Arbeidsmigratie: rechtvaardig reguleren

Het te voeren migratiebeleid is geen technocratisch probleem, maar hangt altijd samen met de politieke idealen. In het geval van GroenLinks gaat het dan vooral om sociale rechtvaardigheid (eerlijk delen), minder polarisatie, meer verbinding en inclusiviteit (ontspannen samenleving) en internationale solidariteit (ruime opvang van vluchtelingen). Op basis van deze programmapunten is een ruimhartig immigratiebeleid een logische keus, zeker waar het de opvang van vluchtelingen betreft.

    Illustratie: Sjoerd van Leeuwen
    Illustratie: Sjoerd van Leeuwen

    Aan de andere kant geeft immigratie ook zorgen bij ingezetenen, zowel sociaal als cultureel. Vooral lager opgeleiden en ouderen zijn negatief over diversiteit, de mate van integratie en de kosten van migratie. Bovendien zijn er, zeker ook bij GroenLinks, kiezers die zich zorgen maken over de bevolkingsgroei en de gevolgen voor het milieu door voortgaande verstedelijking en verkeersintensiteit.

    Wat betekent dit alles voor het migratiebeleid dat GroenLinks zou moeten voorstaan? Allereerst is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende vormen van migratie.

    Asielzoekers vragen politiek asiel aan omdat hun rechten geschonden worden in het land van herkomst. Degenen wier claim wordt erkend, vluchtelingen, worden beschermd onder het Vluchtelingenverdrag.

    Arbeidsmigranten trekken voor werk naar een ander land, in de hoop daar een betere toekomst op te bouwen, en zijn onder te verdelen in migranten van binnen en van buiten de EU.

    Dit artikel richt zich op arbeidsmigranten. Daarbij ga ik ervanuit dat het arbeidsmigratiebeleid van GroenLinks gebaseerd dient te zijn op de waarden en uitgangspunten van de partij, geschraagd wordt door feiten en rationele afwegingen, en vooral niet gekleurd zou moeten worden door de tamelijk unieke ervaringen met het gastarbeidersstelsel uit de vorige eeuw.

    Gastarbeiders

    In veel pleidooien voor het verder aan banden leggen van arbeidsmigratie, zowel uit andere EU-lidstaten als uit landen daarbuiten, klinkt de vrees door dat we dezelfde fout dreigen te maken als een halve eeuw geleden met de werving van gastarbeiders uit met name Turkije en Marokko. Hoewel er zeker parallellen zijn te trekken (de vraag naar arbeid in sectoren met overwegend laagbetaald werk), zijn er ook belangrijke verschillen tussen het gastarbeidersbeleid en de huidige arbeidsmigratie.

      “ De permanente vestiging van gastarbeiders rond 1980 was achteraf gezien beroerd getimed ”

      De permanente vestiging en gezinshereniging van gastarbeiders omstreeks 1980, namelijk aan het begin van een lange recessie, was achteraf gezien beroerd getimed.

      Deze – massale - gezinshereniging was het door weinigen voorziene gevolg van de beslissing van het kabinet-Den Uyl (1973-1977) om het werkvergunningenbeleid aan te scherpen en op te houden met werven. Het gevolg was niet dat gastarbeiders weer teruggingen naar hun geboorteland.

      Omdat Turkse en Marokkaanse gastarbeiders zich realiseerden dat zij door te vertrekken alle opgebouwde verblijfsrechtelijke en sociale rechten zouden verspelen en bij een eventuele terugkeer de deur gesloten zouden vinden, kozen velen er juist voor om te blijven en hun partners en gezinnen te laten overkomen. Niet lang daarna verloren velen echter hun baan, omdat de sectoren waarvoor zij waren geworven eind jaren zeventig massaal hun poorten sloten (textielfabrieken, scheepswerven).

      Omdat zij ook nog eens in de slechtste wijken van de grote steden werden gehuisvest, was een slechter begin van het integratieproces nauwelijks denkbaar.

