Vier jaar geleden onderzocht een commissie onder voorzitterschap van Nel van Dijk het dramatische zetelverlies van GroenLinks. De conclusie was dat de kiezer zijn vertrouwen niet wilde schenken aan een ruziënde club. Maar niet alleen dat. Er was ook “onduidelijkheid over de koers van de partij”. GroenLinks wilde te veel: niet alleen groen zijn, maar ook nog eens internationaal, sociaal en tolerant. Gevolg: een “stapeling van onderwerpen die elk een deel van de kiezers kunnen afstoten”. Na Kunduz en het morrelen aan de ontslagbescherming bleven alleen de taaiste aanhangers over. En dat terwijl het al tamelijk lastig is om kiezers te overtuigen van de noodzaak van zoiets als een groene belasting.

Destijds pleitte ik er in de Volkskrant voor het voorbeeld te volgen van de wel meeregerende zusterpartijen uit Duitsland (‘Die Grünen’), België (‘Groen’) en Frankrijk (‘Les Verts’) en voortaan als ‘Groen’ door het leven te gaan.

Waarom wij GroenLinkser zijn

Ik zat er natuurlijk helemaal naast. Nog geen twee jaar later haalde het jonge kamerlid Klaver de Franse econoom Piketty naar Nederland. Met Klaver kwam de sociale kwestie prominent op de agenda en dat legde de partij geen windeieren. Op 23 april 2016 sprak Jesse zijn partij voor het eerst toe als partijleider. Enkele dagen daarvoor was een overvolle boot voor de kust van Libië gekapseisd, waarbij mogelijk 500 vluchtelingen de dood vonden. Een maand eerder sloot de EU een deal met Turkije om de migratiestroom in te dammen.

Jesse opende met een hartstochtelijk pleidooi voor een menselijker migratiebeleid:

De foto van Aylan, aangespoeld op het strand; de Syrische man, die met zijn opa op de rug door de modder van de Balkan loopt;
het vier maanden oude baby’tje, dat in de armen van zijn moeder, met doorweekte kleertjes, een longontsteking probeert te overleven,
ik kan er als politicus niet naar kijken zonder dat ik vader ben, zonder dat ik de kleinzoon van mijn Opa ben. (...)

Uiteindelijk gaat politiek over mensen. Niet over stromen en tsunami's die moeten worden
ingedamd; niet over cijfers en a​​​​​​​anta​​​​​​​llen die omla​​​​​​​ag moeten; niet over berekeningen en 
voorspellingen die we niet meer a​​​​​​​ankunnen,
ma​​​​​​​ar over mensen
over mensen in nood,
over mensen die we moeten helpen,
omda​​​​​​​t het opa​​​​​​​'s en oma's zijn.
Omdat het vaders en moeders zijn. Zoals wij dat zijn.

Dat is wat ik heb geleerd van Opa.
Dat is waarom ik politicus ben.

Dat is waarom wij GroenLinkser zijn.

Permanent struikelblok

Jesse Klaver maakte zo zijn prioriteit duidelijk bij de aanvang van de campagne die hem een grote zege zou opleveren. Maar niet alleen een zege, ook de sof van het desondanks weer in de oppositiebanken plaats moeten nemen. Geen GroenLinkse superminister van Economische Zaken en Klimaat, geen staatssecretaris van Sociale Zaken die de ongelijkheid aanpakt. En geen GroenLinkse politicus om het Europese migratiebeleid een menselijk gezicht te geven.

“ Het was uitgerekend op het thema migratie dat GroenLinks ‘het motorblok’ eendrachtig weg zag scheuren ”

Het was uitgerekend op het thema migratie dat GroenLinks ‘het motorblok’ eendrachtig weg zag scheuren. Niet alleen CDA en VVD vonden GroenLinks onnavolgbaar, dat vond ook D66-leider Alexander Pechtold. PvdA-leider Lodewijk Asscher snapte niet wat er tegen de laatste compromistekst kon zijn en de ChristenUnie zette uiteindelijk wel haar handtekening. GroenLinks had zo dus weer een onderwerp gevonden dat misschien niet de kiezers van zich ‘afstoot’ – in de peilingen blijft de partij stabiel – maar wel alle mogelijke coalitiepartners van zich vervreemdt.

