Lokale overheden proberen dan met milieuzones en repressief parkeerbeleid te reguleren, maar de dieselrijder hoeft voor zijn uitstoot geen eigen milieugebruiksruimte te reserveren. Ook als dat ten koste van de gezondheid van anderen gaat. De gezondheidsgevolgen van fijnstof lopen in de miljarden. Elke euro uitgegeven aan betere luchtkwaliteit levert meer dan tien euro gezondheidswinst op. Maar de kosten zijn nu zelden voor de vervuiler en meestal voor de maatschappij als geheel.
Er valt dus nog een hoop te verbeteren in de uitvoering: meer onderzoek naar milieueffecten en waar nodig snel normen aanscherpen, beter bestaande regels handhaven, meer mogelijkheden om vergunningen te wijzigen of in te trekken. Maar het vertrekpunt van het systeem, niet meer vervuilen dan wat het milieu aan kan, is goed.
Voor grote projecten, zoals het aanleggen van een snelweg, een windmolenpark of een nieuwe woonwijk, moet nu van tevoren een milieueffectrapportage worden gemaakt. Daarin moet de aanvrager aantonen dat de impact van het project de milieunormen niet overschrijdt.
Trein of auto
Bij overheidsprojecten komt daar ook nog een MKBA, een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse bij. Die is in eerste plaats bedoeld om te kijken of het goed besteed overheidsgeld is. Een nieuwe spoorverbinding tussen Amsterdam en Groningen is uiteraard heel duur, maar kan veel reizigers accommoderen.
De bereikbaarheid en het reiscomfort gaan vooruit, wat de regionale economische ontwikkeling kan stimuleren, waardoor we de investeringen via treinkaartjes en een betere economie (= meer belastingen) terugverdienen. Maar als op dat traject geen reizigersvraag is en de lijn nooit zal renderen, dan is het een slechte investering. Bij een klassieke MKBA tellen dus vooral de directe economische gevolgen.
Voor een gedegen politieke afweging is geld niet het enige dat telt. Meer trein kan leidden tot minder auto, en dus minder verkeersongelukken, vervuiling en klimaatschade. Er zijn dus ook andere redenen dan geld die de politiek moet afwegen. In de vorige kabinetsperiode is GroenLinks erin geslaagd om die MKBA’s voortaan te laten uitvoeren aan de hand van het ‘breed welvaartsbegrip’.
Er is nog geen echte consensus over de invulling van die term, maar het komt erop neer dat bij (infra)projecten voortaan ook gezondheid, klimaat, welzijn, leefbaarheid, verkeerveiligheid en andere ‘zachte’ criteria worden meegewogen. Immers, als klimaat, leefbaarheid, verkeersveiligheid en gezondheid worden meegewogen bij de keuze tussen een nieuwe spoorlijn of een nieuwe snelweg, dan kan dat van grote invloed zijn op de uitkomst.
Dat verschil zagen we afgelopen maand voor het eerst terug bij de bespreking van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De toepassing van het breed welvaartsbegrip was nog lang niet perfect, maar ‘nieuw asfalt’ scoorde opeens overal veel slechter dan het jaar ervoor. En dat terwijl de uitgangspunten nog niet eens Paris-proof waren.
De nieuwe benadering is hoopvol. Het is natuurlijk technocratisch en legalistisch, voer voor adviesbureaus en juristen, maar het belooft wel een veel betere, moderne en enigszins politiek neutrale afweging van belangen. Of het vermijden van CO2-emissies belangrijk is, wegen we af aan de effecten van klimaatverandering. Op basis daarvan stellen we klimaat- en CO2-doelen en dan moeten alle andere plannen binnen die doelen passen. Politici hebben de neiging om bezwaren aan de kant te schuiven als ‘hun’ project in gevaar komt. Met een brede MKBA kan dat niet zo makkelijk meer.
Nieuwe koeienstal
Vooral de nu slecht vertegenwoordigde en de toekomstige belangen van natuur, kinderen en mensen op andere continenten kunnen zo een stem krijgen in de afweging of een project moet doorgaan of niet. Verzet tegen infraprojecten komt nu meestal van omwonenden of van NGO’s die principieel andere opvattingen over mobiliteit, klimaat of luchtkwaliteit hebben.
Door vooraf naar de brede welvaartseffecten te kijken komen al in een vroeg stadium de oplossingen met het hoogste maatschappelijke rendement boven aan de ambtelijke lijstjes en worden projecten die meer kwaad doen dan goed niet eens voorgelegd aan de politiek.
Voor grote ruimtelijke projecten is zo’n brede MKBA nu verplicht. De impact op de omgeving, de rijksfinanciën, de toekomst van onze economie en de toekomstige mogelijkheden van het betreffende gebied worden immers sterk beïnvloed.
Maar ruimtelijke (rijks)projecten zijn natuurlijk niet de enige projecten die impact hebben op ruimte, milieu en leefbaarheid. De optelsom van veel kleine vergunningen kan net zo goed een grote impact hebben. Toch wordt hierbij niet gekeken naar de lange termijn. Als het past binnen de vergunningsvoorwaarden, mag een ondernemer ondernemen.
Bij het vergunnen van een nieuwe koeienstal kijkt de provincie wel naar de verwachte emissies, geurhinder en het bestemmingsplan. Maar niet of die koeienstal, of de daar geproduceerde melk, de beste besteding is voor onze schaarse milieugebruiksruimte. We weten dat een ton stikstofemissie van de industrie drie tot vijf keer meer geld en werkgelegenheid genereert dan diezelfde emissie uit de landbouw. En misschien is de lokale woningnood wel een veel groter maatschappelijk belang dan meer export van melkpoeder naar China.
Er vindt nu geen gedegen afweging plaats of een boer en zijn koeien een groot maatschappelijk belang dienen dat vervuiling rechtvaardigt. Als er emissieruimte is, wordt er meestal niet gekeken wat de alternatieven zijn voor de gebruikte staltechniek of voor het gebruik van melk en vlees. Er vindt geen maatschappelijke afweging plaats hoe we de schaarse stikstofruimte het beste kunnen besteden, ten behoeve van het geluk van iedereen. En dat zouden we wél moeten doen.