      Arbeidsmigratie uit Oost-Europa

      De kans dat de geschiedenis zich met de Polen en Roemenen van nu zal herhalen, is echter niet zo groot. Het belangrijkste verschil met de recente arbeidsmigratie uit Oost-Europa is dat deze vrij is en er geen ‘straf’ rust op weggaan.

      Daarnaast is het huidige socialezekerheidsstelsel grotendeels ‘migratieproof’ gemaakt. Zo hebben EU-migranten geen onmiddellijk recht op bijstand en kunnen ze pas aanspraak maken op een (lage en tijdelijke) werkloosheidsuitkering als ze minimaal een half jaar wit hebben gewerkt en buiten hun schuld werkloos zijn geraakt.

      Tot slot is het opleidingsniveau van de migranten gemiddeld hoger, en de culturele afstand geringer, dan dat van de bewust op laaggeschooldheid geselecteerde gastarbeiders uit Turkije en Marokko. Ook nu zal een deel van de arbeidsmigranten uit de EU (en daarbuiten) zich permanent in Nederland vestigen, maar hun overwegingen zullen veel meer worden bepaald door hun succes op de arbeidsmarkt. In economisch opzicht is dus sprake van een positievere selectie.

      Migranten van buiten de EU

      Dat laatste geldt ook voor de arbeidsmigranten van buiten de EU, die visumplichtig zijn en een werkvergunning nodig hebben. Verreweg de meesten zijn hoger opgeleiden die werk doen waarvoor in Nederland en andere EU-lidstaten onvoldoende aanbod is. Denk aan de research and development-afdelingen van grote bedrijven als ASML, maar ook aan universiteiten, die tienduizenden specialisten van over de hele wereld - van India tot Chili - in dienst hebben.

      “ Er is nauwelijks sprake van verdringing van hoger of lager opgeleide Nederlandse werknemers ”

      Door de al jaren bloeiende economie en het afnemend binnenlands aanbod in een aantal sectoren stijgt het migratiesaldo (immigratie minus emigratie) al jaren.

      Anders dan vaak gedacht is van verdringing van zowel hoger als lager opgeleide werknemers overigens nauwelijks sprake, aangezien voor veel van dit werk weinig of geen binnenlands aanbod beschikbaar is. Daarnaast zorgt de aantrekkingskracht van hogescholen en universiteiten voor de (vaak tijdelijke) komst van tienduizenden studenten uit Europa en daarbuiten.

      Wat betekent dit nu voor een te voeren arbeidsmigratiebeleid? Om te beginnen: het idee dat linkse partijen voorstander zouden zijn van volledig ‘open grenzen’ is een stropop. Uiteraard is er een grens aan hoeveel inwoners Nederland kan herbergen en is regulering onontkoombaar. Alleen is de vraag: in welke vorm?

      Anders dan vaak wordt gesuggereerd, wordt migratie al in hoge mate gereguleerd. Dat geldt met name voor de arbeidsmigranten van buiten de EU. Bij hen wordt vooral gekeken of hun expertise van toegevoegde waarde is. Vandaar dat vooral hoger geschoolde arbeidsmigranten, zoals technici, naar Nederland verhuizen. Visa kunnen ook voor andere sectoren, zoals de zorg, worden verstrekt indien daar grote tekorten heersen.

      Vrijheid van personenverkeer

      Aan lager geschoolde arbeidsmigranten worden echter nog maar mondjesmaat visa verstrekt, omdat de vraag naar lager geschoolde arbeid - voor het moment - nog grotendeels op te vangen is met het aanbod binnen de EU. Deze migranten hebben vrij toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt (en omgekeerd kunnen Nederlanders elders in de EU aan de slag). Alleen als arbeidsmigranten een beroep doen op bijstand, kan hun verblijf worden beëindigd.

