Overigens heeft deze migratievrijheid, vanuit het ideaal van een ontspannen samenleving en sociale rechtvaardigheid, ook nadelen. Met de invoering van het vrije personenverkeer is de vrijheid van diensten onvoldoende aan banden gelegd, waardoor werkgevers via uitzendbureaus en andere intermediairs migranten kunnen uitbuiten - bijvoorbeeld door veel te veel geld te vragen voor huisvesting.
Een aantal werkgevers maakt de arbeidsvoorwaarden bovendien zodanig onaantrekkelijk dat Nederlandse werknemers er niet aan de slag willen of kunnen, aangezien de lonen te laag en de arbeidsomstandigheden te ongunstig zijn om een normaal (gezins)leven te kunnen leiden.
Tot slot wijzen vakbonden al tijden op de perverse effecten van regelingen zoals het zogenaamde Lage Inkomens Voordeel (LIV), de ET (exterritoriale kosten)- regeling en de A1-verklaringen, die het mogelijk maken om sociale premies op het niveau van het land van herkomst te betalen. Ooit ingevoerd om de toegang tot werk te vereenvoudigen, hebben ze als effect dat werkgevers de lonen kunstmatig laag houden omdat ze anders de subsidie, fiscale of premievoordelen kwijtraken. Met de LIV alleen al is jaarlijks 500 miljoen euro belastinggeld gemoeid.
Maar ook op Europees niveau wordt geconcurreerd op loonkosten. Bijvoorbeeld door mensen naar Nederland te detacheren en het loon waarover de sociale zekerheid wordt berekend zo laag mogelijk te houden met premievrije dagvergoedingen. Niet zelden gaat het daarbij om Nederlandse werkgevers, bijvoorbeeld in de transportsector en de scheepsbouw, die zich in Bulgarije of Roemenië registreren.
Zo is een kluwen van regelingen en praktijken ontstaan die, bedoeld of onbedoeld, lonen kunstmatig laag houden. In combinatie met de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt, zijn hierdoor allerlei soorten werk onaantrekkelijk geworden voor Nederlandse werknemers. Voor Poolse en andere Oost-Europese arbeidsmigranten wegen de voordelen nog altijd op tegen de nadelen; zij verdienen hier soms vier keer meer dan in hun moederland.
Uitgaand van het ideaal van ‘sociale rechtvaardigheid’ zal het arbeidsmigratiebeleid van GroenLinks dan ook gepaard moeten gaan met het uitbannen van de perverse effecten van de huidige wetgeving en praktijken.
Vergrijzing en krimp
Gezien de lage natuurlijke bevolkingsgroei, de vergrijzing en de aard van de economie (met het grote aandeel van de dienstensector, tuinbouw en logistiek), zullen ook in de toekomst arbeidsmigranten uit andere EU-lidstaten nodig blijven. Als de huidige demografische trends in Europa zich voortzetten (vergrijzing en krimp) en de economie in deze richting blijft groeien, zullen ook voor lager geschoold werk migranten van buiten de EU – zoals dat nu al gebeurt voor hoger geschoolden – moeten worden aangetrokken.
Het huidige model van de EU-migratie, mits ontdaan van de eerder geconstateerde legale ontsnappingsmogelijkheden en gecombineerd met een goede arbeidsmarktcontrole, zou hier als startpunt kunnen dienen. Te denken valt aan een vergunningensysteem waarbij tussentijds vertrek mogelijk is en circulariteit - het terugkeren van migranten naar het land van herkomst, waarna zij opnieuw naar het migratieland kunnen afreizen - een reële optie is.
Net als EU-burgers zouden deze migranten door premies te betalen sociale rechten op moeten opbouwen, en op den duur (afhankelijk van de lengte van verblijf en de verrichte arbeid) ook in aanmerking moeten kunnen komen voor een permanente verblijfsvergunning. De afgedragen sociale premies kunnen op EU-niveau geadministreerd worden, waardoor het gunstig wordt om in meerdere EU-landen te werken.