar Krastev gaat veel verder en stelt dat in de gevestigde westerse democratieën het vertrouwen in de democratie als systeem sterk is afgenomen, met name onder jongere generaties.
Hij baseert zich daarbij op het geruchtmakende onderzoek van de politicologen Roberto Stefan Foa en Yascha Mounk, dat inmiddels van verschillende kanten weerlegd is in onder meer het gerenommeerde tijdschrift Journal of Democracy. Krastev voert dit dubieuze onderzoek zonder reserves op. De alarmerende bewering van Foa en Mounk is dat onder de jongere generaties in de westerse wereld sprake is van een sterke afname van steun voor de liberale democratie.
Zij baseren deze opmerkelijke conclusie echter op een vertekende statistische interpretatie. Er is ook geen vanzelfsprekend verband tussen een toename van steun voor rechtspopulisme en een afname van steun voor de liberale democratie in Europa, zoals Krastev suggereert. In Nederland zou dit betekenen dat de aanzienlijke steun voor PVV en FvD samengaat met een duidelijke afname van steun voor de liberale democratie.
Dat is niet het geval: steun voor de liberale democratie is in Nederland gemiddeld heel hoog en er is geen sprake van een duidelijke daling. Rechts-populistische partijen kunnen verdacht worden van antiliberale ideeën – de meeste partijen zijn echter niet openlijk antiliberaal zoals Fidesz in Hongarije of Recht en Rechtvaardigheid in Polen dat wel zijn - maar dat zegt niet veel over hun kiezers. Kiezers stemmen op deze partijen in de eerste plaats vanwege onvrede met het immigratiebeleid.
Onvrede met de ‘elite’ in Den Haag of andere regeringssteden speelt ook een (relatief marginale) rol, maar dat is niet hetzelfde als onvrede met democratie als systeem of een afwijzing van liberale waarden.
Tegengeluid
De focus van het boek ligt op de publieke opinie in de EU en de steun voor rechts-populisme. Onbelicht blijft in hoeverre radicaal-linkse, groene of liberale partijen een krachtig tegengeluid kunnen vormen. Radicaal-linkse partijen hebben dankzij de grote recessie van 2009 een nieuwe impuls gekregen, zoals Podemos in Spanje (2014), Syriza in Griekenland (2015), het Linkse Blok in Portugal (2015), La France Insoumise in Frankrijk (2017) en de nieuwe linkse koers van Labour (2017) onder leiding van Jeremy Corbyn.
De groene partijen zijn bezig met een opmars, zoals recente verkiezingen in Duitsland, Luxemburg en België laten zien. Kiezers van deze partijen zijn over het algemeen liberaal-democratisch, wat niet uitsluit dat er vooral bij radicaal-linkse partijen ook euroscepsis te vinden is. Het succes van een liberale partij als En Marche van Macron vormt ook een indicatie dat er vooralsnog geen sprake is van een failliet van het liberalisme in West-Europa. Alleen in het recent toegevoegde voorwoord bij de Nederlandse editie vermeldt Krastev dat de overwinning van Macron in Frankrijk een signaal is van een opkomende pro-Europese beweging.
Natuurlijk is dat laatste een ontwikkeling die plaatsvond na het verschijnen van het boek. maar dat maakt ook duidelijk dat de impressionistische ondergangsstemming van Na Europa snel door de tijd ingehaald kan worden.
Dat wil niet zeggen dat de EU niets te duchten heeft van het rechts-populisme. Electoraal succes hebben de rechts-populistische partijen zeker en ze zullen hun invloed versterken met de verkiezingen voor het Europese Parlement in mei 2019. Het is nog wel de vraag hoe succesvol hun opmars binnen de Europese instituties zal zijn. Zullen ze zich bijvoorbeeld kunnen verenigen in een sterke populistische fractie?
Minstens zo belangrijk is hun invloed binnen de EU via nationale regeringen. Niet alleen in Polen en Hongarije zijn nationale regeringen waarin populistische regeringspartijen domineren, geneigd de EU-regels aan hun laars lappen. Schending van regels, zoals de Schengen-regels door (tijdelijk) nationale grenzen te sluiten, of de euro-regels door begrotingstekorten op te laten lopen, is misschien het meest opvallend als het gebeurt door landen met dominante populistische regeringspartijen, zoals Italië, of coalities van centrumrechts en populistisch-rechts zoals in Oostenrijk.
Maar ook regeringen van (met name rechtse) centrumpartijen lijken, zeker als het gaat om immigratie, vaak lamgeslagen door het electorale succes van de rechts-populistische partijen. Het is misschien wel die indirecte invloed op mainstreampartijen die het meest bedreigend is voor de samenwerking binnen de EU.
Krastev heeft dan ook gelijk dat de ‘desintegratietrein’ vertrokken is van station Brussel, maar dat ligt niet aan een algemene crisis van liberale waarden. Het staat buiten kijf dat de EU grote problemen heeft met de centrifugale krachten die met name door rechts-populistische partijen aangedreven worden en die haar van binnenuit verzwakken. Maar de publieke opinie geeft minder reden tot somberheid dan Krastev doet voorkomen.