      Deze vrijheid van personenverkeer binnen de EU heeft sinds 2004 geleid tot een toenemend aantal EU-burgers dat voor kortere of langere tijd in Nederland verblijft, voornamelijk uit Polen en Roemenië. De toe- en afname wordt primair bepaald door de vraag naar arbeid en daarmee door de economische conjunctuur.

      Hoewel door deze migratievrijheid de arbeidsmigratie van Oost naar West in het afgelopen decennium aanzienlijk is toegenomen en een deel van deze arbeidsmigranten, met name Polen, zich permanent in Nederland heeft gevestigd, is er geen sprake van een leegloop van Oost-Europa.

      Sterker nog, mede door de stijgende lonen in landen als Polen, Hongarije en Roemenië en de sterke demografische krimp van de bevolking is het aanbod van Oost-Europese arbeiders in Nederland en Duitsland al enigszins aan het opdrogen. Gezien de verwachte verdere krimp en vergrijzing in het komende decennium, zal het probleem eerder zijn dat er te weinig dan te veel aanbod is. Duitse werkgevers wijzen hier al jaren op.

        “ Werkgevers maken arbeidsvoorwaarden soms zo onaantrekkelijk dat Nederlandse werknemers niet bij hen aan de slag willen of kunnen ”

        Overigens heeft deze migratievrijheid, vanuit het ideaal van een ontspannen samenleving en sociale rechtvaardigheid, ook nadelen. Met de invoering van het vrije personenverkeer is de vrijheid van diensten onvoldoende aan banden gelegd, waardoor werkgevers via uitzendbureaus en andere intermediairs migranten kunnen uitbuiten - bijvoorbeeld door veel te veel geld te vragen voor huisvesting.

        Een aantal werkgevers maakt de arbeidsvoorwaarden bovendien zodanig onaantrekkelijk dat Nederlandse werknemers er niet aan de slag willen of kunnen, aangezien de lonen te laag en de arbeidsomstandigheden te ongunstig zijn om een normaal (gezins)leven te kunnen leiden.

        Tot slot wijzen vakbonden al tijden op de perverse effecten van regelingen zoals het zogenaamde Lage Inkomens Voordeel (LIV), de ET (exterritoriale kosten)- regeling en de A1-verklaringen, die het mogelijk maken om sociale premies op het niveau van het land van herkomst te betalen. Ooit ingevoerd om de toegang tot werk te vereenvoudigen, hebben ze als effect dat werkgevers de lonen kunstmatig laag houden omdat ze anders de subsidie, fiscale of premievoordelen kwijtraken. Met de LIV alleen al is jaarlijks 500 miljoen euro belastinggeld gemoeid.

        Maar ook op Europees niveau wordt geconcurreerd op loonkosten. Bijvoorbeeld door mensen naar Nederland te detacheren en het loon waarover de sociale zekerheid wordt berekend zo laag mogelijk te houden met premievrije dagvergoedingen. Niet zelden gaat het daarbij om Nederlandse werkgevers, bijvoorbeeld in de transportsector en de scheepsbouw, die zich in Bulgarije of Roemenië registreren.

        Zo is een kluwen van regelingen en praktijken ontstaan die, bedoeld of onbedoeld, lonen kunstmatig laag houden. In combinatie met de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt, zijn hierdoor allerlei soorten werk onaantrekkelijk geworden voor Nederlandse werknemers. Voor Poolse en andere Oost-Europese arbeidsmigranten wegen de voordelen nog altijd op tegen de nadelen; zij verdienen hier soms vier keer meer dan in hun moederland.

        Uitgaand van het ideaal van ‘sociale rechtvaardigheid’ zal het arbeidsmigratiebeleid van GroenLinks dan ook gepaard moeten gaan met het uitbannen van de perverse effecten van de huidige wetgeving en praktijken.

