Waarom kiezers met een migratieachtergrond de politiek links laten liggen

‘Sinds 1985 kunnen niet-Nederlandse ingezetenen die vijf jaar of langer legaal in Nederland wonen, stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen. Het belangrijkste argument vóór toekenning van het kiesrecht was de verwachting dat dit de integratie zou bevorderen. (…) Tegenover dit pleidooi voor politieke participatie stond de angst voor de ‘etnische factor’ in de politiek. (…) Anderen vreesden dat toekenning van het kiesrecht zou leiden tot het oprichten van een islamitische partij en zo tot een nieuwe (orthodoxe) religieuze stroming.’

Illustratie van Farhad Foroutanian van een persoon bij een veel grotere stembus
Illustratie: Farhad Foroutanian

Deze woorden staan in de inleiding van De etnische stem van politicoloog Jean Tillie uit 2000. Tillie beschrijft hier de politieke discussie eind jaren zeventig over de uitbreiding van het kiesrecht. Het is bevreemdend om deze woorden nu opnieuw te lezen: de toenmalige discussie rondom de toekenning van het kiesrecht aan niet-Nederlanders werd door Tillie aangehaald om aan te tonen dat de genoemde argumenten in 2000 nog steeds actueel waren. Nog eens twintig jaar later zijn deze woorden nog steeds herkenbaar.

Vooral de vermeende risico’s van deelname van mensen met een migratieachtergrond aan het politieke proces worden nog altijd in dezelfde hoek gezocht. Met het succes van partijen als DENK, Nida en Bij1 staat het thema van de ‘etnische’ stem weer volop in de schijnwerpers.

Waar staan we na 35 jaar? Jarenlang onderzoek naar de opkomst, voorkeuren en partijkeuze van kiezers met een migratieachtergrond laat zien dat het succes van genoemde partijen deels samenhangt met het falen van traditionele partijen om inclusief te zijn.

Om meer kiezers van deze groepen aan te trekken, moeten partijen die traditioneel de eerste keuze vormden voor deze groep kiezers (PvdA en GroenLinks) zich meer verdiepen in en openstellen voor hun ideeën, voorkeuren en belangen. Daarbij is het de vraag of het nog zinvol is om te spreken over de ‘etnische stem’ of ‘migrantenstem’ in het huidige politieke klimaat.

Opkomst

In Amsterdam is bij alle gemeenteraadsverkiezingen sinds 1994 de opkomst bijgehouden van kiezers met een Turkse, Marokkaanse en Surinaamse migratieachtergrond – de belangrijkste migrantengroepen. Hiertoe rekenen we de eerste generatie, geboren in het buitenland, en de tweede generatie, met minstens één ouder die in het buitenland is geboren. De uitkomsten zijn duidelijk: de opkomst van deze groepen is steevast (veel) lager dan het stedelijk gemiddelde, met een enkele uitzondering onder de groep met een Turkse migratieachtergrond.

Onderzoek in andere steden in 1994, 1998 en 2006 toont vergelijkbare uitkomsten. Ook bij landelijke verkiezingen gaan kiezers met een migratieachtergrond relatief minder vaak naar de stembus.

    Opkomstpercentages van vier herkomstgroepen bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen
    Figuur 1 Opkomstpercentages van vier herkomstgroepen bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, 1994-2018. Bron: Kranendonk, M., E. Lekkerkerker, L. Michon & F. Vermeulen (2018). Opkomst en stemgedrag van Amsterdammers met een migratieachtergrond tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018. Amsterdam: IMES/ OIS.

    Een lage opkomst vormt een belangrijk risico voor het democratisch proces omdat dit het vertrouwen in politici en hun legitimiteit kan ondermijnen. Bovendien bestaat het risico dat de stem van bepaalde groepen niet gehoord wordt. Dat laatste is lastiger in kaart te brengen omdat we weinig weten over de politieke voorkeuren van niet-stemmers.

    In een ander onderzoek hebben we laten zien dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen de samenstelling van de bevolking in verschillende wijken en de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen. In Amsterdam geldt dat in buurten waarin veel Amsterdammers wonen met een lage sociaaleconomische positie (gebaseerd op inkomen en opleidingsniveau) en veel mensen met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse migratieachtergrond minder vaak wordt gestemd dan gemiddeld (gecorrigeerd voor sociaaleconomische en demografische variabelen).

    Ook in andere West-Europese landen brengen oudere en hoogopgeleide kiezers en kiezers zonder migratieachtergrond relatief het vaakst hun stem uit.

    Er zijn verschillende aanwijzingen dat groepen met een migratieachtergrond voor een deel andere belangen, politieke ideeën en beleidsvoorkeuren hebben die niet of slecht worden vertegenwoordigd in het huidige politieke stelsel. Een voorbeeld is de ervaring met institutionele discriminatie, waar sinds de dood van George Floyd in de Verenigde Staten meer aandacht voor is. Er wordt inmiddels meer gekeken naar terugkerende discriminerende handelwijzen in alle lagen van de samenleving, ook van belangrijke instituties.

