Materialenpaspoort
Afval is materiaal zonder identiteit. Het kan geëlimineerd worden door materialen een identiteit te geven, stelt de tweede inleider, Stefan van Uffelen. Hij is directeur van de Madaster Foundation. Deze stichting wil het gebruik van materialenpaspoorten bevorderen, met name voor gebouwen. Zo krijgen de gebruikte materialen een identiteit. Om de toegang tot de materiaalpaspoorten te vergemakkelijken, is een soort bibliotheek nodig, een kadaster voor materialen. Daartoe bestaat sinds kort Madaster, een openbaar platform voor alle vastgoed, wereldwijd.
De Nederlandse regering wikt en weegt nog of zij een materialenpaspoort verplicht gaat stellen voor nieuwe gebouwen. Als het aan Van Uffelen ligt, gaat deze verplichting al in 2020 in. Gemeenten en provincies kunnen nu al een materialenpaspoort eisen, bijvoorbeeld voor de gebouwen en infrastructuur die zij aanbesteden.
Van Uffelen pleit ook voor een duidelijke standaard die vastlegt wat circulariteit precies betekent in de bouw. Madaster is betrokken bij dat standaardisatieproces.
Bijkomend voordeel van een betere registratie van gebouwen, in de vorm van modellen en materialenpaspoorten, is dat ontwerpfouten in gebouwen makkelijk opgespoord kunnen worden. Het wordt eerder duidelijk waar de fout zit en in welke andere gebouwen deze fout mogelijk ook voorkomt.
De waarde van een gebouw moet in de toekomst mede bepaald worden door de hergebruikwaarde van het pand en de restwaarde van de materialen, volgens Van Uffelen. Dan pas hebben we een circulaire ‘economie’.
Van Uffelen gaat in zijn inleiding ook in op het in juli gesloten Betonakkoord. Namens MVO Nederland was Van Uffelen de gangmaker van dat akkoord tussen 50 bedrijven in de bouwsector en vier ministeries. Het doel is om de CO2-uitstoot van de betonketen te verminderen met ten minste 30 procent in 2030, mede door het hoogwaardig recyclen van betonafval tot nieuw beton. Dat komt neer op een CO2-reductie van 1 miljoen ton – vijf procent van de taakstelling van de Nederlandse industrie voor 2030.
Betonland
In de discussie met andere deelnemers aan de workshop, onder voorzitterschap van het Amsterdamse gemeenteraadslid Jasper Groen, wordt opgemerkt dat het Betonakkoord de lat niet erg hoog legt. Nederland wil de uitstoot van broeikasgassen immers niet met 30 procent verminderd hebben in 2030, maar met 49 procent. De bouw is een conservatieve sector, die moeilijk te veranderen is.
We zouden vaker moeten bouwen met bio-based materialen, zoals hout, in plaats van beton, vinden veel deelnemers. In landen zoals Zweden en Denemarken wordt driemaal zoveel hout gebruikt in de bouw als in Nederland. Dat vermindert de CO2-uitstoot van de bouw; zolang het hout in een gebouw zit en niet wordt verbrand, ligt er zelfs CO2 in opgeslagen. Een hogere prijs voor CO2-uitstoot zou helpen om de vervanging van beton door hout – ook voor het skelet van gebouwen - te stimuleren.
Dat Nederland een echt betonland is, kun je ook zien in het bouwonderwijs. Op de TU Delft gaat het nauwelijks over bouwen met hout of andere bio-based materialen. Daar is de helft van de studenten gek van staal, en de andere helft gek van beton. Ook in het onderwijs moet gewerkt worden aan een omslag.
Onder leiding van Groen komen de workshopdeelnemers tot een drietal aanbevelingen. Zie daarvoor de conclusies van de conferentie.
Download de presentatie van Suzanne de Vos over de milieuwinst van circulair bouwen. De presentatie van Stefan van Uffelen over Madaster en het Betonakkoord is op te vragen via wb@groenlinks.nl.