Vorige maand keurde het Europees Parlement nieuwe regels voor het voorkomen en recyclen van afval goed. Een van de gevolgen voor Nederland is dat gemeenten het groente-, fruit- en tuinafval (gft) van huishoudens apart moeten inzamelen, ook in de dichtbevolkte stadswijken waar dat nu niet gebeurt. Alleen wanneer het gft gescheiden blijft van het restafval, kunnen de voedingsstoffen in het gft opnieuw gebruikt worden voor de groei van gewassen.  

Een circulaire economie, dat is het doel van de Europese afvalwet. In zo’n economie zijn we zuinig op grondstoffen en houden we deze zo lang mogelijk in kringloop. Met onze huidige verspilling van grondstoffen plegen we een dubbele aanslag op de aarde: eerst door grondstoffen massaal te importeren uit landen waar de winning ten koste gaat van natuur en leefomgeving, vervolgens door de grondstoffen na verbruik te dumpen in ons milieu, in de vorm van afval, vervuiling en broeikasgassen. Ook binnen het Nederlandse bedrijfsleven groeit het besef dat het zo niet langer kan en dat we afval als grondstof moeten gaan zien. Honderden bedrijven tekenden vorig jaar het Grondstoffenakkoord, met de ambitie om “slimmer, efficiënter én winstgevender om te gaan met grondstoffen”.

Maar als afval zo’n waardevolle grondstof is, waarom spannen zo weinig bedrijven zich dan in om verbruikte producten terug te krijgen van de consument? Waarom traineert de drankenindustrie de uitbreiding van statiegeld? Waarom brengen boodschappen- en pakketbezorgdiensten ons wel levensmiddelen en spullen aan huis, maar werpen zij zich niet of nauwelijks op als inzamelaars van kapotte elektronica, afgedankte kleding, verpakkingen of zelfs gft?

Letters die het woord 'circulair' vormen

Grondstoffenbelasting

Een deel van het antwoord ligt in het feit dat primaire grondstoffen zo goedkoop zijn. Daardoor is er te weinig vraag naar gerecyclede grondstoffen. Omdat de schade van grondstoffenwinning niet meetelt in de prijs, zou de overheid primaire grondstoffen moeten belasten. Zo’n belasting sorteert het meeste effect als zij op Europese schaal worden geheven.

De Europese Commissie durft een grondstoffenbelasting helaas nog niet aan. Wel heeft zij onlangs het voorstel gedaan voor een Europese plastictaks: een heffing van 80 eurocent op elke kilo plastic verpakkingsafval die niet gerecycled wordt. Zo wil de Commissie een zuiniger gebruik van plastic bevorderen, de vervuiling van de oceanen tegengaan en voorkomen dat zich een plasticberg vormt nu China niet langer bereid is om Europa van haar tweedehands plastic te verlossen. Als het de Nederlandse regering ernst is met haar streven naar een circulaire economie, moet zij over haar weerzin tegen Europese belastingen heen stappen en het Commissievoorstel steunen.

“ Voor fabrikanten zou een lager afvaltarief moeten gelden als hun producten een lange levensduur hebben, goed te repareren en te recyclen zijn, en vrij van giftige stoffen ”

Het Europese beleid blijft sterk leunen op nationale maatregelen om de vraag naar gerecyclede grondstoffen te vergroten. Nederland moet dus aan de slag. Sommige fabrikanten en importeurs, zoals die van elektronica en verpakkingen, zijn al verplicht om mee te betalen aan de inzameling en verwerking van hun producten in de afvalfase. Nationale overheden moeten slimmer gebruik maken van deze ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’, stelt de nieuwe Europese afvalwet. Voor fabrikanten zou een lager afvaltarief moeten gelden als hun producten een lange levensduur hebben, goed te repareren en te recyclen zijn, en vrij van giftige stoffen. Fabrikanten die onvoldoende ‘circulair’ werken, betalen dan een hoger tarief. Dit tariefonderscheid kan tevens worden ingezet om fabrikanten te belonen voor het gebruik van gerecyclede materialen in hun producten.

De overheid moet het voor bedrijven rendabel maken om zuinig te zijn op grondstoffen. Dan komt de dag dat het bedrijfsleven zelf het initiatief neemt tot uitbreiding van statiegeld. Dan zullen handelaren wellicht ooit wedijveren om huishoudens van hun afval – pardon, grondstoffen – af te helpen.

Dit opiniestuk verscheen op 7 mei in Trouw.