Dit neoliberalisme, dat door economen als Friedrich von Hayek en Milton Friedman [twee van de oprichters van de Mont Pelerin Society, de invloedrijke neoliberale denktank die de economie langdurig beïnvloedde, RB] echt gepusht is, kreeg de steun van politieke groeperingen. Zo is ook de politieke macht van die denkrichting langzaam opgebouwd.
Dit economische denken heeft de inzichten uit andere wetenschappen, zoals de sociologie, eruit gegooid. En ja, ook die uit de ethiek. Het is de discipline die in de loop der jaren de vraag naar macht heeft uitgegumd. Het gevolg is dat ons economische denken én ons economisch systeem technocratisch zijn geworden, zonder oog voor sociale en politieke macht. Alleen economische macht telt. Er is een grondige aanpassing nodig.”
Wantrouwen
Eerst maar de verhouding tussen de overheid en de vrije markt. Hoe moet die zijn om de economie ecologischer en minder ongelijk te maken?
”Er wordt vaak gezegd dat de overheid te klein is ten opzichte van de markt. Maar het gaat er niet om de overheid groter te maken, ze is al heel groot. Het probleem is dat die grote overheid vaak een negatieve rol speelt bij het reguleren van de markt. Aan de ene kant beschermt de overheid het kapitaal.
Aan de andere kant zijn veel interventies van de overheid gestoeld op wantrouwen. Dat zien we bij de controle van burgers, en vooral bij het wantrouwen in de groep die in de kapitalistische economie weinig macht heeft. De economisch machtigen krijgen dus het vertrouwen van de overheid, de minder kapitaalkrachtigen ontmoeten wantrouwen. Dat zou precies andersom moeten zijn.”
Hoe ziet een positieve rol van de overheid er uit?
“De overheid heeft de taak ervoor te zorgen dat de macht van geen enkele partij te groot wordt. In het vrijemarktkapitalisme ligt de grootste macht bij de kapitalisten, dus daar moet de overheid ingrijpen. Door bijvoorbeeld monopolies te verbieden, of progressief belastingen te heffen en zo de ongelijkheid terug te dringen. Ook wat betreft klimaatschade kan de overheid de meest schadelijke effecten voorkomen met beleid.
Daarnaast is de overheid ervoor om bescherming te bieden aan alles wat zichzelf in de vrijemarkteconomie niet kan beschermen. Dat geldt voor de mensen die binnen het systeem ten onder dreigen te gaan. Het geldt natuurlijk ook voor de natuur, met bossen kunnen mensen doen wat ze willen. De overheid moet stoppen met denken dat we de ecosystemen maar kunnen gebruiken voor meer menselijke materiële welvaart.”
Heeft u een concreet voorstel hoe de overheid dat moet doen?
”Op dit moment denk ik dat we druk op de overheid moeten zetten om tot een nationalisering van de fossiele industrie over te gaan. Als dat gebeurt, kan de overheid het initiatief nemen om deze industrie zo snel mogelijk af te bouwen en te sluiten.
Een drastische maatregel, jazeker, maar veel beter en effectiever dan die hele discussie over een CO2-belasting. Daarin zie je dat er eindeloos gemanipuleerd wordt. Moet de prijs hoger of lager, krijgt de luchtvaart een speciale behandeling of niet, private partijen met belangen en macht die de besluitvorming frustreren en vertragen.
Als we nou eens met andere overheden afspreken dat we allemaal hetzelfde doen, de hele fossiele industrie overnemen en die in tien jaar tijd dichtgooien. Dat helpt echt, het is het verschil tussen honderd potjes onder een lekkende kraan of de kraan dicht doen.
Zo’n voorstel gaat over eigendomsverhoudingen, het overhevelen van privaat naar publiek, over verantwoordelijkheid. Natuurlijk lijkt het politiek onhaalbaar, gezien de machtsverhoudingen. Maar toch, als voldoende mensen zich erachter scharen, dan denk ik dat het kan. Ik zie juist voor filosofen hier een rol om dat debat los te krijgen. Speak truth to power.
Een andere drastische maatregel is bijvoorbeeld het opkopen van bedrijven om de stikstofcrisis te bezweren. Dit is verdedigbaar vanwege de ernst van de situatie. Het eigendomsrecht mag ervoor wijken.
