Dit najaar demonstreerden meer dan zeven miljoen mensen wereldwijd met dezelfde boodschap: de politieke elite verzaakt de klimaatverandering een halt toe te roepen en verslechtert daarmee de toekomstperspectieven van de volgende generatie.
Simpel gezegd faalt de politiek volgens de demonstranten in haar kerntaak: er is nog steeds geen sprake van noemenswaardig klimaatbeleid, of in ieder geval van significante vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen. Het uitblijven van emissiereducties wordt in de klimaatwetenschap ook gezien als een van de grootste politieke blunders ooit — met mogelijk honderden miljoenen doden of zelfs de ineenstorting van de menselijke beschaving tot gevolg.
De paniek over de staat van het klimaat onder klimaatwetenschappers zorgt ervoor dat steeds meer van hen speculeren over alternatieve benaderingen van het klimaatprobleem. Een groeiende groep zoekt oplossingen in de vorm van geo-engineering of climate engineering: hoogtechnologische interventies om klimaatverandering tegen te gaan.
Klimaatverandering, stellen deze wetenschappers, zou in de 21e eeuw dusdanig veel schade kunnen veroorzaken dat alleen risicovolle technologische interventies (die veel onverwachte en onwenselijke bijwerkingen zullen hebben) dit leed zouden kunnen verzachten.
Klimaatmanipulatie
Hoewel de aandacht voor climate engineering langzaam groeit, hebben de meeste mensen er nog nooit van gehoord. Ook politici en zelfs wetenschappers hebben vaak geen idee van de voorstellen die rondzingen.
Veelzeggend is het feit dat er tot nog toe geen Nederlands woord is gevonden voor deze technologieën. Een veelgebruikte vertaling is ‘klimaatmanipulatie’. En hoewel de negatieve connotatie van het woord manipulatie mij persoonlijk te sterk is, komt het daar wel op neer: het actief manipuleren van het klimaat om de ergste gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan.
Deze manipulatie neemt twee vormen aan. Gechargeerd zou je kunnen zeggen dat de ene vorm zich bezighoudt met het bestrijden van de oorzaken en de andere met bestrijding van de symptomen.
De oorzaak bestrijdende technieken, carbon dioxide reduction (CDR), berusten op een vrij simpele observatie: als de mens de gemiddelde temperatuur kan laten stijgen door broeikasgassen aan de atmosfeer toe te voegen, zou de mens ook in staat moeten zijn de temperatuur te laten dalen door broeikasgassen juist weer uit de atmosfeer te halen.
Voorbeelden van oorzaakbestrijdende maatregelen zijn het bouwen van machines en fabrieken om CO2 uit de lucht te trekken, het (her)bebossen van gigantische gebieden, en het bemesten van de oceaan om met behulp van een toename van de algengroei meer CO2 op te slaan in de zee.
“ Als de mens de gemiddelde temperatuur op aarde kan laten stijgen, zou de mens ook in staat moeten zijn deze te laten dalen ”
Symptoombestrijdende climate engineering, solar radiation management (SRM), probeert het klimaatsysteem zodanig te manipuleren dat de gevolgen van hoge broeikasgasconcentraties tot een minimum beperkt blijven. Hierbij draait het weer om een (natuurkundig) simpele observatie.
Door de toename van CO2 in de atmosfeer blijft meer energie in het klimaatsysteem hangen, waardoor de temperatuur stijgt. Als de toevoer van deze energie kan worden afgeremd (of de uitvoer van deze energie kan worden gestimuleerd), zou de gemiddelde temperatuur kunstmatig laag gehouden kunnen worden, ondanks stijgende hoeveelheden CO2. SRM-technieken verhogen de reflectiviteit van de aarde, waardoor minder zonne-energie in het klimaatsysteem blijft hangen.
Ook hiervoor worden veel verschillende technologieën onderzocht, variërend van spiegels in de ruimte, een stratosferische sluier van zwavel of krijtdeeltjes, of het verwitten van wolken, planten en infrastructuur.
