Supermarktisering en de opkomst van de middenklasse

Buenos Aires heeft circa 25 jaar van hyperglobalisering achter de rug. Eén van de domeinen waar de effecten hiervan sterk zichtbaar worden, is die van de voedselconsumptie en -productie. Neem de snelle supermarktisering: terwijl in 1990 het aandeel van supermarkten in totale voedselverkoop nog 35 procent was, was dit in 2002 al 57 procent en ligt dit percentage op dit moment rond de 75 procent.

Deze ontwikkeling loopt parallel aan de opkomst van een grote middenklasse in Buenos Aires, een groep die in Argentinië zo'n zeventig procent van de bevolking uitmaakt. Deze groep kreeg een hoger inkomen te besteden, maar besteedde daarvan een steeds kleiner percentage aan voedsel (synchroon met de Wet van Engel). Op dit moment gaat twintig procent van het besteedbaar inkomen in Argentinië naar voedsel. Ter vergelijking: in Nederland is dit percentage elf procent, maar in Kenia bijvoorbeeld 45 procent.

Deze middenklasse lijkt kwetsbaar te zijn voor de negatieve externe effecten van de transformaties van voedselmarkten. In de loop der jaren zijn de gevolgen van globaliserende voedselmarkten ruimschoots bekend geworden: alleen al in Nederland wordt er dagelijks campagne gevoerd om gezondheidsrisico's (obesitas, hart- en vaatziekten, etc.) milieuschade (o.a. de afbreuk van biodiversiteit) en slechte arbeidsomstandigheden te voorkomen.

In dit artikel behandel ik dergelijke risico's in relatie tot Buenos Aires, met een focus op het onderliggende proces van vervreemding dat de voedselconsument doormaakt. In relatie tot voedselconsumptie moet er bij het begrip vervreemding gedacht worden aan het toenemen van de afstand tussen de consument en het product.

Dat is een fysieke afstand, hetgeen betekent dat de productie letterlijk ver weg van de consument gebeurt. Maar nog veel meer is het een cognitieve afstand, waarbij zowel kennis over voedsel als vaardigheden om voedsel te kunnen beoordelen achterblijven.

Vervreemding en 'selectief protest'

Het contrast is groot. Groentemannen, slagers en kruideniers moeten zich in alle bochten wringen om de concurrentie met de supermarkten aan te kunnen en vaak werkweken van meer dan zestig uur maken. Tegelijkertijd lijkt de hoeveelheid aandacht die consumenten aan voeding besteden af te nemen in Buenos Aires naarmate ze een kleiner percentage van hun inkomen aan voedsel besteden.

Het kopen en eten van voedsel lijkt een grijze activiteit te worden in het dagelijkse consumptiepatroon: zowel uit de door mij afgenomen enquêtes als interviews blijkt dat in het algemeen er zoveel mogelijk voedsel gekocht moet worden met zo min mogelijk geld in zo min mogelijk tijd.

In Buenos Aires maken de consumentenorganisaties zich grote zorgen over de gevaren van grote voedselketens voor de consument. Zo voert het Ministerie van Gezondheid, in samenwerking met enkele NGO's, een campagne voor het reduceren van hoeveelheden zout, maakt de Consumentenbond zich sterk voor transparantie van voedselprijzen en houden diverse kleine organisaties zich bezig met de risico's van onder andere alcohol, tabak en transvetten.

Opmerkelijk is de eenduidige klacht van deze NGO's dat ze weinig riemen hebben om mee te roeien: het bedrijfsleven werkt maar beperkt mee aan partnerprojecten en op zowel financieel als politiek gebied ontbreekt er steun vanuit de regering.

Hoe staat de consument hier zelf in? Is er in Buenos Aires een 'bewuste' consument aan het ontstaan die de negatieve effecten van globaliserende markten inziet? Dit gaat slechts gedeeltelijk op. In het huidige linkse politieke landschap wordt de voedselindustrie vanuit een neo-Marxistisch perspectief bekritiseerd: het zijn de grote multinationals die er van langs krijgen, geïllustreerd door de ook hier aanwezige protestmarsen tegen internationale zondebok Monsanto.

De kritiek op Monsanto richt zich voornamelijk tegen hun uitbuiting en zelfverrijkingspraktijken. Een verklaring hiervoor geeft het recent verschenen boek Dignifying Argentina van Eduardo Elena, waarin hij beschrijft hoe de huidige massaconsumptie zijn oorsprong heeft in het klassieke Peronisme van de jaren vijftig.

In deze periode vochten Peron en zijn aanhangers voor een sociaal evenwichtig systeem aan de hand van concepten als 'levensstandaarden' en 'vida digna' (waardig leven). Het Peronisme straalde door naar de massaconsumptie in de vorm van een pleidooi voor eerlijk en betaalbaar voedsel voor de massa, een visie die nog altijd breed gesteund wordt in Argentinië.

Het kritische in de 'bewuste' consument zit hem dan ook voornamelijk in het politiek-economische element van eerlijke prijzen en het voorkomen van uitbuiting. NGO's geven eenduidig aan dat boodschappen over de gezondheidsrisico's van 'gemakkelijk voedsel' niet of nauwelijks aankomen bij de consument.

Illustratief voor deze 'selectieve verontwaardiging' over voedsel is de perceptie over genetisch gemodificeerd voedsel (GM). Argentinië kent een lange geschiedenis inzake GM: het was één van de eerste zes landen die genetische modificatie als productiemethode inzette en sinds de eerste genetische gemodificeerde sojaboon in 1996 verscheen heeft GM zich als een olievlek over Argentinië verspreid.