Als we daarmee de stikstofcrisis oplossen is het nog belangrijker dat we zorgen dat we er niet opnieuw in belanden. Dus moet de overheid bedrijven die zo extreem vervuilend zijn niet meer willen hebben en alleen nog bedrijvigheid binnen ecologische randvoorwaarden toestaan.”
Het zijn, u zegt het zelf al, drastische maatregelen om de ecologische crisis aan te pakken. Heeft u ook voorstellen om de ongelijkheid effectief aan te pakken?
”Ik zie niet direct één maatregel als magische oplossing. Maar het belangrijkste instrument tegen economische ongelijkheid is het belastingstelsel. Dat mag nog veel progressiever worden. De hoogste schijf inkomstenbelasting moet omhoog, of er moet een hogere schijf bijkomen.” Robeyns wil geen uitspraak doen over de hoogte van die schijf, ze blijft wetenschapper en geen politicus. Maar ze wijst erop dat in Nederland vlak na de oorlog het belastingtarief voor de rijksten boven de 70 procent lag. En dat nadenken over een tarief van boven de 80 procent geen taboe moet zijn.
Bij het progressiever maken van het belastingstelsel hoort ook verhoging van de kapitaal- en winstbelasting. “In Nederland wordt arbeid veel zwaarder belast dan kapitaal. Dat moet andersom. En we moeten stoppen met het faciliteren van de belastingontwijking van multinationals en vermogenden.
Het is toch niet te verkopen dat wij als een van de rijkste landen ter wereld een belastingparadijs zijn, waardoor overheden in minder rijke landen belastinginkomsten mislopen. We hebben ook een hervorming van de schenk- en erfbelasting nodig, met een grens aan wat je mag ontvangen. Daarboven mag het zwaar belast worden. Grote erfenissen zijn namelijk een van de grootste oorzaken van ongelijkheid.
Het probleem is dat er veel weerstand bestaat tegen een hervorming van het belastingstelsel. Mensen zijn tegen aanpassing van erfbelasting. De meesten erven nooit wat, of lage bedragen, maar toch zijn ze tegen belasting van de grote bedragen. Zeker binnen liberale kringen wordt het gezien als een bijna communistische maatregel. Terwijl ik denk: je kunt prima vrijheden in stand houden en toch ook erkennen dat er een bovengrens is aan verrijking; de rijkdomsgrens. We hebben toch ook een armoedegrens?
Ik pleit voor een inventarisatie van belastingmaatregelen die helpen tegen de grote welvaartsverschillen. Die moeten dan gesorteerd worden naar draagvlak en afhankelijk daarvan ingevoerd worden. Het denken over wat rechtvaardig is, kan in zulke discussies veranderen. Je ziet het bij de hypotheekrenteaftrek. Die bevoordeelt de rijken al heel lang disproportioneel. Eerst was er geen draagvlak voor aanpassing, nu wordt het geleidelijk afgebouwd.”
Nationalisatie van de fossiele industrie, onteigening van bezit: hoe krijgen we voldoende mensen achter zulke voorstellen?
“Dat is misschien wel het grootste pijnpunt. Er zijn genoeg ideeën over hoe we de ecologische crisis en economische ongelijkheid moeten bestrijden. Maar de vraag is: hoe krijgen we de collectieve geest zo ver dat het ook gaat gebeuren? Ik zie twee problemen.
Ten eerste: te weinig mensen realiseren zich de omvang van de crisis. Zolang dat zo is, zal het moeilijk zijn draagvlak voor ingrijpende maatregelen te vinden.
Ten tweede zien onvoldoende mensen zichzelf als burger. Ze beschouwen zichzelf als consument, als vader, moeder of vriend. Gevolg is dat ze niet geneigd zijn na te denken over het collectieve belang. Dat vind ik een groot probleem.”
Meritocratie
Robeyns aarzelt als ik vraag naar de oorzaak van dat gebrek aan gevoelde collectieve verantwoordelijkheid. Misschien heeft de toegenomen materiële welvaart de mensen zelfgenoegzaam gemaakt, oppert ze. Het zou kunnen. Maar dan zoekt ze de verklaring toch liever in sociaaleconomische factoren en wijst ze op het bekritiseerde neoliberale kapitalisme dat samengaat met een meritocratisch mensbeeld, waarin het individu centraal staat. Succes en falen worden volledig toegeschreven aan individuele verdiensten.