Recensie: Slow democracy

We hebben volgens Djaïz immers sterke natiestaten nodig als “sluizen van de globalisering”, “als bemiddelaar” om globalisering en democratie met elkaar te verzoenen. De natiestaat is niet achterhaald, maar juist modern en vooral noodzakelijk. Met deze stelling jaagt de auteur ongetwijfeld nogal wat progressieven en ecologisten op de kast. Think globally, act locally is immers veelal het devies van progressieve denkers en politici.

Cover boek Slow Democracy geschreven door David Djaïz

Djaïz is behoorlijk kritisch op zijn progressieve vrienden: “Ze hebben gewoonweg niet de tijd genomen om voldoende over politieke vormen na te denken”. Maar de kritiek van een medestander als Djaïz moeten groene partijen vooral als een aanmoediging beschouwen.

Het is een uitnodiging om niet te blijven steken in de kritiek op de neoliberale hypermondialisering, maar ook te handelen naar die kritiek. De oproep om de natiestaat te heroveren van nationaal-populisten is niet alleen verrassend, maar ook gerechtvaardigd.

Groeiende kloof

Want de natiestaat is vooralsnog onmisbaar om de globalisering in goede banen te leiden. Rekenen op Europees federalisme is (helaas) naïef, al zeker op de korte termijn. Het Europese beleidsniveau doet vaak wat het kan, maar het is niet goed genoeg. Een grote overdracht van soevereiniteit van de natiestaten aan ‘Brussel’ stuit op verzet uit alle windrichtingen, en dat gaat niet zomaar veranderen.

Dat de nieuwe Amerikaanse president Joe Biden pleit voor een wereldwijde minimumbelasting voor multinationals is hoopgevend, maar een mondiaal systeem van herverdeling is vooralsnog utopisch. Voor een sterke verzorgingsstaat zullen we dus nog enige tijd (verder) moeten bouwen op wat we (nog) hebben, namelijk nationale systemen van sociale zekerheid.

Het draagvlak voor de verzorgingsstaat wordt echter kleiner, aldus de auteur, door een groeiende kloof tussen ‘nomaden’ en ‘sedentairen’. Dit conflict is minder opvallend dan de klassieke strijd tussen arbeid en kapitaal, maar ook erg schadelijk. Nomaden zijn veelal hoogopgeleide werknemers die moeten concurreren met gelijkaardige profielen in het buitenland. Sedentairen zijn mensen die lokale goederen en diensten verzorgen of die noodgedwongen op een uitkering terugvallen.

“ De oproep om de natiestaat te heroveren van nationaal-populisten is niet alleen verrassend, maar ook gerechtvaardigd ”

De solidariteit tussen deze twee groepen staat steeds meer onder druk. Loonsverhoging voor sedentairen? Slecht nieuws voor de nomaden want loonmatiging lijkt cruciaal voor de concurrentiekracht. Bijkomende middelen voor de strijd tegen armoede? Extra vrees bij de nomaden dat hun bedrijf het hazenpad kiest.

Naïef kosmopolitisme

De verzorgingsstaat is zo de inzet geworden van een steeds meer gepolariseerd debat, eerder dan dat het mensen verenigt en verbindt. Een bijkomende bron van spanning is dat de nomaden vaak kosmopolieten zijn. Ze wijzen een sterke nationale identiteit af, die bij sedentairen juist opgang maakt omdat ze zich vervreemd en ontworteld voelen. Voor dat “afscheid van de natiestaat door de elite” is Djaïz kritisch: naïef kosmopolitisme is als belastingontwijking, het ondermijnt de nationale solidariteit.

Die vergelijking is wat overtrokken, maar dat maakt de waarschuwing niet minder relevant. Wanneer er geen ‘wij’ meer is, overheerst de ‘ikkigheid’ en verdwijnt de bereidheid om anderen te helpen. De verzorgingsstaat moet daarom een wezenlijk onderdeel blijven van de nationale democratie. Anders wordt het “een kille bureaucratie, een pinautomaat van uitkeringen, maar over zoiets blijft niemand lang enthousiast.”