In Argentinië (in tegenstelling tot Europa) is het voor fabrikanten niet verplicht om de productiewijze te vermelden op het etiket. Zodoende is het onzichtbaar in de supermarkten van Buenos Aires dat vrijwel alle maïs- en sojaproducten sporen van genetische modificatie bevatten of dat de uitgestrekte vlaktes ver buiten Buenos Aires overheerst worden door grootschalige landbouw met genetische modificatie als productiemethode.

De International Food Information Council (IFIC) kwam er in 2007 in de Verenigde Staten al achter dat slechts één procent van de respondenten aangaf de biotechnologische productiemethoden terug te willen zien op de verpakking van de producten. Uit interviews met zowel consumenten als consumentenorganisaties blijkt dat het percentage in Buenos Aires niet veel hoger zal liggen.

De consument weet dus niet alleen weinig af van genetische modificatie, maar lijkt er ook niet van af te willen weten. Waar de mogelijke gevaren van GM voor volksgezondheid en milieu de afgelopen jaren steeds zichtbaarder worden, blijft de opstand tegen GM voornamelijk politiek gekarakteriseerd.

Selectief protest: terwijl de supermarktkarren vol liggen met genetisch gemodificeerd voedsel, richt het protest tegen GM zich uitsluitend op enkele voorbeelden.

Mogelijke verklaringen

Wat veroorzaakt deze apathische houding tegenover de inhoud en productiemethoden van voedsel? Femke Halsema beschreef in Geluk dat in Nederland tegelijkertijd een cultuur is opgetreden van haast en hyperconsumptie. Terwijl consumptie een steeds belangrijker onderdeel lijkt te worden van onze identiteit, lijken we in een dusdanig hoog tempo te leven dat de echte aandacht voor wat we kopen ontbreekt.

De aandacht verslapt terwijl die juist extra noodzakelijk wordt in een globaliserende wereld. Hetzelfde beeld lijkt bevestigd te worden in Buenos Aires, waar de voorzitter van de Consumentenbond zonder blikken of blozen zegt dat er in Buenos Aires geen cultuur bestaat van kritisch en gezond consumeren.

In één van de weinige pogingen om de vaardigheden van consumenten onder de loep te nemen beschreven de Canadese sociologen JoAnn Jaffe en Michael Gertler hoe een proces van 'deskilling' (het afbreken van essentiële vaardigheden om een kwalitatief goed dieet samen te stellen) van consumenten optreedt in de Verenigde Staten, waar de voedselindustrie, claimend dat ze inspelen op de stijgende vraag naar 'gemakkelijk voedsel', consumenten manipuleert in opvattingen over wat de belangrijke dimensies van kwalitatief goed voedsel zijn.

Jaffe en Gertler betogen dat zowel de kennis van consumenten over hun voedsel als het vermogen om informatie over hun producten goed te kunnen evalueren afneemt. Dit onderzoek is weliswaar in Amerika uitgevoerd, maar kan gemakkelijk opgeschaald worden naar een grootschalig geïndustrialiseerde voedselmarkt waarbinnen mensen een ideaalbeeld van de homo economicus, die door ratio zelf zijn nut kan maximaliseren, voorgehouden wordt.

Verder beschrijft socioloog Zygmunt Bauman in het boek Consuming Life hoe in 'vloeibare tijden' consumenten steeds meer moeite hebben hun identiteit te ontlenen aan hun consumptiegedrag en daardoor makkelijk te manipuleren zijn door designers en reclame. Het beeld van Jaffe, Gertler en Bauman samengevoegd geeft ons stof tot nadenken over de autonomie van de consument in geglobaliseerde voedselmarkten.

Tot slot: hoe nu verder?

Waar gaat dit eindigen? Nog altijd groeien supermarkten in Buenos Aires stevig door, terwijl de groeiende middenklasse er zich weinig druk over lijkt te maken. Consumentenorganisaties geven eenduidig aan dat fabrikanten bijzonder veel invloed hebben op de manipulatie van consumenten, zeker gezien de geringe vraag naar transparantie en de weinig kritische houding van de media. Halsema had gelijk; de combinatie van haastcultuur en hyperconsumptie is gevaarlijk voor essentiële factoren van welzijn.

In Argentinië lijdt 42 procent van de volwassen bevolking aan hypertensie als gevolg van te hoge zoutconsumptie en is het aantal inwoners met obesitas van 2005 tot 2009 met maar liefst zes procent toegenomen, waarbij de uitvoerende onderzoekers direct de relatie legden met veranderingen in voedselgewoontes en levensstijlen. De concrete medische urgentie van vervreemding is dus al zichtbaar.

Ondertussen besef ik dat dit een structuralistisch betoog is en dat ik geen recht doe aan de initiatieven van consumenten als reactie op de veranderende voedselmarkten. Ook in Buenos Aires zijn namelijk duurzame initiatieven ontstaan, zeker tegen de massale vleesproductie. Deze initiatieven karakteriseren een opstand tegen de golf van industrialisering in.

Tegelijkertijd is het belangrijk dat we ons niet verschuilen achter initiatieven in de marge en zal de aandacht moeten liggen bij de structurele factoren. Wereldwijd zijn steden in rap tempo hun voedselmarkten aan het openen en de vraag blijft of de inwoners hier klaar voor zijn. Er is daarom op meerdere vlakken verandering nodig. Een beleid van de Argentijnse overheid dat zich niet alleen richt op het voorkomen van medische klachten door richtlijnen op te leggen aan producenten, maar nog meer op voorlichting richting consumenten.

Tegelijkertijd is er ook verandering vanuit de consument zelf nodig om een kritischere opstelling te ontwikkelen tegenover hetgeen ze consumeren, een verandering die overigens niet alleen in Buenos Aires gewenst is. Deze ontwikkeling, die gerust een cultuuromslag genoemd mag worden, zal bijzonder veel tijd in beslag gaan nemen, maar is daarom niet minder noodzakelijk.