Plots kondigde de Amerikaanse president Joe Biden het aan: hij ging een deel van de studieschulden kwijtschelden die veel mensen grote financiële kopzorgen geven. Het besluit kwam op een moment dat de president vriend en vijand verraste met beleid dat het leven van gewone mensen zou vergemakkelijken, zoals een pardon voor de tienduizenden Amerikanen die voor kleine drugsvergrijpen in de gevangenis zaten. Op de achtergrond van deze progressieve politiek spelen veel actiegroepen een grote rol. Waaronder Debt Collective, onder leiding van de Amerikaans-Canadese activiste, documentairemaker en schrijfster Astra Taylor. De organisatie koopt studieschuld en schulden gemaakt om ziekenhuisrekeningen te betalen op, en scheldt die kwijt. In 2019 telde dat op tot zo’n 1 miljard dollar. De organisatie zette daarmee het studieschuldenprobleem op de politieke agenda; in 2010 werd het door beleidsmakers nog ‘onrealistisch’ genoemd dat de overheid tot het kwijtschelden van schulden zou overgaan.

Astra Taylors boeken en documentaires gaan over de zoektocht naar een democratie waarin iedereen zich vertegenwoordigd ziet. Ze was betrokken bij de Occupy Movement en maakte in 2018 de documentaire What is Democracy?, waarvoor ze de wereld rondreisde om actiegroepen te volgen. In mei 2020 kwam haar boek Democracy may not exist but we’ll miss it when it’s gone uit. Ze analyseert hierin de staat van de democratie aan de hand van verschillende ‘spanningen’. Bijvoorbeeld tussen inclusie en exclusie: wie behoort tot de ‘wij’ en wie tot de ‘zij’ in een democratie? Hoe trek je die grens?

“ Als je de vijand als iets onveranderlijks ziet, kom je zelf ook in een vaststaande positie terecht ”

Waar is inclusieve politiek op gebaseerd?

“Ik denk dat we als linkse beweging moeten leren inzien dat er vaak een valse en destructieve tegenstelling wordt geschapen tussen zorgen over een eerlijke verdeling van welvaart en strijden tegen onrecht als racisme en uitsluiting. Binnen de arbeidersbeweging zou er dan bijvoorbeeld geen aandacht moeten zijn voor discriminatie op de werkvloer, want een focus op identiteit zou kunnen afleiden van wat we allemaal delen, namelijk een bepaalde klassenpositie. Maar je identiteit en waar je staat op de economische ladder grijpen op elkaar in. We moeten inzien dat juist de ‘werkende klasse’ bestaat uit veel mensen met verschillende identiteiten: zoals zwart, vrouw, queer en ga zo door.”

Astra Taylor
Astra Taylor

We moeten dus over vele levenservaringen spreken om mensen te verbinden?

“Als we mensen willen aanspreken en een beweging van gewone mensen willen opbouwen, moet je inderdaad praten over hun werkelijke levenservaring, waarin bijvoorbeeld discriminatie een rol speelt. Niemand kan zichzelf echt scheiden van dat soort ervaringen en een puur economisch besef van zijn realiteit hebben. We leven geen single-issuelevens. Ook onze leden identificeren zich op verschillende manieren: van werknemer tot ouder tot student. De leeftijd varieert van begin twintig tot in de tachtig. Onze focus is economisch: we richten ons op schulden. Maar we proberen mensen op een holistische manier aan te spreken. De afgelopen tijd hebben we met opzet oudere mensen met schulden geworven en ook met hen gesproken in debtor assemblies. Hierin praten mensen over hun schulden, zonder schaamte. Deze oudere generatie moet meer betrokken en uitgenodigd worden, omdat haar leden minder openstaan om over hun economische en emotionele leven te praten."

Er is een verbondenheid te vinden in het praten over schulden?

“Ja, er zit namelijk een emotionele kant aan wat we ‘economie’ noemen. Ik schreef eerder een stuk over schuldverlichting in The New York Times, over hoe dat gesprek niet alleen een economisch, maar ook emotioneel voordeel heeft voor mensen. Mensen zijn in die debtor assemblies in staat om hun angst los te laten, omdat er een gemeenschappelijke reden is gevonden om over deze dingen te praten.”

Een land en een democratie hebben volgens jou een ‘wij’ nodig om goed te functioneren. Hoe maken we die dan inclusief?

