Hoe de stagnatie van productiviteitsgroei de positie van werknemers versterkt

Er zou sprake zijn van een ‘Second Machine Age’ waarin ‘Industry 4.0’ een ware productiviteits­revolutie gaat ontketenen. Zo beweerden de economen Carl Frey en Michael Osborne in een veelbesproken studie van 2013 dat niet minder dan 47 procent van alle werknemers in de VS in de gevarenzone zit omdat hun werk door intelligente technologie kan worden overgenomen.[1]

Grafiek groeivoeten BBP
Bron: The Conference Board

We voelen het in onze portemonnee

De gangbare statistieken over onze productiviteit vertellen echter een heel ander verhaal. De productiviteitsgroei (de groei van het bruto binnenlands product (bbp) per uur dat we werken) valt namelijk erg tegen. Sinds 2005 boeken de VS, Japan en West-Europa allemaal de laagste productiviteitsgroei sinds de Tweede Wereldoorlog (zie figuur 1). In Nederland is het bbp per arbeidsuur in 2016 zelfs licht gedaald (-0,2%). Onderzoek laat zien dat deze lage productiviteitsgroei niets te maken heeft met statistische meetproblemen: de productiviteitscrisis is reëel.[2] Sterkere landen halen jaarlijks nog rond 1% productiviteitsgroei. Maar zwakkere landen, zoals Italië, zitten dicht bij de nullijn wat betreft de groei van het bbp per arbeidsuur.

Deze tegenvallende groei is belangrijk omdat we die in onze portemonnee voelen. Het bbp is tenslotte gelijk aan het Nationaal Inkomen: het totale inkomen dat we als land kunnen verdelen. Minder, of langzame, groei betekent dat er weinig (extra) te verdelen valt. Het is dan ook geen toeval dat Haagse kabinetten in de afgelopen 15 jaar veel zuurs en weinig zoets hebben uitgedeeld. Het gevolg is een leegloop bij middenpartijen en vakbonden die hun achterban bar weinig te bieden hebben.

Met het kabinet Rutte-III leken betere tijden aan te breken. Toch voorspelde het Centraal Planbureau in haar recente Verkenning Middellange Termijn (2022-25) dat de komende jaren opnieuw weinig vrolijk stemmen: het beetje groei gaat op aan het bekostigen van de vergrijzing en de zorg. Dit betekent dat de regering financieel alleen iets extra kan doen voor nieuwe projecten (zoals de Green Deal) door op andere zaken te bezuinigen.

Huis-tuin-en-keukeneconomie

Economenblad ESB heeft dit najaar extra aandacht besteed aan de productiviteitscrisis. Het blijkt dat de IT-industrie in Sillicon Valley over haar hoogtepunt heen is. Zo geldt de Wet van Moore niet meer: de verdubbeling van de kracht van een chip duurt niet meer twee maar vier tot acht jaar. In de VS zijn daarnaast het aantal startups, de inzet van durfkapitaal en het aantal snelgroeiende bedrijven na de eeuwwisseling fors gedaald.[3] In de tijd dat we onze mechanische schrijfmachine inruilden voor een PC en daarna e-mail en internet erbij kwamen, leverde de informatietechnologie nog een significante bijdrage aan onze productiviteit. Een update van Windows 8 naar Windows 10 voegt echter niet zoveel extra’s toe. Onderzoek laat zien dat in de VS, Canada, Japan en West-Europa de bijdrage van informatietechnologie aan de productiviteitsgroei sinds 2005 sterk is gedaald.[4] Kortom, de revolutie uit Silicon Valley stelt niet meer zo veel voor. Ze zijn daar dan wel met kunstmatige intelligentie bezig, maar het betekent weinig voor de productiviteit in onze dagelijkse huis-tuin-en-keukeneconomie.

‘Voor jou tien anderen!’

Een economie kan maar op twee manieren groeien: of méér uren werken of productievere uren werken. Als we niet productiever worden, moet de groei dus vooral uit meer uren komen. Dit betekent dat economische groei arbeidsintensiever wordt: voor ieder procent groei van het Nationaal Product zijn veel meer extra arbeidsuren nodig dan vroeger. Samen met de vergrijzing zorgt dit ervoor dat de arbeidsmarkt de laatste jaren geleidelijk aan krapper wordt, want er is meer vraag naar arbeid – en dus naar werknemers.

Deze groeiende krapte vergroot de onderhandelingsmacht van de factor arbeid. In de afgelopen veertig jaar heeft een structureel hoge werkloosheid de vakbeweging altijd weer in het defensief gedrongen en de verrechtsing van de politiek bevorderd. Met de voortdurende productiviteitscrisis is dit aan het veranderen: er zitten steeds minder werkloze mensen op de reservebank. Werkgevers komen er in steeds mindere mate mee weg door te zeggen: ‘Voor jou tien anderen!’

Linkse Lente

Als de vakbeweging dit slim oppakt, is er hoop voor de werkende armen en het leger flexwerkers. De krappe arbeidsmarkt betekent dat de vakbeweging nu in het offensief kan gaan en iets kan eisen: schaarste betekent immers dat men hogere prijzen kan vragen. Mochten hogere looneisen tot hogere investeringen in arbeidsbesparende technologie leiden, dan is dat mooi meegenomen voor de productiviteitsgroei. Dit kan ook her en der banen kosten. Maar in een krappe arbeidsmarkt kunnen we dat hebben. Bovendien is het probleem van arbeidsbesparende technologische vooruitgang in het verleden redelijk opgelost met kortere arbeidstijden.

Recente ontwikkelingen van de Nederlandse vakbeweging laten dit zien: het CNV heeft het thema arbeidstijdverkorting weer op de agenda gezet en de FNV streeft naar een minimumloon van 14 euro per uur. De productiviteitscrisis vráágt om een Linkse Lente.

Voetnoten