Recensie

Nog niet zo heel lang geleden fluisterde een meisje dat communicatiewetenschappen gestudeerd had en verkleed was als roofdier in mijn oor: "Ik heb een gat in de markt ontdekt." Ik informeerde naar de aard van het gat. "Een ontbijtformule voor kinderen," zei ze, "Wakey wakey!"

Hoewel het toen carnaval was, zette dit mij aan het denken. Nadat ik nagedacht had, overviel me het soort droefenis dat men uitgebeeld ziet op schilderijen van Dennis Hopper. Dat heb ik wel vaker tijdens carnaval. Maar de droefenis bleef terugkeren. Ergens is er iets vreselijk misgegaan in de moderne economie, dacht ik, maar als ik mijn vinger er op wil leggen wat precies, dan ontglipte me de diagnose.

Zijn al onze verlangens even waardevol?

Soms durf je dingen pas te denken als je ze bij een ander leest of hoort. Zo bij Pim Fortuyn, zo ook bij John Kenneth Galbraith. Galbraith vraagt zich in The Affluent Society (1958) veel dingen af, maar één vraag heeft mijn bijzondere interesse: zijn al onze verlangens even waardevol?

Economen houden zich doorgaans ver van deze kwesties. "The economist does not enter into the dubious moral arguments about the importance or virtue of the wants to be satisfied [..] he doesn't pretend to compare mental states", stelt Galbraith. Toch moet er onderscheid gemaakt worden: "When man has satisfied his physical needs, then psychologically grounded desires take over."

En die psychologische verlangens kunnen eindeloos gemanipuleerd worden door de jongens en meisjes van het communicatiewezen, met als resultaat de verkoop van veel spullen. Laten we erkennen dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen verlangens, zegt Galbraith: "Our productive energies are used to make things of no great urgency." Ik noem hier ingewikkelde financiële producten, ik noem hier reclameborden.

Maar economen zijn amoreel wanneer ze aan het werk zijn, wat weer niet wil zeggen dat ze immoreel zijn. Ze vragen zich af: hoe bevredigen we de behoeften onder de mensen zo efficiënt mogelijk? Niet: waar komen die behoeften vandaan? En zeker niet: genieten ze onze sympathie?

Niet verder vragen was een hele slimme manier van denken zolang de omstandigheden wreed, en het leven armoedig was, legt Galbraith uit. Amerika is er schatrijk mee geworden. Nederland trouwens ook. We hebben honderdduizenden jaren van schurfterige behoeftigheid achter ons gelaten en daar is de conventionele economie voor te prijzen.

Overvloed de norm

Maar in een samenleving waarin overvloed de norm is geworden - en dat was de Amerikaanse al in 1958 - wordt de efficiënte bevrediging van behoeften door middel van het produceren van goederen minder belangrijk. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) groeide sinds 1974 het nationaal inkomen in Nederland (gecorrigeerd voor inflatie) met 210 procent.

De leefsituatie - onder andere woonkwaliteit, sociaal leven, vrije tijd, gezondheid - van de Nederlandse bevolking verbeterde slechts met 13 procent en het percentage Nederlanders dat zichzelf als 'gelukkig tot zeer gelukkig' beschouwt, bleef constant boven de 80 procent zweven. Galbraith voorspelde dit. Als we rijker worden zijn het niet spullen, maar andere zaken die ons beter dienen, zoals een gezond milieu en goede publieke diensten zoals sociale zekerheid en onderwijs. Dit mag best ten koste van efficiëntie gaan.

Economen gedragen nog steeds alsof ze in een tijdperk leven waarin economische productie diende om tegemoet te komen aan de wensen van de consumenten. Door deze observatie moeten we Galbraith als eerste postmaterialistische econoom erkennen - hij had het gedachtegoed van GroenLinks geformuleerd voordat deze partij bestond.

Galbraith constateert dat we op eekhoorns in een tredmolen lijken. De molen is de economie. De eekhoorn moet rennen omdat het rad draait, maar het rad draait omdat de eekhoorn rent. We moeten spullen kopen om de productie op peil te houden zodat we onszelf aan het werk houden. We produceren voornamelijk om de bijeffecten: werkgelegenheid, zingeving aan ons leven, onszelf van de straat houden.

Terwijl het economisch denken nog steeds gericht is op het produceren van te consumeren spullen, zijn inkomen en werk veel belangrijkere aspecten voor mensen geworden in een maatschappij van overvloed, schrijft Galbraith: "The process of production continues to be of nearly undiminished urgency [..] income and employment rather than goods have become our basic economic concern".

Arbeidszekerheid is in het huidige economische model inefficiënt, omdat het groei belemmert. Maar als die groei ons gaat opschepen met meer spullen en diensten rijst de vraag of we groei niet anders moeten formuleren. Het is bekend dat oorlogen doorgaans gevochten worden met de wapens en tactieken die uit het vorige conflict stammen. Zo ook de economen:

"To furnish a barren room is one thing. To continue to crowd in furniture until the foundations buckle is quite another. To have failed to solve the problem of producing goods would have been to continue man in his oldest and most grievous misfortune. But to fail to see that we have solved it, and to fail to proceed thence to the next tasks, would be fully tragic."

Mijn verlangen om voor een paar tientjes naar Portugal te kunnen vliegen is groot. Het verlangen van ouders en kinderen naar wakey wakey is na een succesvolle reclamecampagne misschien ook wel groot. Maar of we er aan het einde van de dag nog op vooruit gaan, valt te bezien. Dít vijftig jaar geleden inzien is de verdienste van The Affluent Society geweest.  Dit blijven uitdragen, zal de taak van GroenLinks blijven.