“Als je een wij versus zij bouwt, moet je erg voorzichtig zijn met wie je als ‘vijand’ kiest, omdat je vijand je vormt. Als je de vijand als iets onveranderlijks ziet, kom je zelf ook in een vaststaande positie terecht. Ik denk dat we daarom die vijand altijd structureel moeten benoemen. We moeten die niet essentialiseren, zoals in ‘we haten dit soort mensen vanwege een bepaald kenmerk’. We moeten tegen mensen met een structurele positie in de economie vechten. Zoals miljardairs.”

Heeft de activistische beweging meer bewustzijn over het systeemprobleem van ongelijkheid? Zijn zij er beter in om de gedeelde vijand te omschrijven?

“Ik heb Debt Collective opgebouwd om klassenmacht op te bouwen. Maar je kunt geen klassenmacht opbouwen zonder mensen op hun bestaande identiteiten aan te spreken en een nieuwe identiteit te creëren. Bijvoorbeeld een nieuwe identiteit van de gepolitiseerde schuldenaar, wiens structurele en niet-essentialistische tegenstander de schuldeiser is."

“ We moesten mensen leren: je hebt geen schulden omdat je een slecht mens bent, maar omdat de economie kapot is ”

De schuldenaar kan een identiteit zijn? Een ‘wij’?

“Ja. Debt Collective is ook een vehikel om een nieuw wij te vinden. Waar vinden we solidariteit, ondanks onze verschillen? Debiteuren behoren in veel landen tot de meerderheid van de mensen. Je kunt zwart, wit, queer, hetero, oud of jong zijn, op het platteland of in een stedelijke omgeving wonen: het is een beschrijving die ruim genoeg is om veel verschillen te kunnen omvatten. De uitdaging is dat de schuldenaar vaak gestigmatiseerd is. Niemand wil arm zijn, laat staan schulden hebben. Dus we moesten ook die positie herformuleren en zeggen: je zit niet in deze positie omdat je een slecht mens bent, maar omdat de economie kapot is en jou in de schulden steekt. Omdat je geen uitkering, gezondheidszorg, gratis onderwijs, sociale huisvesting hebt, omdat je een baan hebt die slecht betaalt.

In dat proces van identiteitsvorming kun je ook aan politieke educatie doen: over hoe de economie werkt en hoe deze ons verdeelt. Uiteindelijk is ons doel om de horizon van mensen te verschuiven van ‘Ik ben een schuldenaar en daar schaam ik me voor’ naar ‘Ik ben een mens en ik heb recht op een fatsoenlijk leven in een wereld waar genoeg is voor iedereen.’”

Identiteit is dus kneedbaar?

“Ja. Maar we moeten veel werk verzetten om een sterk sociaal weefsel op te bouwen. Ik denk dat maatschappelijke organisaties en activistische groeperingen uiteindelijk de plek zijn waar deze uitgebreide gemeenschappen en identiteiten tot stand kunnen komen. Als politiek moet je dat willen creëren of faciliteren, omdat je de samenleving en de machtsstructuren wilt veranderen.

Je ziet dit momenteel goed in het concept bargaining for the common good. Lerarenvakbonden doen dat goed. Dit gaat over het idee dat onderhandelen niet alleen kan gaan over ‘Ik ben een werknemer die een hoger loon wil’, maar dat je ook pleit voor andere dingen die bij je andere identiteiten als ouder of lid van een gemeenschap horen. Dan strijd je ook voor een goede volkshuisvesting of erkenning van het onbetaalde werk dat mensen, vaak moeders, doen. Dat verklaart deels waarom dit soort vakbonden zo onderdrukt worden: omdat ze arbeiders meer onderhandelingsmacht geven, maar ook in ruimere zin broedplaatsen van solidariteit zijn.”

Ze zijn gevaarlijk omdat ze het bewustzijn van mensen veranderen?

“Absoluut. Mensen zien zichzelf niet enkel als individuen die vooruit willen. Ze zien zichzelf ook als deel van een bredere groep mensen die een bepaald belang deelt. Ze zijn daardoor minder makkelijk te chanteren door een baas. Solidariteit is een gevaarlijk gegeven, omdat het mensen in staat stelt samen weerstand te bieden. Dit grotere wij tegen een kapitalistisch zij is gevaarlijk voor een kapitalist.”

