Gemeenten zetten steeds vaker slimme algoritmen in om vroegtijdig problemen bij burgers op te sporen. Te denken valt aan hoge schulden, schooluitval of criminaliteit. De mogelijkheden om data te koppelen en op basis daarvan voorspellingen te doen over menselijk gedrag, groeien snel. Daarmee lijkt de overheid haar grip op de samenleving te versterken. De bedoelingen zijn vaak goed, maar er zijn ook kritische juridische, ethische en bestuurskundige vragen te stellen bij de inzet van algoritmen in het sociale domein.
Albert Meijer, hoogleraar Publieke Innovatie aan de Universiteit Utrecht en verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap, houdt zich dagelijks met deze vragen bezig. Meijer onderzoekt hoe slimme algoritmen werken in het publieke domein, wat technologische innovaties betekenen voor democratische processen en hoe ze zorgen voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Meijer: “Nieuwe technologieën overkomen ons niet zomaar, wij kunnen ze ook zelf sturen. Ik zoek manieren om technologische ontwikkelingen zo in te zetten dat ze leiden tot wenselijke uitkomsten.”
Niet nieuw
Meijer wijst erop dat de inzet van algoritmen niet nieuw is: de overheid maakt al sinds de jaren tachtig gebruik van computers die besluiten nemen en werk van ambtenaren uitvoeren. “Het Centraal Justitieel Incassobureau stuurt automatisch een bon als je te hard rijdt. Daar komt geen mens aan te pas. De hoogte van je studiefinanciering wordt volledig door algoritmen berekend. Dat er bepaalde waarden ingebakken zitten in deze technologische systemen, is ook niet nieuw. Dit zie je bijvoorbeeld duidelijk bij fraudeopsporingssystemen die de overheid heeft ontwikkeld om te voorkomen dat iemand ten onrechte een uitkering ontvangt.”
De afgelopen jaren is de inzet van algoritmen echter sterk veranderd. Meijer wijst daarvoor drie belangrijke redenen aan. ”Ten eerste zijn er veel meer data beschikbaar, en daarmee meer mogelijkheden om algoritmen in te zetten. Ten tweede zie je dat nieuwe vormen van fuzzy logic allerlei nieuwe zoekvragen mogelijk maken. Deze vorm van logica werkt met meer dan de binaire waarden van waar (1) of onwaar (0), maar ook met alle waarden daartussenin. Iets is niet meer warm of koud, maar een beetje warm. Ten derde is de belangrijkste ontwikkeling dat algoritmen slim zijn geworden: ze zijn zelflerend. Waar algoritmen eerst heel statisch waren - ze konden alleen werken met vooraf door de makers van het algoritme ingevoerde taken - kunnen slimme algoritmen tegenwoordig deze taken op basis van beschikbare data en correlaties die ze hiertussen vinden, zelf verfijnen. Dit zelflerend vermogen zorgt ervoor dat algoritmen veel complexere opdrachten kunnen uitvoeren.”
Utopie of dystopie
Volgens Meijer wordt het debat over nieuwe technologieën meestal heel zwart-wit gevoerd.” Aan de ene kant heb je de optimisten die utopische beelden schetsen van een efficiëntere wereld waarin we ook nog gelukkiger zijn. Je ziet dit ook vaak terug in toekomstbeelden van ‘slimme steden’: het wordt hartstikke duurzaam, files bestaan niet meer en criminaliteit verdwijnt. Aan de andere kant worden juist dystopieën geschetst. Door slimme algoritmen krijgen we een Big Brother-achtige samenleving, bedrijven of overheden weten alles van ons en sturen ons volledig aan. We raken onze vrijheid kwijt en normaal menselijk contact bestaat niet meer. We raken geheel gevangen in technologieën.”
Meijer is meer genuanceerd. “Er zijn zeker kritische kanttekeningen te plaatsen bij de inzet van slimme algoritmen, maar ik zie ook echt voordelen. Laat ik een voorbeeld geven: in Utrecht is de gemeente bezig met een project waarbij mensen met financiële problemen vroegtijdig worden geïdentificeerd, om te voorkomen dat zij in de schuldhulpverlening terechtkomen. Het is bekend dat mensen daar namelijk heel moeilijk weer uit komen. Als het gebruik van algoritmen dit kan voorkomen, vind ik dat een goede vorm van zorg. Mooi is ook dat de gemeente een app ontwikkelt die mensen helpt beter inzicht te krijgen in hun financiële situatie. Daarnaast wordt het project gekoppeld aan allerlei maatregelen binnen de organisatie. Mensen die in de schulden dreigen te raken, kan de gemeente eerder te hulp komen.”
Les 1: slimme algoritmen zijn geen wondermiddel
Naast mooie initiatieven ziet Meijer ook gebieden waar de inzet van slimme algoritmen problematischer is. Hij wijst op de ontwikkelingen van predictive policing, waarbij op basis van data voorspeld wordt in welke wijken het verstandig is extra politiekrachten in te zetten om bijvoorbeeld inbraken tegen te gaan, en op de bezwaren die wiskundige Cathy O’Neil noemt in haar kritische werk Weapons of Math Destruction. “Mensen zijn geneigd te denken dat data beheersbaar zijn, maar dat is vaak helemaal niet zo. Wanneer criminaliteitspatronen in bepaalde wijken zichtbaar worden en naar buiten worden gebracht, kan dat allerlei ongewenste effecten hebben. In plaats van veiliger te worden, kunnen bepaalde wijken juist een heel slechte naam krijgen. Nog onvoorspelbaarder worden de effecten wanneer deze data gekoppeld worden aan andere technologische systemen zoals Airbnb of Amazon.
Ten tweede profiteert niet iedereen van de inzet van algoritmen. Het gebruik van data is sterk gebaseerd op informatie uit het verleden, waardoor ongewenst gedrag lang aan mensen blijft kleven. Om het plat te zeggen: bij algoritmen geldt de logica van ‘eens een dief, altijd een dief’. Voor mensen die willen veranderen, helpen algoritmen niet om met een schone lei te beginnen. Het staat de vrijheid van burgers dan ook in de weg.
Ten derde kun je vragen stellen bij de veronderstelling dat we met data de wereld beter leren kennen. Data worden vaak verkeerd ingevoerd of zijn niet volledig. Politieagenten weten meestal maar een paar codes van soorten meldingen en dat kleurt het hele politieregister. Daar komt nog eens bij dat veel kennis helemaal niet gevat kan worden in data. De sociale interacties die zich afspelen in de straat - de verhalen, roddels en ontmoetingen die daar uitgewisseld worden - zijn niet zo gemakkelijk in een datasysteem op te nemen, terwijl ze wel een grote rol spelen bij wat er zoal gebeurt op straat. Een politieagent heeft dan ook vaak een veel rijker beeld van wat er speelt in de buurt. Correcter is dan ook om te zeggen dat data je de wereld niet leren kennen, maar dat zij een ander perspectief bieden dat niet noodzakelijkerwijs het juiste is.
Laatste probleem is de aanname dat data onze problemen gaan oplossen. Techno-criticus Evgeny Morozov noemt dit 'dataïsme'. Deze aanname is natuurlijk onjuist. Bij het algoritme om mensen uit de schuldhulp te houden, is het al mooi als tien procent van de mensen geholpen kan worden. Het grootste gedeelte heeft bijvoorbeeld ook psychische problemen of foute vrienden. Zij hebben heel andere zorg nodig dan een app.”