Want al deze ontwikkelingen hebben één ding met elkaar gemeen: het financiële stelsel is niet langer dienend aan de productieve economie of aan de samenleving, maar domineert deze in steeds grotere mate. En dat wordt door wetenschappers weer in direct verband gebracht met toenemende ongelijkheid, doordat mensen met inkomen uit vermogen steeds rijker worden ten opzichte van mensen met alleen inkomen uit werk.
Volgens het CBS bezaten de 10 procent rijkste Nederlandse huishoudens in 2017 maar liefst 64 procent van het totale vermogen en was er bij 10 procent van de huishoudens sprake van negatief vermogen. Van deze huishoudens waren de schulden dus groter dan de bezittingen.
En de schuldenberg blijft groeien: in 2019 hadden Nederlandse huishoudens in totaal 874 miljard euro aan schulden, een toename van 25 procent in tien jaar tijd. Niet al deze schulden zijn problematisch: de grootste schuldenpost, de hypotheken, draagt immers ook bij aan het bezit. Echter, bij maar liefst 650.700 Nederlandse huishoudens (8,3 procent) is er volgens het CBS sprake van problematische schulden.
De macht van de aandeelhouder
Eén van de bekendste voorbeelden van financialisering is die in het bedrijfsleven, in het bijzonder binnen beursgenoteerde ondernemingen. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw veranderde het inzicht over de vraag wiens belang de onderneming moet dienen.
Onder invloed van Amerikaanse managementideeën ontstond die verandering eerst in de Verenigde Staten, waar managers en werknemers feitelijk steeds meer in dienst kwamen van de aandeelhouders. Immers, zo luidt de redenering, aandeelhouders verschaffen het kapitaal waarmee de onderneming risico kan nemen en moeten daarvoor worden beloond.
Ook grote Europese ondernemingen - voorheen toonbeelden van een socialer, continentaal kapitalisme - laten zich nu leiden door de kortetermijnbelangen van de aandeelhouder. In extreme vorm betekent dit: banen schrappen om hogere koerswaarde en dividenduitkeringen mogelijk te maken.
Gelukkig komen dit soort excessen in Nederland niet vaak voor. Wel blijkt uit onderzoek dat ook Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen, zoals Philips en AkzoNobel, sinds de jaren negentig hun dividenduitkeringen hebben verhoogd terwijl het aantal banen is afgenomen.
Ook zijn er bedrijven zoals Shell die de eigen aandelen kopen om de marktwaarde ervan omhoog te stuwen. Inmiddels steken zij hier miljarden euro’s per jaar in, niet zelden met geleend geld. Het fiasco van het afschaffen van de dividendbelasting, waarmee de regering-Rutte de aandeelhouders van beursgenoteerde onderneming Unilever probeerde te paaien in de hoop een gedreigde verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk te voorkomen, kan eveneens als uitvloeisel van het aandeelhouderskapitalisme gezien worden.
Zoals Dirk Bezemer het treffend beschrijft in Een land van kleine buffers: “De aandelenmarkt is de plek geworden waar aandeelhouders geld uit bedrijven halen – de omgekeerde wereld.”
Action en Hema
En dit geldt niet alleen voor de aandelenmarkt, want bedrijven hoeven niet beursgenoteerd te zijn om dergelijke druk van de aandeelhouder te ondervinden. Een blik op de gemiddelde winkelstraat, waar private equity-investeerders inmiddels de dienst uitmaken bij bekende winkelketens als Action en de Hema, is voldoende.
Deze investeerders schaffen ondernemingen aan met geleend geld, met het doel ze binnen een aantal jaar met hoge winsten weer te verkopen. Ergens komt de rekening te liggen, want schulden moeten worden terugbetaald. Worden er winkels gesloten, arbeidsplaatsen geschrapt, of verdwijnt de keten in zijn geheel? Bij Hema, al jaren geplaagd door torenhoge schulden, is dit laatste – het doemscenario Vroom & Dreesmann – ternauwernood afgewend.
