‘‘We besteden 0,7 procent van ons bruto nationaal product aan ontwikkelingssamenwerking […] We kiezen vaker voor het direct verstrekken van een basisinkomen om zo de extreme armoede aan te pakken.” 

Verkiezingsprogramma GroenLinks 2021, pagina 101, punt 5 onder het kopje 'Eerlijke Internationale Politiek'

Het experimenteren met vormen van het basisinkomen is niet nieuw binnen de wereld van de ontwikkelingssamenwerking. Vooral het concept van ‘onvoorwaardelijke cash transfers’ heeft de afgelopen jaren aan populariteit gewonnen. Daarbij wordt een deel van het ontwikkelingssamenwerkingsgeld niet gebruikt om putten te slaan, scholen te bouwen of voedselprogramma’s op te zetten, maar linea recta gegeven aan mensen die in armoede leven. Zonder dat daar iets tegenover staat. 

De verwachtingen zijn hooggespannen. Rachel Waddell werkt bij GiveDirectly, de snelstgroeiende non-profitorganisatie ter wereld die zonder blikken of blozen verklaart dat we met cashdonaties armoede wereldwijd kunnen uitbannen. “Volgens een rapport van het Brookings Institute (Amerikaanse denktank – red.) zou het 100 miljard dollar per jaar kosten om iedereen in de wereld boven de armoedegrens te tillen”, aldus Waddell. “Ter vergelijking: we geven nu collectief jaarlijks 160 miljard dollar uit aan ontwikkelingssamenwerking. Dat zet aan het denken. Ik zeg niet dat we al dat geld voor cash transfers moeten gebruiken. Maar wordt het nu echt op de meest effectieve manier besteed?”

In bijvoorbeeld Mgandamwani, een dorp in het zuiden van Kenia, gaf GiveDirectly inwoners eenmalig duizend dollar – no strings attached. Mensen gebruikten het geld, dat in de vorm van mobiele tegoeden werd overgemaakt, om tinnen daken en betonnen vloeren te leggen. Anderen kochten zonnepanelen en lampen zodat hun kinderen ’s avonds huiswerk kunnen maken. Drie vrouwen deelden de kosten om het dorp van waterleidingen te voorzien – voorheen was het drie uur lopen naar het dichtstbijzijnde reservoir. Volgens Rory Stewart, de president van GiveDirectly en voormalig Brits staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, verschaft cash waardigheid, iets waar het bij de traditionele ontwikkelingssamenwerking aan ontbreekt. “In plaats van dat we mensen een tent geven die ze dan verkopen, of graan van een boer uit Idaho de halve wereld over verschepen, laten we mensen zelf vaststellen wat ze het meest nodig hebben.” Aldus Stewart tegen de Britse krant The Telegraph.

Of mensen nou een motorfiets kopen om een taxiservice te beginnen of een melkkoe om hun kinderen van een bron van calcium te voorzien – ze kunnen het een stuk goedkoper doen dan dat een buitenlandse hulporganisatie dat ooit zou lukken. Daarbij worden de motorfiets en melkkoe waarschijnlijk lokaal aangeschaft, wat leidt tot een sneeuwbaleffect dat de lokale economie stimuleert.

“Uit meer dan driehonderd wetenschappelijke studies blijkt dat cash geven consequent leidt tot wezenlijke verbetering op talloze gebieden”, zegt Rachel Waddell. “Levenskwaliteit, werkgelegenheid, voedselzekerheid, mentale gezondheid, noem maar op. Vaak presteert cash beter dan traditionele ontwikkelingssamenwerking. Dan zien we bijvoorbeeld dat gewoon geld geven meer doet voor goede voeding dan een voedingsprogramma.” Volgens Waddell dienen we cash daarom als lakmoesproef te gebruiken. We kunnen bijvoorbeeld de huidige door Nederland gesteunde projecten ermee vergelijken. Zo komen we erachter of elke euro optimaal benut wordt.

