Nooit meer sappelen om geld, nooit meer lousy baantjes accepteren, en vrije keuze om je naar eigen inzicht te ontplooien. Dat zijn slechts een paar van de voordelen die voorstanders aan het basisinkomen toedichten. Vaak voorgesteld als een onvoorwaardelijk, maandelijks inkomen van zeker duizend euro voor meerderjarige burgers, is het basisinkomen een zeer prikkelend idee dat de laatste jaren weer flink wordt bediscussieerd.
Zeker ook in Nederland; het land van vrije denkers, maar ook van het calvinisme én van de ‘eigen verantwoordelijkheid’. In Nederland zal de komende drie jaar worden geëxperimenteerd, maar wel onder de zeer sterk ingeperkte voorwaarden die van het polderland verwacht kunnen worden.
Het zijn dan ook niet feitelijk experimenten met het basisinkomen die gaan plaatsvinden. Alleen de bijstand wordt – zeer behoedzaam – versoepeld. De ‘Participatiewet’ regelt sinds 2015 de toegang tot inkomenssteun als iemand (tijdelijk) niet bij machte is om via betaald werk in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Deze wet is geformuleerd vanuit de grondhouding dat iedereen die het ook maar een beetje kan, ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ dient te verrichten.
Bijstandsgerechtigden dienen actief te solliciteren op vacatures en krijgen geregeld ook een ‘tegenprestatie’ opgelegd: eenvoudig werk of vrijwilligerswerk dat ze voor circa een dag per week moeten uitvoeren. Want “werk biedt de beste sociale zekerheid”, aldus het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Binnen die Participatiewet gaan nu enkele gemeentelijke experimenten van start: gecontroleerde experimenten waarbij sommige voorwaarden voor de inkomenssteun worden versoepeld. De deelnemende steden formuleren twee à drie ‘behandelingen’ met verschillende vrijheidsgraden. Bijstandsgerechtigden melden zich zelf aan voor het experiment en worden willekeurig over de groepen verdeeld.
Het gaat om zes gemeentelijke experimenten die in samenspraak met het ministerie van Sociale Zaken zijn opgezet en “als het ware door de flessenhals zijn gekropen”, zegt Sjir Hoeijmakers, onafhankelijk activist en lobbyist voor experimenten met het basisinkomen. De eerste drie startten in oktober in Tilburg (‘Vertrouwensexperiment’), Wageningen (‘Vertrouwen Werkt’) en Deventer (‘Onderzoek bijstand’).
Eind oktober sloot de inschrijving voor het gezamenlijke experiment dat de gemeenten Groningen en Ten Boer uitvoeren (‘Bijstand op maat’) en begin december is Nijmegen (‘Proef met bijstand’) gestart. Het Utrechtse experiment ‘Weten wat werkt’ is op het moment van schrijven nog niet door de gemeenteraad, maar zal het vermoedelijk wel halen.
Teleurstellend resultaat. Maar: resultaat
“Er is misschien door wel veertig gemeenten overwogen om hier iets mee te doen, vaak door een wethouder of raadslid die het inbracht”, vertelt Hoeijmakers. “Op een gegeven moment waren er zeker twintig gemeenten serieus mee bezig. Er zijn er onderweg flink wat afgehaakt omdat het te lang duurde of omdat ze niet tevreden waren met de ruimte die geboden werd. De Algemene Maatregel van Bestuur die de experimenten regelt is uiteindelijk vrij teleurstellend, kan ik wel zeggen.”
April Ranshuijsen, lijsttrekker van GroenLinks in Nijmegen, was hier vanaf het begin bij betrokken. “Het is voor mij een draak van een traject geweest. Dat we toch nog zijn uitgekomen waar we nu zijn vind ik in dat opzicht een wonder. Het is winst dat we nu kunnen beginnen en variaties op het bijstandsregime kunnen uitproberen. Maar als je kijkt naar wat oorspronkelijk het idee was, dan is er wel heel weinig van overgebleven.”
Een van de zaken die ogenschijnlijk voor de poorten van de hel zijn weggesleept, is het potentieel aantal deelnemende steden. De regering had dat aantal op een gegeven moment beperkt tot vier. Nijmegen, een van de initiatiefnemers, viel onderweg “wegens een heel bureaucratisch, technisch iets” uit de boot. Dankzij een motie van GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman is het maximum aantal deelnemende gemeenten verruimd tot 25 en draait Nijmegen weer mee.
Veel andere variabelen zijn stevig beknot. De experimenten mogen maar twee jaar duren binnen een algemene looptijd van de nationale regeling van drie jaar. De groep wiens sollicitatieplicht vervalt moet wel blijk geven van inspanning om aan werk te komen, anders moet de deelnemer uit de experimentgroep worden gezet. De groep die naast de bijstandsuitkering geld mag bijverdienen mag dat maar voor 199 euro per maand. En de regering stelt de aanvullende verplichting van een groep deelnemers die juist intensievere begeleiding krijgt bij sollicitatie en het vinden van werk.
Hoeijmakers: “Al dat soort dingen zijn toegevoegd door het ministerie, niet door de gemeenten zelf. Ze zijn heel duidelijk politiek ingevoegd. Een meerderheid in de Tweede Kamer gaf aan dat ze ambitieuze experimenten wilde, maar het kabinet – met name de VVD – was er niet van gecharmeerd en heeft tegendruk geleverd.” April Ranshuijsen uit Nijmegen voegt toe: “Heel teleurstellend. Je kan gewoon niet echt experimenteren met de dingen waarmee je zou willen experimenteren.”
De ‘basisinkomen’-framing: (on)handig?
Sjir Hoeijmakers gaf in de afgelopen drie jaar advies aan gemeenten en speelde oliemannetje tussen onderzoekers, lokale politici en landelijke partijen. Opvallend is dat sommige betrokken politici enthousiast met het woord ‘basisinkomen’ rondstrooien, terwijl anderen het liever over een ‘vertrouwensexperiment’ of over een ‘regelluwe bijstand’ hebben.
De recente internationale aandacht voor het basisinkomen heeft de discussie zeker bezield, stelt Hoeijmakers, maar schrikt anderen juist weer af. Zeker het boek Gratis geld voor iedereen (in het Engels vertaald naar Utopia for Realists) van Rutger Bregman draagt bij aan een levendige Nederlandse discussie. “Dat was wel een risicovolle framing. Als ik nu een keer in de media aan het woord kom, wordt het item regelmatig aangekleed met beelden waarin mensen dansen in een regen van gratis geld.” Het maakte Bregman wel effectief als popularisator van het basisinkomen, ook toenemend buiten Nederland. Zijn twee TED-talks zijn inmiddels samen een half miljoen keer bekeken.