Een anders berucht voorbeeld is postorderbedrijf Wehkamp. Volkskrant-journalist Jeroen van Bergeijk beschreef vorig jaar nog hoe Wehkamp een exorbitante rente van 14 procent in rekening brengt op klantenkredieten en daarmee een van de belangrijkste schuldeisers van Nederland is geworden. En wie verdient daar aan?
Wehkamp is in handen van het Britse private equity-bedrijf Apax, dat weer pensioenfondsen onder haar investeerders kan rekenen. Datzelfde geldt voor Parcom, één van de nieuwe eigenaren van Hema.
Risico’s voor later
En daarmee breidt het web van financialisering zich uit naar grote delen van de bevolking, wat ook wel democratisering van finance wordt genoemd. In Nederland is dit onder andere zichtbaar bij de arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen, waaraan een zeer grote meerderheid van de werknemers aan deelneemt. Dit pensioen wordt gefinancierd door kapitaaldekking: premies betaald door werknemers en werkgevers worden samengebracht in een pensioenfonds, dat vervolgens in financiële markten belegt.
De combinatie van kapitaaldekking en hoge deelname heeft ons land geen windeieren gelegd. Als we de arbeidsvoorwaardelijke pensioenen afzetten tegen het bbp, dan heeft Nederland het grootste pensioenvermogen ter wereld. Toch betekent dit niet dat ons pensioen daarmee ook zeker is gesteld.
Sinds de financiële crisis van 2008 kunnen Nederlandse pensioenfondsen steeds vaker niet aan toekomstige verplichtingen voldoen, althans op paper. Daardoor is het uitstellen van indexatie (de periodieke compensatie van de pensioenaanspraak voor loon- en/of prijsstijgingen) en dreigende kortingen van pensioenaanspraken voor veel Nederlanders een realiteit geworden.
Dankzij het recente Pensioenakkoord zullen pensioenaanspraken in de toekomst nog sneller aan veranderingen in financiële markten worden aangepast. Daarmee neemt de afhankelijkheid van de deelnemer van diezelfde financiële markten toe. Met andere woorden: het nieuwe pensioenstelsel versterkt de financialisering van onze oudedagvoorziening.
Voor voorstanders van het nieuwe pensioenstelsel zijn deze maatregelen essentieel om het pensioenstelsel bestand te maken tegen de vergrijzing en de veranderende arbeidsmarkt. Critici wijzen echter op de risico’s die nog verder verschuiven van de werkgevers naar de werknemers. Dat is wellicht een welkome stap voor aandeelhouders, maar betekent meer onzekerheid voor de oude dag.
En ook niet onbelangrijk: pensioenfondsen zijn niet langer de ‘slapende reuzen’ van weleer, maar machtige spelers in mondiale financiële markten waar de gemiddelde deelnemer weinig controle over heeft.
Rol van de overheid
Uiteraard is finance niet inherent slecht. Dankzij financiële producten kunnen veel mensen waardevolle ambities realiseren, zoals studeren of een eigen woning. Wel is het van belang om de excessen van de gefinancialiseerde samenleving in te perken.
Noodzakelijk daarvoor is de politieke bereidheid van onze volksvertegenwoordigers, die lef zullen moeten tonen om een andere weg in te slaan. Want de nadelige gevolgen van financialisering zijn immers ook het gevolg van actief overheidsbeleid, bijvoorbeeld het mogelijk maken van zeer riante hypotheken of het vervangen van de basisbeurs door studieleningen.
Ook draagt de overheid in hoge mate bij aan de schuldenproblematiek. De Belastingdienst en de zorgverzekeraars staan elk in de top drie van grootste schuldeisers, onder andere vanwege het ingewikkelde toeslagensysteem. Beter beleid kan het verschil maken tussen een financieel stelsel dat de weg naar een beter leven ondersteunt, of deze weg juist voor steeds meer mensen afsluit.
