Zoals we inmiddels hebben kunnen vaststellen heeft de opkomst van de identiteitspolitiek de sociaaldemocratie geen goed gedaan. Juist in landen met verzorgingsstaten, waar het verhoudingsgewijs goed ging, leed de sociaaldemocratie verlies en is de bevolking naar rechts opgeschoven. Dankzij de gestegen welvaart zijn nieuwe sociaal-culturele en politieke scheidslijnen ontstaan.
Het is geen toeval dat de partijen op links die in de afgelopen jaren zetels wonnen nauwelijks banden hadden met wat voorheen de ‘arbeidersklasse’, maar nu ‘onderklasse’, lagere middenklasse’ of ook wel het ‘precariaat’ wordt genoemd. Nieuw links kwam op voor dieren, de planeet, het klimaat, vluchtelingen, migranten, een duurzame economie, de open samenleving en onderdrukte culturele minderheden: allemaal zaken die bij voor wat ik voor het gemak de ‘arbeidersklasse’ zal blijven noemen wrevel opwekten.
Op de klippen
Wat dreef de arbeidersklasse? Die leek vooral uit te zijn op vrijheid, gelijkheid en behoud. Brexit en de verkiezing van Trump maakten duidelijk dat de arbeidersklasse op dit moment liever voor vervuilende industrie dan voor bescherming van het klimaat kiest; dat ze weinig op heeft met democratie en liever een sterke autocraat aan de macht wil. De arbeidersklasse is op dit moment antiglobalisering, vóór protectionisme en tégen immigranten.
Dat de traditionele arbeidersklasse inmiddels massaal bij de PvdA is weggelopen, toont aan dat het jarenlange huwelijk tussen de linkse elite en de arbeidersklasse op de klippen is gelopen. Het lijkt er niet op dat de breuk te herstellen valt. Het huwelijk tussen links en de arbeidersklasse mag dan passé zijn, dat is geen excuus om die klasse in de steek te laten. Want het gaat al tijden slecht met de leden van die klasse.
Volgens een recent rapport van de IMG geldt dat wereldwijd. De lonen houden de stijging van de productiviteit al sinds de jaren zeventig niet bij. Het aantal mensen dat in de flexibele schil vast zit groeit en door robotisering neemt de kans op technologische werkeloosheid toe. Er is een nieuw type werker in opkomst: de zzp’er.
Over die zzp’er bestaan volgens onderzoeker Paul de Beer (2017) twee stereotypen. “In het ene stereotype is de zzp’er de held van de moderne arbeidsmarkt, de mondige burger die zich heeft bevrijd van het dwingende keurslijf van het dienstverband en nu in vrijheid en autonomie werkt zoals en wanneer hij of zij zelf wenst.
In het andere stereotype is de zzp’er een schijnzelfstandige die wordt uitgebuit door op winst beluste bedrijven, die nauwelijks te onderscheiden is van een werknemer in loondienst, maar wel de bijbehorende bescherming mist: geen ontslagbescherming, geen sociale zekerheid, geen pensioen, geen vakantiegeld, geen maximale arbeidstijden, geen cao.” Het tweede stereotype gaat vooral voor de arbeidersklasse op.
Olifantcurve
Er is, kortom, van alles aan de hand. De link tussen kapitalisme en democratie staat onder druk, het sociaal contract tussen kapitaal en arbeid staat op springen en de risico’s die aanvankelijk door instituties werden opgevangen dreigen nu voor rekening te komen van het individu. Verzet daartegen valt steeds moeilijker te coördineren.
Het is tegen deze achtergrond dat ik een aantal boeken wil bespreken die allemaal over (on)gelijkheid gaan. Het meest recente werk op dat terrein is dat van de econoom Branko Milanovic. Dit boek is zojuist onder de titel Wereldwijde ongelijkheid in het Nederlands vertaald. Het heeft Milanovic in één klap wereldberoemd gemaakt. Het bekendste fragment uit het boek is de olifantcurve: een grafiek, gebaseerd op jarenlang empirisch onderzoek, die in één oogopslag de zege van Trump en de wereldwijde doorbraak van het populisme begrijpelijk maakt.
