Al deze tekorten zijn goed nieuws voor de werknemers van de oude industrie, zal je denken. Als zij de vacatures opvullen, slaan we toch twee vliegen in één klap? Nee, zo simpel is het niet. Werknemers in de oude industrie kunnen niet van de ene op de andere dag aan de slag gaan in de duurzame sector. De SER wijst op de uitdaging dat de opleidingseisen in de nieuwe economie hoger zijn. Ook neemt de vraag toe naar specifieke specialisaties. Om weer terug te gaan naar het eerdere voorbeeld: wie warmtepompen of zonnepanelen wil installeren, moet daartoe wel de juiste technische kennis hebben en ervaring hebben met nieuwe ICT-toepassingen. Maar ook de zogenaamde soft skills worden belangrijker in de nieuwe economie. Denk aan klantcontact, planning en samenwerking. Of zoals de SER dat treffend verwoordt: “De toepassing van nieuwe technologieën verandert niet alleen het werk, maar ook het sociale verband waarin dat gebeurt.” Kortom, er wordt veel verwacht van het aanpassingsvermogen van werknemers. Een deel van de werknemers ziet dat mogelijk als kans, maar dat zal zeker niet voor iedereen gelden. Uit de eerder aangehaalde enquête komt immers een beeld naar voren dat er over het algemeen tevredenheid is met het huidige werk.
Dat de transitie op papier goed kan gaan, laat de actuele casus van de sluiting van de kolencentrales zien. Vijf jaar geleden ging de deur dicht van twee kolencentrales op de Maasvlakte. En sinds enkele jaren is ook de Hemwegcentrale in Amsterdam niet actief meer. Bij de sluiting van de genoemde centrales ging een relatief grote groep werknemers met vervroegd pensioen. Anderen vonden met begeleiding of op eigen kracht een nieuwe baan bij dezelfde werkgever of bij een ander bedrijf. Bij de sluiting van de Hemwegcentrale werd een ‘kolenfonds’ opgericht om de transitie in goede banen te leiden. Dit pakte goed uit. Anticiperend op de volgende vier centrales die gaan sluiten, is eigenlijk een nationaal kolenfonds nodig. De FNV is daar een groot voorstander van. Zij wil terecht voorkomen dat bij iedere sluiting opnieuw moet worden gevochten voor een ruim transitiefonds.
Op papier lijkt de sluiting van de kolencentrales een grotendeels succesvolle transitie te zijn geweest. Op papier… want wie beter kijkt, ziet ook een andere realiteit. Wat deze casus namelijk laat zien, is dat het vooral de technisch goed opgeleide en ervaren werknemers waren die een nieuwe plek vonden. Wie minder ervaring had of minder hoog was opgeleid, had dus een grotere kans om buiten de boot te vallen. Hier tekent zich een oneerlijke tweedeling af. Wat daarbij meespeelt, volgens de SER, is dat er in de regio niet altijd voldoende geschikt werk voorhanden is en dat de arbeidsvoorwaarden slechter zijn dan in de fossiele sector. En hoewel de groep die onvrijwillig thuis kwam te zitten relatief klein was, betekent dit voor eenieder die dit overkomt groot leed. Dat brengt ons terug bij de waarde van werk. Naast inkomenszekerheid, het leveren van een maatschappelijke bijdrage en persoonlijke groei, wees de WRR terecht op het element ‘zelfrespect’. Zoals ik al zei: wie onvrijwillig z’n werk verliest, raakt een deel van zichzelf kwijt. Dus iedere werknemer die noodgedwongen afvloeit en er geen goede baan voor terugkrijgt, is er één teveel.
In de Tegenlicht-documentaire De nieuwe elite spreekt de vakbondsman van Tata Steel, Roel Berghuis, namens de werknemers in de hoogovens. Op de vraag of het verdriet doet dat Tata Steel zo onder vuur ligt, antwoordt hij resoluut dat de werknemers zich voelen weggezet en dat ze tekort worden gedaan. Terecht is er sprake van trots. In een volgend shot zie je twee glunderende mbo-studenten tussen de kolkende massa gesmolten staal staan. Ze volgen een interne opleiding bij de bekende staalfabriek. Ze vertellen dat er een gouden toekomst op hen wacht. Want mede onder druk van de werknemers en de vak- en milieubeweging is Tata Steel inmiddels niet meer in afwachting van wat gaat komen. Hier wordt nu proactief gewerkt aan een groene toekomst. Er worden plannen gesmeed om windmolens te produceren op basis van windenergie en de verwachtingen zijn hooggespannen over de mogelijkheden van groene waterstof als vervanging voor de vervuilende steenkool in het productieproces.
Maar hoe zit dat met de werknemers die werken bij de raffinaderij van Shell Pernis? Hier is geen sprake van ombouw, maar afbouw. Wat is hier het geboden perspectief? En hoe zien de werknemers die hier werken hun eigen toekomst voor zich? De komende maanden gaan de wetenschappelijke bureaus van de PvdA en GroenLinks in gesprek met de werknemers in de zware industrie en hun vertegenwoordigers. We willen weten wat hun wensen, mogelijkheden, dromen en zorgen zijn. Want alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat de industriële transitie een transitie wordt die van en voor iedereen is.
Reacties
09 mei 22
T.M. Tieleman
Twee belangrijke punten…
Twee belangrijke punten krijgen naar mijn gevoel veel te weinig aandacht. .
1. Voorspelling van de technologische ontwikkeling. Bijvoorbeeld de opkomst van PVT-panelen ( Photo Voltaisch Thermisch ) en de strategische opties die daaruit kunnen voortvloeien. Ander voorbeeld: volledig circulaire tuinbouwkassen. De geschiedenis biedt ook vele voorbeelden.
2. De invloed van de regie en het stimuleringspotentieel van de overheid als de nood aan de man komt. Zie voor voorbeelden o.a. het boek "Waarom de geallieerden (WW2) wonnen."