        Vergrijzing en krimp

        Gezien de lage natuurlijke bevolkingsgroei, de vergrijzing en de aard van de economie (met het grote aandeel van de dienstensector, tuinbouw en logistiek), zullen ook in de toekomst arbeidsmigranten uit andere EU-lidstaten nodig blijven. Als de huidige demografische trends in Europa zich voortzetten (vergrijzing en krimp) en de economie in deze richting blijft groeien, zullen ook voor lager geschoold werk migranten van buiten de EU – zoals dat nu al gebeurt voor hoger geschoolden – moeten worden aangetrokken.

        Het huidige model van de EU-migratie, mits ontdaan van de eerder geconstateerde legale ontsnappingsmogelijkheden en gecombineerd met een goede arbeidsmarktcontrole, zou hier als startpunt kunnen dienen. Te denken valt aan een vergunningensysteem waarbij tussentijds vertrek mogelijk is en circulariteit - het terugkeren van migranten naar het land van herkomst, waarna zij opnieuw naar het migratieland kunnen afreizen - een reële optie is.

        Net als EU-burgers zouden deze migranten door premies te betalen sociale rechten op moeten opbouwen, en op den duur (afhankelijk van de lengte van verblijf en de verrichte arbeid) ook in aanmerking moeten kunnen komen voor een permanente verblijfsvergunning. De afgedragen sociale premies kunnen op EU-niveau geadministreerd worden, waardoor het gunstig wordt om in meerdere EU-landen te werken.

          “ Arbeidsmigranten uit Afrika hebben te veel betaald en geriskeerd om terug te gaan ”

          Een dergelijk systeem zou ook een uitkomst kunnen zijn voor arbeidsmigranten uit Afrika die nu noodgedwongen gebruik maken van zeer riskante en zeer dure diensten van mensensmokkelaars in de Middellandse Zee-regio.

          Want – als ze Europa al heelhuids bereiken – verdwijnen de meesten nu nog in de illegaliteit en net als voor de gastarbeiders in de jaren zeventig, is teruggaan een weinig aantrekkelijke optie. Daarvoor hebben ze te veel betaald en geriskeerd.

          Nederland zou zo’n beleid op zich alleen kunnen voeren, maar er is veel te zeggen voor een Europese regeling waarbij EU-migratieagentschappen in de grensregio’s van de EU worden gecreëerd die arbeidsmigranten selecteren, registreren en monitoren. Naast veiligheidschecks kan ook een deposito gevraagd worden om – als de arbeidsmarkt tegenvalt – een retourreis mee te financieren.

          Hoewel er ongetwijfeld in de praktijk allerlei haken en ogen aan zo’n beleid zitten, is er veel voor dit soort legale kanalen te zeggen. Afgezien van het welbegrepen economische eigenbelang van Europese landen, draagt het bij aan effectieve bestrijding van mensensmokkel en illegaliteit, en kan het bijdragen aan ontwikkeling van de regio’s van herkomst.

          Bovengenoemd beleid is gestoeld op feiten, past bij de waarden van GroenLinks en doet recht aan de economische realiteit.

            Literatuur

            • Van Houtum, Henk en Leo Lucassen, Voorbij Fort Europa. Een nieuwe visie op migratie, Atlas Contact 2016.
            • Lucassen, L., Naar een duurzaam migratiebeleid: lessen uit het verleden, in: Leo Lucassen, Paul Scheffer en Ernst Hirsch Ballin, Regie over migratie: naar een strategische agenda, WRR 2018.
            • Lucassen, L., Een debat over migratie moet wel over de feiten gaan, de Volkskrant 7 januari 2020.
            • Lucassen, Leo, Imke van Gardingen, Linda Vermeulen en Alfred Kleinknecht, Pak schijnconstructies bij arbeidsmigratie aan, De Volkskrant 15 mei 2019.
            • Lucassen, Leo en Jan Lucassen, Vijf Eeuwen Migratie. Een verhaal van winnaars en verliezers, Atlas Contact 2018.
            • Romei, Valentina, In charts: Europe’s demographic time-bomb, Financial Times 14 januari 2020