Een moeizame start

Momenteel is 2 procent van de wereldwijde ontwikkelingssamenwerking cash based. Bij de humanitaire hulp ligt dat hoger: 18 procent van de bijstand bij bijvoorbeeld een natuurramp is contant. Het gebruik ervan heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. “De hele humanitaire wereld is overstag”, zegt Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire hulp en wederopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Universiteit Leiden. Toch was de internationale gemeenschap volgens Hilhorst niet altijd zo lyrisch over cash transfers. “Eerder was er echt een loopgravenoorlog rondom het gebruik van cash. Er waren ook mensen die er streng op tegen waren.”

Hilhorst vond de argumenten van de tegenstanders paternalistisch. “De kritiek bestond uit vragen als ‘Kunnen die mensen wel met geld omgaan?’ en ‘Komt het geld niet in handen van mannen die er alleen maar drugs en drank van kopen?’ Net alsof mensen nog nooit in een geldeconomie hadden gefunctioneerd.”

Financiën
Beeld: Elis Wilk

Ze vervolgt: “Binnen de wereld van de humanitaire hulp bestond het idee dat er tijdens een crisis alleen maar slachtoffers zijn. Net alsof de hersenen van de getroffen personen niet meer zouden werken. Terwijl mensen ook tijdens een crisis nog gewoon mens zijn. Mensen met capaciteiten, die naar de kerk en naar school blijven gaan.” Mensen die dus best wel weten hoe ze geld goed kunnen gebruiken.

Daarnaast was er volgens Hilhorst ook een meer praktische reden waarom het gebruik van cash niet van de grond kwam. De grote economische belangen van de Verenigde Staten, waar binnenlandse overtollige gewassen werden opgekocht om als voedselhulp de wereld rond te gaan. Volgens Hilhorst was dit een manier waarop in de VS – waar “subsidie geldt als een vies woord” – boeren toch zoals in Europa konden worden gesubsidieerd. Wanneer cash voedselhulp zou vervangen, dan zou die economische constructie gevaar lopen. 

Maar nu zijn zelfs de VS om. Het United States Agency for International Development (USAID) is volgens Rachel Waddell een van GiveDirectly’s grote geldschieters. Gevraagd naar het huidige gebruik van cash binnen het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van Nederland schrijft het ministerie van Buitenlandse Zaken dat “Nederland bijdraagt aan diverse cash transfer programma’s, voornamelijk in samenwerking met de Wereldbank”. Omdat cash volgens het ministerie een effectief instrument kan zijn – bijvoorbeeld om meisjes op school te houden – verhoogt het vanaf dit jaar “de inzet op cash transfers met een structureel, jaarlijks bedrag van twintig miljoen euro”. Dat geld gaat naar Ethiopië, Benin en Mozambique. 

Geen wondermiddel

20 miljoen euro is op het gehele Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbudget van ongeveer 6 miljard euro per jaar natuurlijk peanuts. Als cash zo succesvol is, moeten we het hele boeltje dan niet gewoon direct aan arme mensen uitkeren? Hoogleraar Hilhorst waarschuwt dat hoewel er nog ruimte is om meer te doen met cash, het geen wondermiddel is dat alle armoedeproblematiek de wereld uit helpt. “Cash is geen alternatief voor ontwikkelingssamenwerking, het is een alternatief voor het uitdelen van spullen.”

“ Als er geen voedsel op de markt is, dan wakker je met geld uitdelen alleen maar inflatie en speculatie aan ”

Cash is namelijk “niet overal opportuun”, zegt Hilhorst. “Als er gewoon geen voedsel op de markt is, dan wakker je met het uitdelen van geld alleen maar inflatie en speculatie aan. In zo’n geval dien je voedsel te leveren, dan is het voor speculerende handelaren ineens veel minder aantrekkelijk om voedsel in schuurtjes te laten liggen.”

Geldgiften kunnen volgens Hilhorst niet de plaats innemen van meer structurele maatregelen. “Cash is heel erg gericht op individuen en niet op de samenleving. Je kunt iemand wel geld geven om zelf naar een kliniek te gaan en medische hulp aan te schaffen, maar dan moet er wel een kliniek zijn. En als er geen gekwalificeerde mensen werken of als er niet genoeg medicijnen voorhanden zijn, dan zit je nog steeds in de problemen.”