    Wanneer kiezers met een migratieachtergrond het gevoel hebben erbij te horen, zich niet gediscrimineerd voelen en zich herkennen in de politiek en politici zullen zij vaker deelnemen aan het politieke proces. Wanneer zij zich daarentegen buitengesloten voelen, trekken zij zich juist terug.

    “ Kiezers met een migratieachtergrond zullen vaker deelnemen aan het politieke proces wanneer zij voelen dat zij erbij horen, zich niet gediscrimineerd voelen en zich herkennen in de politiek  ”

    Ook blijkt dat eerdere niet-stemmers onder deze groepen eerder naar de stembus gaan als er een partij is die hun specifieke belangen behartigt. Zo had de nieuwe partij DENK bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen een grote aantrekkingskracht op laagopgeleiden, jongeren en vrouwelijke stemmers van Turkse en Marokkaanse komaf. Dit zijn precies de kwetsbare groepen waarvan we mogen verwachten dat zij deels andere politieke ideeën hebben dan politiek actieve burgers.

    Zij combineren bijvoorbeeld vaak conservatieve culturele waarden, zoals beperking van euthanasie en bescherming van het traditionele gezin, met steun voor de verzorgingsstaat en hechten veel waarde aan de bevordering van diversiteit en inclusie. Tegelijkertijd lijken nieuwe alternatieven niet voor iedereen en altijd mobiliserend te werken.

    Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen is alleen onder Turkse Amsterdammers het opkomstpercentage sterk gestegen, terwijl onder Marokkaanse en Surinaamse Amsterdammers dat percentage structureel laag bleef. Dit ondanks het feit dat DENK een lijsttrekker had met een Marokkaanse migratieachtergrond en verschillende nieuwe partijen zoals Bij1 en Ubuntu Connected Front zich (deels) op de Surinaamse gemeenschap richtten.

    Een verklaring voor het succes van DENK is dat de partij in staat bleek gebruik te maken van een uitgebreid netwerk van organisaties, zoals moskeeën en sociaal-culturele verenigingen, die direct toegang gaven tot potentiële kiezers. Voor andere partijen bleek het moeilijker om deze netwerken in te zetten.

    Onderzoek laat sinds 1994 zien dat het voor kiezers met een migratieachtergrond vaak belangrijk is om op een kandidaat te stemmen van dezelfde herkomst. Amsterdammers met een migratieachtergrond kozen significant vaker voor een kandidaat met dezelfde achtergrond als zijzelf en motiveerden deze keuze met de stelling dat deze kandidaat goed zou kunnen opkomen voor hun belangen. Het onderzoek laat echter ook zien dat geen enkele groep meer ‘etnisch’ stemt dan de groep kiezers zonder migratieachtergrond: het overgrote deel van de kiezers uit deze groep stemde tijdens de afgelopen Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen op kandidaten zónder migratieachtergrond.

    Partijkeuze

    Op welke partijen stemmen kiezers met een migratieachtergrond? Van oudsher hadden zij een duidelijke voorkeur voor de PvdA en in mindere mate voor GroenLinks. Over het kortdurende succes van GroenLinks onder kiezers met een migratieachtergrond zijn we snel uitgepraat: dat kwam in de jaren negentig vooral door Mohammed Rabbae. Met zijn vertrek uit de Tweede Kamer verloor GroenLinks veel aanhang onder deze groep.

    Het succes van de PvdA onder deze groep is al vaak uiteengezet: de rol van Den Uyl in de jaren zeventig, op het moment dat de meeste migranten in Nederland arriveerden; de banden met de vakbonden; maar ook de ruimte die de PvdA sinds 1985 gaf aan politici met een migratieachtergrond. De gemeenteraadsverkiezingen van 2006 waren in deze ontwikkelingen een hoogte- en omslagpunt tegelijkertijd. De PvdA won flink tijdens die verkiezingen, met name in de grote steden. Rond de 80 procent van de Amsterdamse kiezers met een migratieachtergrond stemde tijdens die verkiezingen op de PvdA.

    In de jaren daarna is meer variatie gekomen in de partijkeuze, wat deels samenhangt met de meer onafhankelijke tweede generatie.

    “ Het past niet bij een inclusieve cultuur om te benadrukken dat kwaliteit vooropstaat, in antwoord op vragen over de mate van diversiteit onder kandidaten ”

    Meer recent is er vooral veel aandacht geweest voor de opkomst van multiculturele partijen die worden bestempeld als partijen van en voor migranten: met name DENK, Bij1 en Nida. Zo stemde tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam drie kwart van de Turks-Nederlandse kiezers en de helft van de Marokkaans-Nederlandse kiezers op DENK. Recent onderzoek laat zien dat DENK een partij is die opkomt voor de belangen van moslims en dat de wortels van deze partij in het conservatieve deel van de Turks-Nederlandse religieuze gemeenschap liggen.