Ondanks de ongekende zetelwinst komt GroenLinks voorlopig weer niet toe aan regeren. Alle tijd om het programma te herijken, het migratiestandpunt voorop. Want ook over vier jaar zal dat een heet politiek hangijzer zijn. Met de toenemende bevolkingsgroei, de klimaatverandering en, ja, zelfs vanwege de stijgende welvaart in Afrika, zal het aantal migranten de komende jaren waarschijnlijk alleen maar verder toenemen. Hoe te voorkomen dat migratie voor GroenLinks een permanent struikelblok wordt op weg naar de macht?

Modderige werkelijkheid

Schiet hier Jesses voormalig mentor hem te hulp? Eind september lanceerde Femke Halsema haar essay ‘Nergensland’. Op uitnodiging van de filosofen Coen Simon en Frank Meester werpt zij, met Karl Poppers The Open Society and its Enemies in de hand, een ‘nieuw licht op migratie’. Popper die wars was van abstracte vergezichten en politici liever op zijn Wim Koks concrete problemen zag oplossen.

Maar, zo benadrukt Halsema, ook de man die vrijheid koppelde aan verantwoordelijkheid: Our fellow men have a claim to our help. Die hulp kan niet zijn het simpelweg opengooien van onze grenzen. Die les trok Halsema in 2006, toen zij als partijleider de Spaanse enclave Melilla in Marokko bezocht en de uitgehongerde jongemannen zag die zich met doodsverachting op de zes meter hoge hekken stortten. “Hoe erg ook, het hek moet er blijven staan.” Want anders komen “onze welvaart, onze burgerlijke vrijheden en onze vreedzame verhoudingen op de tocht”.

Dat vindt Halsema tien jaar later nog steeds. Maar ze vindt het ook nog steeds 'een zwaktebod'. Halsema beschrijft haar worsteling met de ‘paradox van vrijheid’: juist vrijheid behoeft bescherming en kan daarom niet zonder grenzen. Als Europa iedereen toelaat zal dat haar open samenleving vernietigen. Maar net zo definieert de omgang met haar grenzen de Europese beschaving. Hoe open en humaan is de cultuur waarvan de grens de meest dodelijke van de planeet is?

Als voorzitter van de Stichting Vluchteling bezocht Halsema menig vluchtelingenkamp en zag ze de 'modderige werkelijkheid van ontheemden'. Kampen waar 90% van de 65 miljoen vluchtelingen momenteel in verblijft, de meesten jonger dan 18 jaar. Kilometers rechte stoffige paden met niets dan krakkemikkige tenten en blokken latrines als enige variatie. In de kampen is geen privacy, alles is ingericht op tijdelijkheid, terwijl de gemiddelde vluchteling 17 jaar in de kampen verblijft.

De honger, stank en armoede zijn schrijnend, maar: “Nog pijnlijker is het besef te maken te hebben met mensen die nergens meer toe behoren (...) In Nergensland bestaat geen gemeenschap, geen democratie of rechtsstaat, geen burgerschap en daardoor geen menselijke waardigheid.”

Van Nergensland naar Zatopia

Halsema schetst een utopisch alternatief. Maar wel de utopie van een Realpolitiker. Want Halsema’s vertrekpunt is dat wij vluchtelingen hier niet willen, en daarmee niet kunnen, opvangen. Daarom ‘Zatopia’, de transformatie van het beruchte vluchtelingenkamp Zaatari, met ruim 80.000 inwoners de vierde stad van Jordanië.

De bewoners van Zatopia zijn niet langer rechteloze gasten, maar krijgen zelfbestuur doordat de grond voor minimaal 100 jaar wordt gepacht en in gemeenschappelijk beheer gebracht. Daardoor is er weer zelfbeschikking, wordt initiatief beloond, ontstaat een prikkel om jezelf en je omgeving te ontwikkelen.

Wat daarbij helpt is het basisloon dat iedereen in het eerste jaar krijgt, gratis onderwijs en gezondheidszorg, de samenwerking met Harvard en Oxford en de campus van een Amerikaanse technologiereus. ‘Silicon Valley in de Jordaanvallei’ als zinnebeeld. De plaatselijke bevolking gaat akkoord omdat “berekeningen aantoonden dat de economische ontwikkeling ook tot nieuwe werkgelegenheid en welvaart bij de oorspronkelijke bevolking zou leiden”. Halsema presenteert haar plan met de nodige bescheidenheid: “Of het kan, weet ik niet.” Ze wil vooral, de Belgische filosoof Lieven De Cauter citerend, “een gat in de werkelijkheid slaan”.