Hilhorst ziet ook dat de cash-methode een deel van het menselijk contact weghaalt. Terwijl dat juist nodig is om te analyseren wat de structurele problemen zijn en het “stevige lobbywerk” op te zetten dat nodig is om zaken te verbeteren.

100weeks

100weeks, de organisatie van voormalig diplomaat en PvdA-Kamerlid Jeroen de Lange, probeert een aantal van de valkuilen rondom cash met een iets andere aanpak te vermijden. Het idee? Een groep vrouwen krijgt niet alleen honderd weken lang een bedrag, maar ze komen ook wekelijks samen om trainingen te volgen en samen te sparen.

“De oorzaak van armoede is niet alleen een gebrek aan geld. Het is ook een gebrek aan kennis en supportstructuren. Het is een gebrek aan financial inclusion: arme mensen hebben geen toegang tot banken en kunnen niet sparen. Daarbij is er soms sprake van disfunctioneel gedrag, bijvoorbeeld als er na een oogst niet wordt gespaard maar al het geld meteen wordt opgemaakt.”

“ Je bouwt sociaal kapitaal op ”

Tijdens de honderd weken doorlopen de deelnemers een uitgebreid curriculum. “Er zijn modules over voeding, financiële geletterdheid, moestuin aanleggen, gezinsplanning en zelfontplooiing”, aldus De Lange. Ook vormen de vrouwen een spaargroep. “Ze vullen een ijzeren kistje met geld en na verloop van tijd zit er zo veel geld in dat deelnemers eruit kunnen lenen. Dat moeten ze binnen drie maanden terugbetalen.”

De Lange beaamt dat de onvoorwaardelijke cash transfers van 100weeks behoorlijk voorwaardelijk zijn; deelnemers moeten immers de bijeenkomsten bijwonen om hun geld te ontvangen. Maar volgens hem is dat juist de wens van de vrouwen. “Je bouwt sociaal kapitaal op. De vrouwen komen honderd keer bij elkaar. De groepen die zijn gestart gaan na de honderd weken allemaal door. Mensen houden elkaar vast, steunen elkaar, geven elkaar advies.” 

Basisinkomen

De aanpak van 100weeks komt al meer in de buurt van het ‘universeel basisinkomen’ uit het GroenLinks-verkiezingsprogramma dan het eenmalig geven van duizend dollar. Ook GiveDirectly heeft meer langdurige programma’s, zoals een in Kenia waarbij mensen twaalf jaar lang 26 dollar per maand krijgen.

In hoeverre leren deze experimenten ons iets over dat andere GroenLinkse ideaal, namelijk het omarmen van een basisinkomen voor alle mensen hier in Nederland? Volgens Rachel Waddell kan het experiment in Kenia “de mythes rond het idee van een universeel basisinkomen ontkrachten. Door te laten zien dat mensen die zo’n inkomen krijgen niet stoppen met werken of geheel afhankelijk worden.” Toch gaat volgens Waddell de vergelijking niet helemaal op, omdat de kosten voor levensonderhoud zoveel verschillen. Met een gegeven euro kom je in Afrika veel verder dan hier in Nederland. 

Jeroen de Lange vertelt over een stichting die projecten doet in Nederlandse achterstandswijken en geïnteresseerd is in de holistische aanpak van 100weeks. “De mensen die structureel vastzitten in de schuldhulpverlening, die acht jaar korter leven dan de rijken in Nederland, die help je niet alleen met een iets hogere uitkering. Die hebben ook sociale supportstructuren nodig. Het zal helpen als je die ook elke week bij elkaar laat komen met een coach.”

Thea Hilhorst is niet onverdeeld enthousiast over een soort universele bijstand. “Een samenleving is meer dan individuen die naar de supermarkt moeten. We willen ook worden beschermd door de politie, we willen goed onderwijs en goede gezondheidszorg. Je kunt aan al die vraagstukken niet voorbijlopen met het idee: we geven iedereen gewoon wat geld en dan redden ze het wel. De truc is mensen niet in de steek te laten, maar ze wel te helpen op een goede manier, en dat is maatwerk.” Maar toch, vervolgt Hilhorst, “is er nog heel veel ruimte om meer met cash te doen, daar is iedereen het over eens”.