    DENK lijkt als geen andere partij in staat geweest te zijn de frustratie onder Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kiezers over het discriminerende en polariserende politieke klimaat in Nederland electoraal te vertalen. De teleurstelling in de bestaande politieke partijen heeft in de afgelopen jaren geleid tot een hoge mate van politiek cynisme onder kiezers met een migratieachtergrond, en dat lijkt een goede voedingsbodem te zijn voor het succes van DENK.

    Maar ook hier is het belangrijk te wijzen op het feit dat DENK weliswaar populair is bij moslimgemeenschappen, maar dat zeker niet iedere Turkse of Marokkaanse Nederlander op deze partij stemt. Een meerderheid heeft óf niet, óf op een andere partij gestemd bij de afgelopen verkiezingen.

    Opleidingsniveau lijkt een andere belangrijke factor te zijn in dit recente stemgedrag van stemmers met een migratieachtergrond. DENK en de PvdA waren in 2018 relatief populair onder lageropgeleide stemmers met een migrantenachtergrond in Amsterdam. Kiezers met een migratieachtergrond en een hoger opleidingsniveau stemden juist relatief vaak op D66 en GroenLinks. Die variatie onder de kiezers met een migratieachtergrond is belangrijk om te benadrukken: ze vormen geen homogene groep met dezelfde keuzes en belangen, maar zijn individuen die eigen afwegingen maken. Het zijn uiteindelijk die individuele keuzes die de doorslag geven.

    Politieke cultuur

    Aandacht voor de keuzes en voorkeuren van de groep kiezers met een migratieachtergrond brengt het risico van stereotypering met zich mee. Toch is het belangrijk om de politieke participatie van deze groep te blijven onderzoeken: hoe anders kunnen we aandacht vragen voor de structureel lage opkomst onder deze kiezers? Dat moet anders dan in voorgaande jaren. Partijen moeten niet alleen zorgen voor kandidaten vanuit verschillende migrantengroepen op de lijst, maar zich daadwerkelijk inclusief tonen.

    Op het niveau van het politieke discours doen de linkse partijen dit al, door zich duidelijk te keren tegen discriminatie en zich uit te spreken voor diversiteit en inclusie, maar ook dit kan duidelijker en structureler, door bijvoorbeeld institutionele discriminatie te erkennen en te bestrijden, ook binnen de eigen organisatie. Maar inclusie moet verder gaan dan het discours.

    Partijen moeten zorgen voor diversiteit in alle lagen van de eigen gelederen, van bestuur tot fracties tot (kandidaten)commissies. Dat gaat niet vanzelf en vergt andere wervingsmethodes. Er is ook ruimte voor verbetering op het gebied van de politieke cultuur. Het past niet bij een inclusieve cultuur om te benadrukken dat kwaliteit vooropstaat, in antwoord op vragen over de mate van diversiteit onder kandidaten. Datzelfde geldt voor het aangrijpen van incidenten met politici met een migratieachtergrond in het verleden als argument om voorzichtig te zijn met het aanstellen van kandidaten uit deze groep.

    “ Daarnaast betekent inclusie dat de ervaringen en wensen van kiezers met een migratieachtergrond meer gehoor vinden binnen partijen ”

    Daarnaast betekent inclusie dat de ervaringen en wensen van kiezers met een migratieachtergrond meer gehoor vinden binnen partijen. Niet dat partijen hun programma moeten veranderen om zich te conformeren aan alle wensen die er binnen deze groepen leven. Progressieve partijen kunnen zich wel laten inspireren, meer dan nu het geval is, door de vele formele en informele belangengroepen en organisaties die de diversiteit van de samenleving weerspiegelen.

    Dat betekent ook dat partijen met die groepen de discussie aangaan over ingewikkelde en vaak gevoelige kwesties, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs, uitsluiting van religieuze groepen in een overwegend seculiere samenleving, de positie van kwetsbare groepen in migrantengemeenschappen en de rol van religieus onderwijs.

    De lage opkomst en het stemgedrag van kiezers met een migratieachtergrond mogen niet los worden gezien van de bredere politieke context: de verharding van het beleid en van het politieke en maatschappelijk discours ten aanzien van mensen met een migratieachtergrond. Ten aanzien van moslims is de toon zo mogelijk nog ruwer. In dat licht moeten we de lage opkomst zien (een signaal van terugtrekking) en de keuze voor partijen als DENK en Nida (meedoen, maar met een duidelijk tegengeluid).

    De huidige roep van mensen met een migratieachtergrond om erkenning van discriminatie en om het streven naar inclusie is een signaal dat vooral linkse politieke partijen ter harte moeten nemen. De dynamiek van de afgelopen 35 jaar kan nu worden gekeerd. Maar het laatste om daarbij te doen, is terugvallen op de mentaliteit van de late jaren zeventig: aan de ene kant oproepen tot integratie, en aan de andere kant nieuwe partijen het verwijt maken van verzuiling. Zowel de realiteit van de afgelopen jaren als de huidige opgave hebben weinig met deze uitersten te maken: voor echte inclusie moet een nieuwe weg worden gevonden.

    Literatuur