Een ‘gat in de werkelijkheid’, wie wenst dat zo nu en dan niet? Zeker als we kijken naar de hemeltergende beelden van medemensen, families, op de vlucht voor honger en geweld. Maar gaat deze utopie ons helpen? Is dit het langverwachte antwoord op de migratiekwestie?

Commons? Of kolonisten?

Verbetering van de kampen is urgent en belangrijk. Dit vanuit de erkenning dat een verblijf hier veelal niet tijdelijk is. Hier valt veel te winnen, en dat is ook in het belang van Europa. Alleen zo kan de wens om verder te reizen (iets) worden ingedamd.

Maar met het meest innovatieve deel van haar utopie schiet Halsema haar doel voorbij. Het vestigen van ‘vluchtelingencommons’ in de gastlanden via het langdurig pachten van de grond raakt aan zulke gevoelige onderwerpen, soevereiniteit en landbezit, dat deze utopie wel eens meer kwaad dan goed kan doen. Want ja, met heel veel geld van buiten kun je van een vluchtelingenkamp misschien een productieve stad maken. Al geef ik het je te doen. Maar veel waarschijnlijker is helaas dat het behelpen blijft.

De zuinigheid van de rijke landen kennende zal het niet overhouden, met alle nadelige gevolgen van dien voor de oorspronkelijke bewoners. Die krijgen ineens soevereine buren die het schaarse water opsouperen en de laatste bomen kappen. De kampen liggen veelal in de meest ontoegankelijke gebieden, verlaten oorden juist omdat er ook zonder de vluchtelingen al gebrek was aan water en andere hulpbronnen.

“ ‘Vinex aan de Jordaan’ is misschien een wat minder wervend, maar wel productiever zinnebeeld ”

Het is daarom effectiever het hulpgeld te besteden aan regio’s waar al infrastructuur aanwezig is, om die uit te breiden. Waarbij Nederland haar kennis en ervaring met stadsplanning inbrengt. ‘Vinex aan de Jordaan’ is misschien een wat minder wervend, maar wel productiever zinnebeeld.

Zelfbestuur in een vreemd land is de verkeerde prioriteit. Met een combinatie van diplomatieke druk en royale steun voor het gastland, haar machthebbers in het bijzonder, kan vast wel ergens een stuk land verkregen worden. Grootschalige projecten waar een kleine elite beter van wordt terwijl de plaatselijke bevolking de gevolgen maar moet slikken, of het nu een mijnbouwproject, een dam of een vluchtelingenstad is, we zien helaas nog elke dag dat het kan. In dit geval, mogelijk vervelend voor de plaatselijke bevolking, maar vooral: rampzalig voor de volgende vluchtelingenstroom. Want waar nu in landen als Libanon, Jordanië en Turkije de bereidheid bestaat om miljoenen buren een (veilig) onderkomen te bieden, zal die met een precedent als Zatopia wel eens snel kunnen verdwijnen.

Nu zijn vluchtelingen nog gasten. Gasten die lang kunnen blijven, maar in ieder geval met de intentie dat ze, zodra dat mogelijk is, weer teruggaan. Zatopia verandert dat radicaal. Vluchtelingen veranderen in potentiële kolonisten en bezetters. Grenzen zullen sluiten, vluchten kan niet meer. Hier kan Poppers meest vernietigende oordeel over utopisch denken wel eens op zijn plaats zijn: Those who promise us paradise on earth never produced anything but a hell.

Het grondbezit is ook geen noodzaak om de geschetste verbeteringen te realiseren. De kern is een deal tussen donors die investeren enerzijds en het gastland dat daar grond voor beschikbaar stelt anderzijds. Ondertussen nemen de inwoners zoveel mogelijk zelf het bestuur in handen. Met die gedachte is niets mis. Maar daarvoor hoeven we niet van een land te vragen de zeggenschap over een deel van de eigen grond op te geven.

Een vorm van zelfbestuur als onderdeel van het bestuur van het gastland biedt de beste kans op integratie. Het voorkomt ook dat conflicten hoog oplopen. Conflicten waarbij de voormalig vluchtelingen zich beroepen op de zelfstandigheid, bijvoorbeeld als de economische voordelen voor de oorspronkelijke bevolking tegen blijken te vallen of conflicten over het vluchtelingenkamp als uitvalsbasis van extremisten en rebellen die uiteindelijk ook het gastland bedreigen. Zoals Halsema beschrijft over de kampen in Kenia, Kakuma (‘nergens’) en Dadaab (‘harde rotsachtige plek’), waar Al Shabaab-strijders op adem komen, terroristen ronselen en wapens verstoppen.