Biomassa
Moeten we deze ingrepen wel willen? Zijn deze voorstellen überhaupt een mogelijke oplossing voor het klimaatprobleem? En kunnen we deze voorstellen ook uitvoeren?
Het simpelste antwoord is nee. Het vangen en opslaan van koolstofdioxide kan de ongebreidelde wereldwijde uitstoot niet compenseren. Diverse onderzoeken tonen aan dat de hoeveelheid CO2 die realistisch gezien kan worden afgevangen, de voortdurende uitstoot niet kan compenseren.
Daar komt bij dat alle voorgestelde methodes van CO2-opvang en -opslag flinke nadelen hebben. Direct air capture (DAC), de directe vangst van CO2 uit de atmosfeer, is duur en buitengewoon energie-intensief — geen optie als deze machines niet op duurzame energie zouden draaien, en niet economisch rendabel met de huidige prijzen van CO2.
“ Het bemesten van oceanen met ijzer om de algengroei te stimuleren, kan bestaande ecosystemen ontregelen ”
Ocean iron fertilisation, het bemesten van oceanen met ijzer om voor meer algengroei te zorgen, is risicovol omdat het bestaande ecologische cycli kan onderbreken en zo hele ecosystemen kan ontregelen.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor grootschalige (her)bebossing, omdat voedingstoffen en watercycli veranderen door bebossing en ontbossing. Zelfs bij herbebossing kan dit een probleem zijn, omdat het vaak lang geleden is dat bossen zijn gekapt en in de tussentijd nieuwe ecosystemen zijn ontstaan.
Bioenergy Carbon Capture and Storage (BECCS), waarbij biomassa wordt verbouwd als brandstof waarvan de uitstoot meteen wordt afgevangen, is controversieel omdat het onduidelijk is hoeveel klimaatwinst het daadwerkelijk oplevert en ten koste van welke gevolgen. Mag de teelt van biomassa voor BECCS bijvoorbeeld ten koste gaan van de teelt van voedselgewassen? Gaat via BECCS klimaatbeleid van rijke landen niet over de rug van arme gemeenschappen in het zuiden? Daarbij komt dat het niet eenvoudig is om CO2 op te slaan.
Ook het beperken van de toevloed van zonne-energie in het klimaat is geen ‘oplossing’. Solar radiation management, het kunstmatig afkoelen van de aarde, is omgeven door controverse en onzekerheid.
“ Een wereld met veel klimaatverandering of een wereld met minder klimaatverandering, maar mét de nadelen van climate engineering ”
Ingrijpen in het klimaatsysteem kan grote gevolgen hebben die zich niet goed laten voorspellen. Regenvalpatronen, en dan vooral moessonregens, kunnen ontregeld raken — met lokaal enorme overstromingen en droogte tot gevolg. Bepaalde delen van de aarde kunnen afkoelen, terwijl dat voor andere plekken veel minder geldt.
Deze onzekere en ongelijke effecten kunnen, zeker in combinatie met de vraag wie de ontwikkeling en implementatie van zo’n technologie beheerst, tot grote politieke spanningen leiden. Niet voor niets stelde Edward Teller, de intellectuele vader van de waterstofbom, ooit dat conflict over de manipulatie van het weer waarschijnlijk de laatste oorlog op aarde zou veroorzaken.
Toch zullen we ons serieus moeten afvragen of deze grote nadelen opwegen tegen het te verwachten leed door klimaatverandering als we níet ingrijpen.
Oftewel, zoals de vele voorstanders van onderzoek naar climate engineering stellen: we zullen een wereld met veel klimaatverandering moeten afwegen tegen een wereld met minder klimaatverandering maar wel met de nadelen van climate engineering. Wat is erger? En wie bepaalt wat erger is?
Toekomstige generaties
Het leidt geen twijfel dat climate engineering problematisch is, maar in theorie — en dit is nog een open vraag — zouden sommige van deze technologieën, of sommige combinaties ervan, de klimaatschade kunnen beperken.
