Verslag van workshop tijdens conferentie Circulair Bouwen
Een groot deel van het totale energieverbruik van de gebouwde omgeving is gerelateerd aan warmte, vertelt Tom van der Lee, woordvoerder klimaat en energie van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks, in zijn inleiding. Bij huishoudens gaat driekwart van het energieverbruik op aan warmte. Deze warmte wordt voornamelijk geleverd door aardgas. Dit zal de komende jaren moeten veranderen, omdat de gaswinning in Groningen vanwege de aardbevingsproblematiek op een eind loopt en omdat aardgas een fossiele brandstof is die moet worden uitgefaseerd. In Nederland zijn er ongeveer zeven miljoen woningen en een miljoen andere gebouwen die aardgasvrij moeten worden gemaakt. Dat vergt veel installatie- en verbouwingswerkzaamheden. Op alle niveaus zullen keuzes moeten worden gemaakt en omdat er veel partijen betrokken zijn bij de operatie is het ingewikkeld om goed samenwerken. Het Klimaatakkoord-in-wording mikt op een vermindering van de jaarlijkse CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving van 3,4 megaton, te bereiken in 2030. Daarbij wordt gestreefd naar een wijkaanpak; zo kunnen vergelijkbare woningen tegelijkertijd worden verduurzaamd. Daarnaast zijn er 32 regionale energiestrategieën, waarbij gemeenten met elkaar samenwerken.
Er zijn verschillende alternatieven voor aardgas. Van der Lee noemt all-electric, warmtenetten - liefst op lage temperatuur – die gevoed worden door omgevings- of restwarmte, en groen gas. Bij de keuze voor een van deze oplossingen spelen gemeenten een belangrijke rol. In 2021 moet bekend zijn welke oplossing in welke van de achtduizend Nederlandse wijken gaat worden toegepast. Om ervaring op te doen met het aardgasvrij maken van wijken, heeft de Rijksoverheid 120 miljoen euro beschikbaar gesteld voor 27 wijken die als proeftuin zullen fungeren.
Meer investeren
Als het duurder maken van aardgas het enige instrument voor verduurzaming is, roept de politiek een revolte over zich af. Het aardgasvrij maken van een woning vraagt vaak een forse investering, met een lange terugverdientijd, die lang niet elke huiseigenaar kan ophoesten. Een financieringsmodel is cruciaal om de transitie te laten slagen. Het is denkbaar dat er een extra lening op het huis wordt genomen, die gekoppeld is aan het gebouw zelf en overgaat op de volgende eigenaar. Een variant op deze gebouwgebonden financiering is een erfpachtconstructie, waarbij de woningeigenaar ten behoeve van de verduurzaming de grond verkoopt aan de gemeente om vervolgens voor het gebruik van de grond erfpacht betaalt; de grond kan daarbij te allen tijde weer worden teruggekocht. Een aanvullende mogelijkheid is dat de Rijksoverheid de overdrachtsbelasting teruggeeft indien een woning binnen een jaar na aankoop verduurzaamd wordt.
Het probleem is dat er door het kabinet niet veel geld beschikbaar is gesteld voor de transitie. In totaal is er een budget van 3,5 miljard euro. Drie miljard daarvan is afkomstig uit de opslag duurzame energie (ODE) op de energierekeningen en wordt gebruikt voor het subsidiëren van de onrendabele top van hernieuwbare energieopwekking (SDE). Uiteindelijk is voor het verduurzamen van gebouwen slechts 300 miljoen euro gereserveerd. Dat is te weinig, vindt Van der Lee. Het is noodzakelijk om meer te investeren en dat is ook mogelijk. Hij wijst erop dat Nederland een relatief beperkte staatsschuld heeft van 56 procent van het bbp; daarnaast beschikken we over een ruim vermogen in pensioenfondsen. Investeren in de nationale energietransitie zou voor deze pensioenfondsen een slimme belegging zijn.
Stedelijke vernieuwing 3.0
De tweede inleider, Cora-Yfke Sikkema, is tot eind dit jaar wethouder duurzaamheid in Haarlem. (Daarna wordt zij burgemeester van Oldambt.) Ook is zij binnen de G40, een samenwerkingsverband van 40 (middel)grote steden in Nederland, voorzitter van de themagroep duurzaamheid. Klip en klaar stelt Sikkema: als de financieringsmogelijkheden voor het verduurzamen van woningen uitblijven, komt er van de transitie naar aardgasvrij wonen weinig terecht. Er zijn warmteplannen, warmtenetten en nog veel meer nodig. In feite gaat het om stedelijke vernieuwing 3.0.
Er is niet alleen geld nodig om de aanpassing van woningen en nieuwe infrastructuur te financieren, maar ook om het proces op gang te brengen. Niet alles kan immers vanachter een bureau worden bepaald. Bewoners moeten kunnen meepraten. Er is behoefte aan energiecoaches. Uiteraard dienen ook netwerkbeheerders, bouwbedrijven en anderen te worden betrokken bij de transitie.