Het lijkt erop dat het belangrijk is voor het effectief samenbrengen van mensen dat de leiders zich niet dominant opstellen.

“Binnen je beweging moeten mensen voelen dat ze in staat zijn om deel van de verandering te zijn, dat ze in staat zijn om samen te handelen en creatief te zijn. Wij proberen dat te doen door de capaciteiten van mensen te benutten. Zo is er een werkgroep voor grafisch design, maar zijn er ook mediatrainingen en schrijfgroepen waar je leert een opiniestuk te schrijven. Een van de oude Griekse definities van ‘democratie’ waar ik erg van hou, is het vermogen om dingen samen te doen. Democratie gaat niet alleen over mensen die een stem hebben, maar ook over samen iets ondernemen.”

Moeten partijen vaker samenwerken met maatschappelijke groeperingen? In Nederland lijkt er een kloof te bestaan tussen politieke partijen en nieuwe actiegroepen. Ook omdat deze activistische groepen zich antikapitalistischer voelen dan de partijen zelf.

“In elk parlementair systeem heb je een robuust maatschappelijk middenveld nodig om de partij die aan de macht is verantwoordelijk te houden. Daarom zie je een sterke correlatie tussen de organisatiegraad van vakbonden en egalitair sociaal beleid. Dit zagen we vroeger ook in de Amerikaanse Democratische Partij. Er waren sterke banden tussen de partij en vakbonden. Naarmate de organisatiegraad daalde, werden de vakbonden meer een hoofd zonder lichaam. De leiders werden als het ware partijfunctionarissen. Dit geldt ook voor de Democratische Partij.”

Hoe werkt dat voor jou? Hoe werk jij met hen samen?

“Voor mij is het altijd uitdagend om na te denken over hoe wij moeten omgaan met het insidersspel. Insiders moeten op zijn minst begrijpen en erkennen dat antagonistische relaties met de actiegroepen en politici aan hun linkerzijde een goede zaak zijn. Je moet een constructieve antagonistische relatie hebben. Wij hebben ook talloze gesprekken gehad met beleidsmakers rondom het Witte Huis waarin we ongemakkelijke dingen hebben gezegd. We hebben geschreven over wat de Democraten goed doen, maar ook veel over waarin ze tekortschieten. Het is een dans. Feit blijft wel dat wij met de Democraten samen moeten werken. Van de Republikeinen verwachten we niets.”

Zonder actiegroepen is de snelweg naar macht te verleidelijk voor de Democraten?

“Ja, zonder mensen die achter je beleid staan ben je als partij hol. Het is bovendien waarschijnlijker dat je overwinningen ongedaan worden gemaakt. Dat zagen we bijvoorbeeld met de introductie van de child tax credit door president Biden. Het was een flinke subsidie voor families die het in tijden van corona enorm moeilijk hadden. Maar toen de conservatieve Democraat Joe Manchin zich tegen die subsidie keerde, viel die meteen weg. Niemand anders vocht ervoor, er zat geen beweging achter van mensen die ervoor gestreden had. Mensen die anderen informeerden om hun politici erover aan te spreken, om samen te protesteren. Het idee kwam van een hoofd. Er zat geen lichaam achter.”

De Nederlandse linkse partijen GroenLinks en PvdA werken nauwer samen. Ze krijgen een groter hoofd, in jouw woorden. Als die samenwerking sterker wordt, wat zou je hen dan adviseren om inclusief te blijven en hun lichaam te behouden?

“Ik weet niet of ik genoeg weet van de Nederlandse situatie, maar ik moet wel aan een voorbeeld denken. Tijdens de economische crisis waren er veel maatschappelijke organisaties die samenwerkten met de Griekse linkse partij Syriza. Die voerden samen met haar campagne. Toen Syriza aan de macht kwam, droogde dit op. Maar je hebt die groepen nodig om radicale ideeën meer salonfähig te maken. Zoals wij hebben gedaan met het idee van schulden kwijtschelden. De optelsom van inclusieve linkse politiek en regeringsmacht zou altijd volksmacht plus politieke macht moeten zijn. Je hebt een duurzame infrastructuur van mensen nodig die zich verenigen en inzetten voor de partij. Daar moet je in investeren.”