Nieuwe bewegingen naar waarde schatten met oude categorieën is niet zonder risico, want elke tijd baart haar eigen kinderen. En ook het kleven van algemene etiketten op specifieke bewegingen kan leiden tot een clichématige omschrijving, wat bovendien toelaat ze makkelijker aan de kant te schuiven.

De vraag is dan ook of deze twee methodes hanteren wel de beste wijze is om te komen tot een adequate beschrijving van de kracht en waarde van de Transition Towns, de transitiebeweging, die van onderuit streeft naar een levenswijze die duurzamer is en dus minder olieafhankelijk.

Anarchisme?

En toch is dat precies wat Dick Pels doet in zijn bespreking van de transitiebeweging in De Groene Amsterdammer (4/4). De titel maakt dit al meteen duidelijk: ‘Radicale anarchie in de Hobbitstee. De Transition Towns-beweging als praktische religie’. De toon is meteen gezet, van een onbevangen lectuur is geen sprake meer.

Wat de eerste methode betreft bijvoorbeeld: het artikel begint niet met een inleiding over de transitiebeweging, maar wel met een korte uitweiding over het anarchisme, waarbij meteen gewezen wordt op haar zwakke en negatieve punten (de weigering om samen te werken met staat en politiek, anarchisten zijn eenmaal aan de macht even erg als de communisten). Een intro waarna Pels meteen al de nieuwe bewegingen die de laatste jaren ontstonden – zoals de Occupy Movement en de transitiebeweging - zonder al te veel argumentatie bestempelt als anarchistisch.

De relevante vraag blijft of we zomaar al die nieuwe bewegingen van de 21ste eeuw kunnen beschrijven of begrijpen door ze te kaderen in een ideologie (het anarchisme) die vorm kreeg in de 19de eeuw. Is het niet vruchtbaarder om de transitiebeweging te situeren in de huidige maatschappelijke en politieke context, waardoor een aantal zaken die Pels aanduidt als zwakheden, juist heel logisch en misschien als de kracht van de nieuwe beweging in het licht komen te staan?

Want is het vandaag de dag niet juist logisch én hoopvol dat er terug bewegingen van onderuit ontstaan, mensen die hun toekomst in handen willen nemen zonder meteen alle verantwoordelijkheid bij de politici te leggen. Het is vanuit deze vraag dat de Transitiebeweging op een vruchtbare wijze bevraagd kan worden. Als startpositie kunnen we, vanuit de hedendaagse context, de transitiebeweging omschrijven als een prepolitieke beweging in postpolitieke tijden.

Postpolitiek

De term ‘postpolitiek’ behoeft waarschijnlijk weinig uitleg: de voorbij decennia hebben de meeste politieke partijen veel van hun ideologische pluimen gelaten en zijn ze verworden tot grijze centrumpartijen die het land niet langer (be)sturen maar zich tevreden stellen met een poging de boel te beredderen. In de publieke ruimtes gedomineerd door commerciële media is er weinig ruimte voor ideologische debatten.

Men hoeft dus geen anarchist te zijn om tot de conclusie te komen dat het voor een nieuwe beweging, en zeker voor een beweging die staat voor transitie (een diepgaande systeemverandering), niet echt slim is haar hoop in de eerste plaats te leggen bij het huidig partijpolitiek systeem. En dit geldt zeker voor de aanpak van (grensoverschrijdende) ecologische problemen. Het onvermogen van de nationale en wereldleiders om tot een daadkrachtige overeenkomst te komen op de recente RIO+20-conferentie heeft dit nog maar eens aangetoond.

We kunnen ons in deze postpolitieke tijden dus de vraag stellen waar burgers, en vooral de jongere generatie, nog ideologische kaders aangereikt krijgen die hen toelaten om maatschappelijke evoluties in een breder kader kritisch te bekijken? Uit gesprekken met de vakbonden in België is alleszins gebleken dat met de val de Muur ook de lessen in ideologie geschrapt werden uit het vormingspakket voor hun leden. En ook bij de opvolgers van de volkshogescholen uit de jaren 1970 ligt ‘werken aan jezelf’ beter in de markt dan pakweg een ‘inleiding tot het anarchisme’.

Met deze analyse is niet aangegeven dat een postpolitieke tijd te verkiezen valt, integendeel. Maar als bewegingen ‘kinderen van hun tijd’ zijn, valt het te verwachten dat ze in een eerste fase gebruik maken van wat in hun omgeving (al dan niet) voorhanden is, van de inhoudelijke kaders die ze (al dan niet) aangereikt krijgen.

Alarmisme?

Maar nu over tot de tweede methode die Dick Pels hanteert: het op basis van weinig argumentatie  kleven van bepaalde etiketten op de transitiebeweging met bijna steeds een negatieve betekenis: we bespreken er kort drie.

Ten eerste zijn volgens Pels de aanhangers van de Transitiebeweging ‘alarmisten’: ze slaan ‘alarm’ omdat ze onze samenleving bedreigd zien door ecologische crises zoals de klimaatwijziging, iets wat volgens Pels totaal overdreven is. Als Rob Hopkins, de inspirator van de Transition Towns schrijft: ‘We moeten koste wat het kost onder de grens van de twee graden opwarming blijven, want anders zijn de gevolgen catastrofaal’ dan omschrijft Pels dit als ‘paniekzaaierij’. Die term doet toch wel de wenkbrauwen fronsen.

