Column Andrée van Es
Dat we het wereldwijd zo bijzonder vinden, zegt iets over ons eigen verwachtingspatroon. Over de diepgewortelde vanzelfsprekendheden, taaier dan we zelf vermoeden. Of, zoals feminist Mathilde Wibaut ooit zei: “Ideologieën leiden een taai leven. Ook in onze hoofden zit nog veel spinrag”.
Dus dat het bij het samenstellen van verkiezingslijsten voor Tweede Kamer, gemeenteraden of Provinciale Staten voor politieke partijen nog steeds een ‘issue’ is om die lijsten voldoende divers te maken, is even begrijpelijk als achterhaald en, eerlijk gezegd, ook bespottelijk.
Al decennialang neem ik het mechanisme waar: omdat de kiezers inmiddels niet alleen in de Verenigde Staten een regenboog vormen wat betreft diversiteit en iedereen zich wil kunnen herkennen in de volksvertegenwoordiging, doen partijen er goed aan de kandidaten te rekruteren uit alle bevolkingsgroepen. En wringen zij zich in bochten om dat te doen - daarmee iedere keer bevestigend hoe taai het spinrag in de eigen hoofden is. Want een vanzelfsprekendheid is diversiteit nog nooit geweest.
In de politieke arena kunnen mensen scherp met elkaar van mening verschillen, maar gaan zij binnen de kortste keren in woordkeus, uiterlijk en levensstijl op elkaar lijken. Alsof ze door dezelfde centrifuge worden gehaald. Zou je dan pas meetellen? Net als etiquetteregels functioneren de codes van politieke arena’s natuurlijk als uitsluitingsmechanismen: haarscherp weten de deelnemers wie de regels kennen en wie niet, wie erbij hoort en wie niet, wie zijn klassiekers kent en wie is opgegroeid met andere klassiekers.
En wie de regels niet met de paplepel heeft ingegoten gekregen, doet er goed aan ze beter dan wie dan ook te léren kennen en toe te passen - opdat je daarop niet gepakt kunt worden. Intussen is de weg naar de regenboog geplaveid met afgehaakte mannen en vrouwen die zich ‘niet gezien’ voelden. Die bezweken onder de druk om als minderheid in een wereld met dominante vanzelfsprekendheden ook nog herkenbaar te blijven voor wat de ‘eigen achterban’ is gaan heten.
Meer diversiteit wordt altijd gezien als langdurig proces van verandering: je moet geduldig zijn en volhouden. En ja, er verandert gelukkig ook wel het nodige. Maar nog nooit heb ik gezien dat dat veranderingsproces zélf (en wat daarvoor nodig is) op het lijstje met hoogste prioriteiten van een politieke partij is gezet. Alsof het automatisch wel goedkomt door nieuwe talenten met buitenlandse namen te spotten. Long overdue, zou ik zeggen.
Ik hoorde het de publicist Andrew Makkinga deze dagen sterk verwoorden naar aanleiding van de verkiezing van Kamala Harris: je kunt niet alleen stemmen willen winnen met een zwarte kandidaat, je zult je dan ook echt moeten willen verdiepen in de zorgen en problemen van de kiezers daarachter. Want er staat een generatie te trappelen die zich niets meer wil kunnen voorstellen bij handelingsverlegenheid van politieke partijen wanneer een zwarte vrouw als leider aantreedt.