Uit de media rijst het beeld van grote bedrijven en overheden die zo goed als alles over ons weten. De activiteiten van dataverzamelaars als Google en Facebook, maar ook financiële instellingen, inlichtingendiensten, gemeentes en de Belastingdienst zijn omstreden. Er bestaan vooral grote zorgen over de privacy en de angst voor misbruik van gegevens.
Deze zorgen zijn tot op zekere hoogte terecht, maar het verzamelen van grote hoeveelheden data is ook verdedigbaar. Big data kunnen namelijk bijzonder nuttig zijn bij de uitvoering van de kerntaken van deze organisaties. Tegelijkertijd versterkt de aanwezigheid van enorme hoeveelheden data de machtspositie van deze organisaties nog meer. De vraag dringt zich op welk gebruik van deze databergen wenselijk en vooral onwenselijk is en of de machtsposities moeten worden beperkt.
Ik zal hier het gebruik van big data bij twee organisaties bespreken: Google en de Belastingdienst. Voor beide wil ik het nut laten zien en een aantal kritische vragen stellen. Vergelijkbare vragen kunnen worden gesteld voor de financiële sector, de zorg en het sociaal domein. Door een commercieel bedrijf en een overheidstaak naast elkaar te zetten kan ik een aantal verschillende afwegingen presenteren die ook voor andere sectoren relevant zijn.
Ruil
De kritiek op Google en Facebook dat zij inbreuk doen op de privacy is desondanks groot. Eric Schmidt, tot 2011 Googles voorman, had hier een duidelijk antwoord op: Google levert bepaalde, door velen gewaardeerde, diensten en in ruil daarvoor maakt Google gebruik van jouw gegevens voor het verbeteren van de diensten en met name het aanbieden van advertenties. Zo werkt het: gebruikers betalen met hun gegevens voor de diensten van bijvoorbeeld Google. Bij het kritiseren van Googles omgang met gegevens moet ook de andere kant van de medaille worden bekeken: is men bereid om in euro’s te betalen voor dergelijke diensten?
Er zijn andere voorbeelden te noemen waarbij eenzelfde ruil plaatsvindt. Verzekeraars bieden kortingen aan op de autoverzekering wanneer de rijgegevens mogen worden ingezameld en doorgestuurd naar de verzekeraar. Bij goed rijgedrag krijgt men een lagere premie. Dit gaat een stap verder dan de bekende no-claim-korting bij schadeloos rijden. Voor de verzekeraar wordt het risico van een bepaalde verzekerde lager. De verzekerde betaalt minder premie én gaat meer letten op zijn of haar rijgedrag. Er wordt privacy ingeleverd in ruil voor premieverlaging, risicoverlaging én een potentieel toegenomen verkeersveiligheid.
Journalistiek
Er is wel een belangrijk verschil tussen een autoverzekering en internetdiensten als Google en die gaat over de keuzevrijheid. Het is vrijwel onmogelijk om geen gebruik te maken van deze diensten en precies daar wringt de schoen: de dominantie van bedrijven als Facebook en Google in een samenleving die steeds meer afhankelijk is van informatiediensten.
Kijk bijvoorbeeld naar de nieuwsvoorziening: hoewel het overgrote gedeelte van het nieuws wordt geproduceerd door professionele journalisten, gaat een alsmaar groter deel van de distributie van dit nieuws via de diensten van Google en met name Facebook. Dat de laatste schakel veel geld verdient, terwijl de nieuwsproducenten met de handen in het haar zitten, geeft te denken. Google en Facebook hebben de advertentiemarkt ongetwijfeld vergroot, doordat het plaatsen van advertenties toegankelijk is geworden voor een grotere groep ondernemers. Tegelijkertijd lijkt een verband met de dalende advertentie-inkomsten van kranten en tijdschriften aannemelijk. De invoering van het idee dat informatiediensten gratis kunnen zijn, heeft de traditionele journalistiek in ieder geval geen goed gedaan.
Marktdominantie
De dominante rol van bijvoorbeeld Google heeft een enorm sterke informatiepositie als bijeffect. Met een paar miljard zoekopdrachten per dag kan een aardig beeld worden gekregen van hetgeen mensen bezighoudt. Dit maakt deze gegevens ook interessant voor wetenschappelijk onderzoek.
Het Google Flu-project is een goed voorbeeld van enthousiasme over de mogelijkheden van big data voor wetenschappelijk onderzoek. Op basis van het zoekgedrag werden griepuitbraken voorspeld. Het feit dat die niet houdbaar bleken door onterecht gelegde verbanden, doet niets af aan de enorme potentie voor wetenschappelijk onderzoek.
Een andere mogelijke toepassing is te vinden in de financiële wereld, waar data kunnen worden gebruikt voor het voorspellen van marktbewegingen, zoals veranderingen op de huizenmarkt. Deze gegevens zijn waardevol voor professionele beleggers. Of Google gegevens verkoopt die niet voor het algemene publiek beschikbaar zijn, is mij niet bekend.
Er is in ieder geval een grote markt voor deze gegevens en de verkoop ervan is niet in strijd met de gebruikersvoorwaarden van Google. Het gaat hier immers niet om persoonsgegevens. De vraag is veel meer of deze handelwijze van Google oneigenlijk gebruik van de verzamelde data is, omdat die voortkomt uit de marktdominantie van het bedrijf.
Een belangrijke vraag hierbij is: van wie zijn deze gegevens? Misschien behoren de observaties van het gedrag van een groep wel toe aan deze groep en moeten deze gegevens voor iedereen op dezelfde wijze beschikbaar zijn, in het publieke domein. Deze transparantie zou het gebruik van deze gegevens voor wetenschappelijk onderzoek bevorderen en de sterke informatiepositie van Google enigszins indammen. Het is niet ondenkbaar dat Google meer openheid over deze gegevens geeft dan ze nu doet, onder lichte druk van de publieke opinie.
Betalen
De kritiek op de marktdominantie van bedrijven als Google is niet nieuw. Vanuit de open source-wereld zijn voorstellen gedaan voor internetdiensten zonder dominante partij, iets wat ook goed bij de technische aard van het internet past: een heterogeen en open netwerk. De cultuur van het internet is met de opkomst van bedrijven als Google en Facebook veranderd.
Het is zeer de vraag of een open standaard als e-mail zou zijn uitgevonden door een bedrijf als Google of Facebook. De laatste partij zou e-mailen waarschijnlijk alleen maar mogelijk maken tussen gebruikers van Facebook. E-mail zou op WhatsApp lijken, de populaire gesloten berichtendienst die voor 21 miljoen dollar door Facebook is overgenomen.