De olifantcurve biedt een mooie manier om de boodschap van het boek kort samen te vatten. In de grafiek zie je hoe het inkomen wereldwijd in de afgelopen jaren verdeeld is. De grootste inkomensstijging vind je in China, of beter: in heel Zuidoost-Azië. Daar is het inkomen van de gemiddelde inwoner in dertig jaar tijd meer dan verdubbeld, soms zelfs verdriedubbeld. Die landen staan in de grafiek iets onder het midden van het gemiddelde wereldinkomen. Dat is de rug van de olifant.
Een andere groep die het uitstekend heeft gedaan, zijn de rijken in alle delen van de wereld, al woont en werkt het grootste deel daarvan in het rijke Westen. Ook zij hebben hun inkomen zien verdubbelen. Hoe rijker ze al waren, hoe meer ze zijn gaan verdienen. De grootste inkomensstijging zit daar trouwens bij de hoogste één procent. Dat is de slurf.
Mazzel
Het is belangrijk te beseffen dat de grafiek over procenten gaat. De verdriedubbeling van het loon in China is maar een klein bedrag naar westerse normen. Als je het hele groeibedrag van de afgelopen dertig jaar neemt en je afvraagt waar dat naartoe is, dan blijkt dat iets meer dan de helft van alle economische groei naar de rijkste vijf procent van de bevolking is gegaan, die vrijwel allemaal in het Westen wonen. De ongelijkheid tussen rijk en arm, de winnaars en de verliezers van globalisering, heeft inmiddels groteske vormen aangenomen.
Dan nog iets. De grafiek maakt duidelijk dat paspoort belangrijker dan klasse is. Het land waar je geboren wordt is de meest bepalende factor voor je inkomen. Om Milanovic te citeren: “Globaal kan je zeggen dat zestig procent van je inkomen bepaald wordt door je land van geboorte, twintig procent door de familie waarin je geboren wordt, en twintig procent door je eigen talenten, inspanningen en verdiensten. Maar de meeste mensen schatten de verhouding net omgekeerd in.
En heel raar: hoe armer mensen zijn, hoe meer ze geloven in opwaartse sociale mobiliteit. Terwijl het belang daarvan minimaal is en slechts voor een heel klein percentage van de bevolking geldt. Zelfs als je helemaal onderaan de ladder geboren wordt in de Verenigde Staten, zal je inkomen bijna honderd keer hoger liggen dan dat van de gemiddelde Congolees, in Zweden zal je 71 keer meer verdienen, in Brazilië dertien keer meer.”
Als je wilt weten wat je meritocratisch gesproken waard bent is dat tachtig procent mazzel en twintig procent eigen verdienste. Het zou goed zijn als we wat sterker beseften hoe groot de rol van geluk (mazzel) in ons leven is. Al dat gepraat over meritocratie en geloof in eigen verdienste moet met de nodige korrels, nee, met bakken zout, worden genomen.
Wantrouwen
Tot slot: je ziet in de grafiek meteen ook wie de verliezers zijn. De armste tien procent heeft er in de afgelopen dertig jaar zo goed als niets bij gekregen. Echter ook de groep die wereldwijd gezien tot de betere middenklasse behoort, maar in het Westen de lagere middenklasse of, in mijn versie, de arbeidersklasse vormt, heeft in de afgelopen dertig jaar geen zier vooruitgang geboekt. Zij hebben geen enkele vrucht van de globalisering geplukt, integendeel, velen van hen zijn er zelfs op achteruitgegaan en hebben hun baan verloren toen de productie naar Azië verhuisde. Geen wonder dat deze lagere middenklasse tegen globalisering en de open samenleving is. Die heeft hen niets gebracht.