Grote, institutionele beleggers domineren momenteel de financiële markten. Niet alleen pensioenfondsen maar ook mutual funds, bijvoorbeeld staatsinvesteringsfondsen als het Noorse Government Pension Fund Global, of de China Investment Corporation en de door hen ingehuurde vermogensbeheerders als BlackRock, beheersen zoveel vermogen dat zij grote invloed hebben op kapitaalvragende bedrijven en overheden.
Het is daarom essentieel dat deze grote beleggers hun financiële macht inzetten ten behoeve van de klimaattransitie. De grootste uitdaging daarbij is om beleggers met een winstoogmerk te bewegen hun vermogens te investeren in groene activiteiten en projecten, waarvan de uitkomsten zich niet altijd direct laten vertalen in klinkende munten.
Binnen de Europese Unie zijn daarom stappen genomen om duurzame en groene beleggingen aantrekkelijker te maken. Voorbeelden zijn de recent aangenomen classificatie (taxonomie) van duurzame beleggingen, de nog in te voeren standaard voor groene obligaties, en het ecolabel voor retailbeleggingen.
Red de neushoorn
Eén manier om private beleggers te verleiden de klimaattransitie te financieren is middels zogeheten impact bonds. Deze worden ook in Nederland op kleine schaal gebruikt om bijvoorbeeld projecten op het gebied van werkgelegenheid of gezondheidszorg te financieren.
Sinds een aantal jaar worden impactobligaties ook ingezet voor ‘groene’ of ‘blauwe’ projecten. Zo kondigden de Zoological Society of London en Conservation Capital vorig jaar de zogenaamde rhino impact bond aan, een nieuw financieel instrument om geld op te halen voor de bescherming van de neushoorn.
Het instrument werkt eigenlijk als een lening. Beleggers kopen een impact bond, waarmee de organisaties conservatieprojecten kunnen opzetten. Aan die projecten zijn bepaalde doelstelling verbonden, in dit geval een toename van 65 procent in de zwarte neushoornpopulatie na vijf jaar. Als die doelstellingen behaald worden, ontvangen de beleggers hun inleg plus rente. Worden de doelen niet behaald, dan ontvangen de beleggers niets.
De rentebetaling wordt de eerste paar jaar gefinancierd door liefdadigheidsinstellingen, daarna is het de bedoeling dat het project zelf inkomsten genereert door ecotoerisme en andere commerciële activiteiten.
De rhino bonds zijn een voorbeeld van zogenaamde groene obligaties, waar ook climate bonds (obligaties voor klimaatprojecten) onder vallen. Ook kunnen beleggers geld inzetten op het verminderen van de plastic soep in de oceanen, de zogenaamde blue bonds.
Eilandengroep de Seychellen is inmiddels de eerste staat die een blue bond heeft ingezet om plaatselijke ecosystemen te beschermen. Ook hier kunnen we twee perspectieven op loslaten. Enerzijds zijn impact bonds een creatieve manier om kapitaal te mobiliseren voor groene of blauwe projecten die anders niet opgezet zouden worden.
Anderzijds is het enorm tragisch dat dergelijke projecten alleen de moeite waard worden geacht als er iets te verdienen valt. Volgens Sarah Bracking, hoogleraar aan King´s College London, is dit de reden waarom veel impact bonds uiteindelijk onsuccesvol zijn.
Immers, door het winstoogmerk van een impact bond wordt er uiteindelijk nog steeds rendement onttrokken aan de natuur in plaats van deze te beschermen op basis van haar intrinsieke waarde.
Minder afhankelijk
Daarom zijn er twee soorten veranderingen nodig. Aan de ene kant moet het financiële stelsel eerlijker en socialer worden. Aan de andere kant moeten we onze afhankelijkheid van het financiële stelsel verminderen.