As well as we can

Om haar groene en linkse idealen te realiseren heeft GroenLinks een migratiestandpunt nodig dat niet alleen niet al te veel kiezers ‘afstoot’, maar dat tevens niet alle mogelijke coalitiepartners van zich vervreemdt.

Terug naar 23 april 2016. Jesse Klaver stelt zich voor aan zijn partij. Daarbij roerde hij na migratie ook de tweedeling op de arbeidsmarkt aan, net als de groeiende financiële ongelijkheid, de maatschappelijke tegenstellingen en de noodzaak van een duurzame economie. Problemen die hij in zijn afsluiting allemaal voorzag van pasklare oplossingen. Opvallend genoeg ontbraken in die afsluitende rijtjes oplossingen voor de migratieproblematiek. Meer principes dan oplossingen, dat is lastig formeren, zo bleek.

Met haar utopisch essay, in het bijzonder met de uitgebreide analyse die aan de utopie zelf voorafgaat, biedt Halsema een basis voor een GroenLinkse inzet in het migratiedebat die wel mogelijkheden tot een politiek compromis biedt. Halsema, zelf voorstander van een ruimhartiger toelatingsbeleid, concludeert dat de migratiestroom nu al te groot is om met opvang in Europa wezenlijk te verlichten. In de toekomst zal dat alleen maar minder het geval zijn. Zojuist is de eerste inschatting verschenen van het aantal klimaatvluchtelingen in 2050 dat de één miljard overstijgt.

In haar essay vermijdt Halsema opzichtig Poppers meest bekende citaat. Toch is dat het meest toepasselijk voor haar utopische worsteling met de modderige werkelijkheid van de ontheemden. Middels haar essay geeft Halsema namelijk invulling aan haar 'plicht tot optimisme', zoekt ze naar een oplossing in een realiteit die niet de hare is.

Halsema betoogt overtuigend dat, hoe onbevredigend ook, de absorptiecapaciteit voor vluchtelingen in Europa beperkt is. Een al te principiële opstelling past de migratiediscussie daarom niet. Halsema: “De discussie over grensbewaking en toelating leent zich niet voor prinzipienreiterei of populistische flinkheid maar is er vooral één van proportionaliteit.”

Ja, GroenLinks moet blijven benadrukken dat meer opvang in Europa mogelijk en nodig is. De vluchtelingen zijn een welkome aanvulling voor ons vergrijzende continent. Laat, om de bereidheid van de Europeanen om vluchtelingen op te nemen te maximaliseren, de economische bijdrage van de vluchteling meespelen in het toelatingsbeleid. Pas ook de huidige EU-verdeelsleutel voor vluchtelingen aan. Nu krijgen dichtbevolkte en rijkere landen meer vluchtelingen toegewezen. Het is logischer om juist de dunst bevolkte gebieden relatief meer vluchtelingen op te laten nemen. Al dan niet met financiële steun van de rijkere landen. In het zuiden van Italië zijn hele dorpen opgeleefd door de komst van jonge vluchtelingen.

En dan zijn daar de GroenLinkse kroonjuwelen: de wereldwijde strijd tegen klimaatverandering, investeringen in ontwikkelingssamenwerking en eerlijke handel. Deze zullen uiteindelijk de oorzaak van migratie verminderen, dat snappen zelfs VVD en CDA.

Maar de echte winst valt te boeken door bij te dragen aan een betere opvang in de regio. Dat is Halsema’s hoofdboodschap. Dat daarbij vluchtelingen in minder veilige landen dan die van de Europese Unie terecht komen is onontkoombaar.

De eis die GroenLinks in juni bij de mislukte formatie stelde voor “waterdichte garanties dat de landen waarmee we de akkoorden sluiten het recht op bescherming en opvang daadwerkelijk zullen geven” is voorlopig helaas een utopie. Een zinnebeeld dat we moeten vasthouden, maar niet iets om een formatie op te laten stuklopen.

Halsema laat met haar utopie zien wat realistisch is. Een verdedigbaar compromis voor een Nederlandse inzet in de EU-discussie zou zijn een (iets) hogere instroom in de EU zelf, aanpak van de grondoorzaken van migratie en, vooral, verbetering van de opvang in de regio. Om Popper het laatste woord te geven: Instead of posing as prophets we must become the makers of our fate. We must learn to do things as well as we can.