Hier verbindt Djaïz het rationele sociaaleconomische denkwerk van zijn landgenoten Thomas Piketty en Gabriel Zucman met inzichten die sterk aanleunen tegen de liberale politieke filosoof Martha Nussbaum, auteur van Politieke emoties. Zij heeft het over teaching patriotism. Politieke leiders horen gestalte te geven aan de gevoelens die burgers koesteren voor hun land. Waarom? Omdat mensen ook in hun hart beroerd moeten worden om voorbij hun eigenbelang te kijken.

Democratische vernieuwing

Djaïz heeft bijzondere aandacht voor democratische vernieuwing. De permante crisis sinds 2008 rechtvaardigt volgens Djaïz zelfs herstichtingsmomenten van onze nationale democratieën. Eens in de zoveel tijd hebben burgers de nood om de grondslagen van de eigen democratie opnieuw tegen het licht te houden. Voorbeelden die worden geciteerd zijn het forum met gelote burgers over de Grondwet in IJsland na de financiële crisis of Le Grand Débat National in Frankrijk na de opkomst van de ‘gele hesjes’.

“ De permante crisis sinds 2008 rechtvaardigt volgens Djaïz zelfs herstichtingsmomenten van onze nationale democratieën ”

En klimaat? Ook die uitdaging eist een hoofdrol op in het werk van Djaïz. Hij ziet in de strijd tegen klimaatopwarming zelfs een oplossing voor de bestaansonzekerheid van sedentairen, die nu op zoek zijn naar hun plek. De klimaatcrisis vraagt immers om beter zorg te dragen voor het lokale grondgebied. Lokaal voedsel produceren, decentraal energie opwekken, zorgen voor de natuur: het zijn nieuwe tewerkstellingskansen voor sedentaire werknemers.

Klimaatbeleid helpt dan om de kloof tussen nomaden en sedentairen te dichten, net als het bijdraagt aan het verkleinen van de kloof tussen (wereld)steden en landelijke gebieden. Het wordt een vorm van arbeidsdeling: het maakt hen allebei weer nuttig en belangrijk.

De democratische natiestaat is er om “de slagkracht van de op globalisering gerichte nomadenactiviteiten te waarborgen” en voor “een waarachtige circulaire economie, die opnieuw waarde geeft aan een groot aantal sedentaire beroepen”. Het is de zoektocht naar een nieuw evenwicht tussen competitie en samenwerking, tussen snelheid en “oases van vertraging buiten het domein van de wereldhandel”.  

Het ‘wij’ kan volgens de auteur gefundeerd worden op drie te onderscheiden dimensies: de plek waar we wonen en ons verbonden mee voelen (de lokale gemeenschap), de uit onze nationale geschiedenis overgeleverde waarden die ons tot nu verenigen (de democratische natiestaat) en de kernprincipes die de Europese natiestaten samenbrengen (Europa). Toegepast op de verzorgingsstaat heeft elke natiestaat zijn eigen stelsel, maar wel telkens gebaseerd op een ideaal van sociale rechtvaardigheid.

Djaïz predikt complementariteit tussen mensen, tussen gebieden en tussen instituties. Hardnekkige tegenstellingen weet hij om te zetten in een geloofwaardige strategie van samenwerking. Andere denkers worden gretig aangehaald, maar Djaïz smeedt het tot een eigenzinnig en coherent geheel. Voor al zijn grote idealen stippelt hij een pragmatische route uit: met en via de natiestaat.

Het pleidooi voor de natiestaat is een tikkeltje tegendraads. Net daarom is Slow Democracy één van de meest lezenswaardige boeken van de laatste jaren. Als groenen en progressieven moeten we durven erkennen: het mantra think globally, act locally schiet tekort. Daar moet bij: organize nationally. Djaïz zijn totaalverhaal is daarom een must-read. Dat is het zeker voor alle pleitbezorgers van inclusieve groene en progressieve politiek, omdat hij mensen en thema’s met elkaar weet te verbinden.

Slow democracy 
David Djaïz. Uitgeverij Pluim, 2020