In de wereldwijde politiek begint climate engineering vrijwel ongezien al een grote rol te spelen. Speculatieve aannames over significante CO2-vangst zijn onderdeel van bijna alle grote klimaatprojecties van het IPCC.
De politiek dominante doelen van 1.5 en 2 graden opwarming zijn realistisch gezien eigenlijk alleen nog haalbaar met aanzienlijke CO2-opvang en -opslag. In het recente rapport van het IPCC over het 1.5C graden-doel bijvoorbeeld worden vier mogelijke scenario’s uitgewerkt om de opwarming onder de 1.5 graden te houden, die allen in meer of mindere mate uitgaan van CO2-vangst en -opslag.
In dit rapport wordt zelfs expliciet melding gemaakt van SRM, met de aantekening dat er dan nog een hoop politieke en morele vragen te beantwoorden zijn.
De International Organization for Standardization, een invloedrijk adviesbureau voor grote bedrijven, presenteert SRM inmiddels als een mogelijke pilaar van hun klimaatbeleid. De toename in politieke aantrekkingskracht roept de vraag op hoe we ons, als politicus, als wetenschapper, als beleidsmaker of als burger, moeten opstellen tegenover deze riskante technologieën.
“ Het klimaat valt niet te redden met alleen een technologische fix. Een fundamenteel lagere CO2-uitstoot blijft nodig ”
De belangrijkste vragen over CDR en SRM zijn politiek en moreel van aard. Hoewel technologische en wetenschappelijke onzekerheden serieuze beperkingen vormen voor de potentie van climate engineering, draaien de meest fundamentele vragen om de inbedding van deze nieuwe technologieën in de echte wereld.
Wie bepaalt hoe de voorgestelde technologieën worden geïmplementeerd? Hoe wordt deze zeggenschap procedureel geregeld? En hoe steken CO2-vangst of SRM commercieel en politiek in elkaar?
Maar ook vragen over intergenerationele ethiek, zoals de vraag of het acceptabel is om toekomstige generaties op te zadelen met klimaatverplichtingen ten gevolge van huidige beleidskeuzes, en het risico dat deze klimaatmanipulaties de bereidheid om fundamenteel klimaatbeleid te voeren verminderen, spelen een grote rol.
Met alléén een technologische fix kunnen we het klimaat immers niet redden; fundamentele vermindering van de CO2-uitstoot bijvoorbeeld blijft noodzakelijk om de doelen van ‘Parijs’ te halen. Op deze vragen is geen eenduidig antwoord te geven. Het zijn dan ook ten diepste politieke vragen: onder welke voorwaarden vinden we wat voor soort klimaatbeleid acceptabel?
Toch kunnen we een aantal uitgangspunten formuleren. Zo heeft het Oxford Geoengineering Programme vijf vuistregels - beter bekend als de Oxford Principles - ontwikkeld voor het nadenken over klimaatmodificatie:
- Het moet gereguleerd worden als een publiek goed, wat betekent dat commerciële belangen nooit leidend mogen zijn;
- Het publiek moet betrokken worden bij besluitvorming rond deze technologieën;
- Onderzoek naar deze technologieën moet onder een breed publiek bekend gemaakt worden, en de resultaten ook;
- Er moeten onafhankelijke beoordelingen zijn van de impact van de technologieën;
- Voor de implementatie van de technologieën moet beleid worden gemaakt.
Deze vijf regels zouden de absolute basis moeten zijn voor het denken over klimaatmanipulaties. Allemaal redeneren ze vanuit dezelfde centrale overtuiging: klimaatmanipulaties moeten ten dienste staan van zoveel mogelijk mensen, en moeten ook zo worden ingericht.
Politieke afwegingen
Zolang noemenswaardig klimaatbeleid uitblijft, zal climate engineering aan aantrekkingskracht blijven winnen. Maar dit zal climate engineering niet minder controversieel maken - integendeel.
