Natuurbeschermers hebben een tijd lang meebewogen met deze trend, leggen Büscher en Fletcher uit. De conservationists constateerden: politici luisteren misschien niet naar onze adviezen over de ecologie, ze luisteren wel naar economische argumenten. Natuurbeschermers zijn steeds meer de taal van zakenlieden gaan praten. Inmiddels zien veel beschermers en ecologen in dat deze aanpak geen zoden aan de dijk heeft gezet.
De natuur raakt steeds verder beschadigd, de greep van het geld op de planeet is groter dan ooit. En omdat de zesde uitstervingsgolf nu echt hard om zich heen slaat, steekt de kapitalismekritiek ineens op. De auteurs omschrijven hoe de band tussen kapitaal en natuur in een aantal golven steeds inniger is geworden, maar ook welke kritische alternatieven daartegenover zijn voorgesteld, zoals door de Degrowthbeweging en Extinction Rebellion.
Basisinkomen
De Wageningse onderzoekers presenteren zelf een programma voor een radicaal ander soort natuurbescherming, waar ze naar verwijzen als ‘convivial conservation’ – ofwel de kunst van het samenleven van mens en natuur. Eén van de meer concrete ideeën is het conservation basic income’, ofwel een gedeeltelijk basisinkomen voor gemeenschappen die vlakbij waardevolle natuur leven.
De redenering is dat veel gemeenschappen door de mondiale markteconomie zo goed als gedwongen worden hun natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Met een geoormerkt basisinkomen kunnen de bewoners levensstijlen en activiteiten ontwikkelen die de natuur niet schaden, maar juist herstellen.
Een andere vraag die in het boek wordt verkend, is die naar het verschil tussen mens en natuur. Dit vraagstuk, dat generaties filosofen heeft beziggehouden, is niet alleen een theoretische exercitie; het heeft ook praktische consequenties. De auteurs zetten nadrukkelijk in op de verzoening tussen mens en natuur, en denken hardop na over uitgebreide stadsparken die de bakens van nieuwe, zeer biodiverse ‘cultuur-natuur’ worden. En zij keren zich sterk af van oude ecologen zoals Edward Wilson, die voorstellen om de halve Aarde af te grendelen om daar de natuur ongestoord te laten voortwoekeren.
Deze ‘half Earth’-gedachte vergroot de kloof tussen mens en natuur alleen maar, en dat zal zich wreken: niet alleen in minder empathie voor plant en dier, maar ook door nog hardere vormen van uitsluiting. Marginale gemeenschappen wiens bestaan van de natuur afhangt, zouden op die manier met geweld de kapitalistische samenleving in worden gedwongen.
Leeuwen in Afrika
Is er dan nog wel plaats voor ouderwetse natuurbescherming achter het bord ‘verboden toegang’? Beschermde gebieden kunnen wel een beetje helpen om soorten te beschermen, zegt Büscher, maar uiteindelijk bijt dit systeem zichzelf in de staart.
In een persoonlijke toelichting stelt de auteur: “Als wij mensen ook natuur zijn, en wij beschermen de natuur tegen de mens, dan beschermen wij onszelf tegen onszelf. Dat is geen goede uitgangspositie voor een toekomstige duurzame ontwikkeling. Natuurbehoud die moet leven van toerisme, is ook vaak natuur ‘ver weg’. Leuk natuurlijk, leeuwen kijken in Afrika. Maar we kunnen nog niet eens met de wolf samenleven. Nou, dat vind ik een schitterend voorbeeld, laten we daar eerst maar eens mee leren omgaan.”
Zie ook convivialconservation.com
The conservation revolution
Bram Büscher en Robert Fletcher. Verso Books, 2020