De risicovolle ingrepen in het klimaat die de genoemde technologieën voorstaan, zullen voor veel mensen sterk problematisch blijven en niet in lijn met de rol die zij zien weggelegd voor de mens op aarde. Politieke afwegingen over bijvoorbeeld landgebruik en macht zijn inherent aan het klimaatdebat, en verdwijnen niet opeens door technologische ingrepen.
Als samenleving hebben we vaak de neiging om technologische ontwikkelingen te verwijzen naar het rijk van de wetenschap of van de ondernemers. Maar als we van mening zijn dat klimaatmanipulaties op een democratische manier ten dienste moeten staan van alle mensen, wordt meteen duidelijk dat climate engineering in eerste instantie een politieke vraag is.
Daarmee komt een aantal verdere eisen aan het licht. Doordat de technologieën onderling verschillen, is het onmogelijk om voor climate engineering een one size fits all-beleid te ontwikkelen.
“ De mogelijkheden van klimaatmanipulatie mogen niet leiden tot lakser klimaatbeleid ”
SRM-maatregelen zoals de stratosferische krijtsluier roepen direct vragen op over democratie. Kan een technologie die realistisch gezien enkel technocratisch bestuurd kan worden, democratisch zijn? Kunnen we ons voorstellen dat internationale besluitvorming hierover recht doet aan de wensen en overtuigingen van zeer uiteenlopende landen en gemeenschappen? Dit vereist een diepgravende politieke en maatschappelijke discussie over wiens autoriteit hier legitiem over kan oordelen.
CDR-maatregelen aan de andere kant vragen om openheid over hun effecten op wereldwijde machtsverhoudingen. Interventies zoals (her)bebossing en BECCS bijvoorbeeld draaien om toegang tot land en relaties tussen lokale gemeenschappen en de internationale politiek, aangezien het land dat nodig is voor deze ingrepen vrijwel altijd al een andere bestemming heeft.
Ook de stilzwijgende aanname dat negatieve emissies onderdeel zijn van klimaatbeleid moet openlijker worden besproken, omdat deze aannames de noodzakelijke veranderingen van het energiesysteem kunnen vertragen.
Politieke vragen moeten kortom leidend zijn bij de ontwikkeling van deze technologieën.
Een eerste doel moet zijn om kennis — en de bijbehorende politieke overwegingen — onder politici en burgers te verspreiden, in plaats van deze te centraliseren onder wetenschappers en topdiplomaten.
Ten tweede moet zichtbaar worden op welke manieren de mogelijkheid van deze technologieën het klimaatbeleid nu al beïnvloedt — en moeten deze niet leiden tot lakser klimaatbeleid.
Ten derde moet consequent gezocht worden naar mogelijkheden om het publieke debat hierover te stimuleren, waarbij politieke en morele vragen leidend gemaakt worden — en niet de wetenschappelijke ‘feiten’. Dit begint bij politici die stelling nemen, wetenschappers die openheid van zaken geven, milieuorganisaties die actievoeren, en politieke partijen die het debat aanzwengelen.
In andere landen heeft de politiek al stelling genomen. Zo hebben regering en parlement in het Verenigd Koninkrijk zich achter de Oxford Principles geschaard. Het zou bij een partij als GroenLinks passen om op zijn minst dit voorbeeld te volgen.
Het allerbelangrijkste is echter de mindset wat betreft klimaatmanipulaties. Natuurlijk bieden ze mogelijkheden, en natuurlijk brengen ze ook risico’s met zich mee. Dat is een gegeven. Wat geen gegeven is, is de rol die ze zullen vervullen in de mondiale én nationale klimaatpolitiek. Deze rol wordt vastgesteld door het politieke en morele debat in de samenleving. Een debat dat we nu moeten voeren.
Word abonnee
Dit artikel staat in het winternummer van de Helling ⛄, jaar 2019. Altijd de nieuwste artikelen lezen? Word abonnee van het tijdschrift. Je ontvangt dan vier keer per jaar het tijdschrift per post. Of kies voor het online abonnement en lees de Helling digitaal.
De Helling draagt bij aan verdieping en politieke visievorming binnen GroenLinks. Met een abonnement steun je het werk van het tijdschrift en Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.