Maar het laat ook toe om duidelijk te zijn: als ‘alarmist’ zijn betekent de analyses over klimaatwijziging of schaarser wordende fossiele energie en grondstoffen ernstig te nemen, dan hoort ondergetekende zeker en stellig tot deze groep. En hiervoor hoef je niet alleen je informatie te halen uit rapporten van organisaties die louter uit de groene hoek komen, zoals Greenpeace of Friends of the Earth.

Ook wetenschappelijke en officiële instanties zoals onder meer het International Panel on Climate Change (IPCC), de OESO, het Europees MilieuAgentschap (EEA), allemaal wijzen ze erop dat we voor grondige systeemwijzigingen staan waarop we ons niet alleen ten gronde, maar tevens zo snel mogelijk op moeten voorbereiden. En ook uit een bevraging van tweehonderd multinationale ondernemingen blijkt dat klimaatwijziging op nummer 1 staat als het meest urgente en meest bedreigende probleem!

Het is vreemd om diegenen die deze informatie ernstig nemen, te bestempelen als ‘alarmist’. Is het mogelijk dat Pels, door als socioloog alle kennis op te vatten als een ‘sociale constructie’, de inhoud van alle wetenschappelijke rapporten weg relativeert als louter te negotiëren kennis?

Uiteraard is wetenschappelijke kennis geen objectieve waarheid, wordt wetenschappelijke kennis gecreëerd binnen specifieke paradigma’s door wetenschappers met welbepaalde mens- en wereldbeelden, maar als een zeer grote groep wetenschappers wereldwijd tot de conclusie komt dat het met het klimaat uit de hand loopt, de biodiversiteit onwaarschijnlijk snel naar beneden duikt, de grondstoffenschaarste onze economie bedreigt, … dan kan een redelijke mens toch niet anders dan … alarm slaan?

Tenzij het niet langer redelijk is te veronderstellen dat wetenschap de beste methode is waarover we als mensheid beschikken om te komen tot betrouwbare kennis.

Terwijl Dick Pels de transitiebeweging als alarmisten bestempelt omdat ze de boel overdrijven, zijn er bedrijven die een even radicale strategische analyse maken en er hun langetermijnbeleid op afstemmen (zoals de metaalverwerker Umicore in België).

Pels verwijt de transitiebeweging dat ze te ver gaat door bijvoorbeeld te spreken van een maatschappij verslaafd aan olie, en dat afkicken geen makkelijk proces is, ook op persoonlijk vlak. Wie even op een rij zet waarvoor we in ons dagelijks leven allemaal olie nodig hebben, zal snel tot de vaststelling komen dat een samenleving met veel minder olie meer zal vergen dan louter wat energie-efficiëntere productie en consumptie.

Het gegeven van consumptieverslaving in onze samenleving is trouwens door heel wat mensen goed beschreven, en het valt ook makkelijk uit de cijfers te halen. Zoals bijvoorbeeld Tim Jackson toont in zijn boek ‘Welvaart zonder Groei’, hadden de Britse gezinnen begin jaren 1990 tezamen een spaarpot met een waarde van ongeveer 10% het BBP. In 2008, aan het begin van de financieel-economische crisis, hadden de Britse gezinnen niet alleen al dit spaargeld opgesoupeerd, maar daarbovenop een private schuld opgebouwd ter waarde van heel het jaarlijkse BBP!

Als samenleving terugkeren naar een duurzaam evenwicht tussen private consumptie en sparen, lijkt me inderdaad een serieuze trendbreuk, en een grote groep zal inderdaad heel concreet moeten afkicken van funshoppen. Om dit ‘alarmdeel’ af te sluiten: men kan Dick Pels tegenwerpen dat de Transitiebeweging zowat de enige maatschappelijke beweging is die de ernst van de gegevens over de ecologische crisis omzet in een antwoord dat even radicaal is als de uitdaging. Wat van de wereldleiders op de RIO +20 conferentie dus niet gezegd kan worden.

Ecospiritualiteit

Over tot het volgende etiket: sommige leden en delen van de transitiebeweging zijn volgens Dick eerder in de New Age beweging te situeren dan dat ze serieus bezig zijn met maatschappelijke verandering. Het zijn spiritualisten die niet van deze wereld zijn, ze dromen van een Hobbitstee. Misschien is de situatie in Nederland sterk verschillend van België, maar in eigen land zijn de meeste leden van de transitiebeweging nuchtere stedelingen, die vooral samen heel concrete projecten opzetten.

Pels creëert een foute perceptie door in een algemene bespreking van de transitiebeweging sterk te focussen op de kleine groepen die belang hechten aan ecopsychologie en ja, ook ecospiritualiteit. Wat dat laatste betreft: wat is er problematisch aan dat in een pluralistische beweging sommige mensen en groepen zich focussen op de verhouding tussen de mens en de natuur en daar op zoek gaan naar spirituele antwoorden? Zonder zelf positie te kiezen, kan men deze keuze op redelijke wijze naar waarde schatten.

Reeds in de jaren 1980 formuleerde de bekende Gentse filosoof Leo Apostel als gezaghebbend atheïstisch filosoof de onderzoeksvraag naar ‘wereldbeelden’, en  verdedigde hij samen met Jaap Kruithof de zoektocht naar een ‘atheïstische religiositeit’ (waarbij deze laatste term niet verward mag worden met ‘godsdienstigheid’). In deze ‘postseculiere tijden’, zoals Jürgen Habermas onze tijd omschrijft, zal een grote grensoverschrijdende milieubeweging bestaan uit atheïsten, agnosten en gelovigen.

Het is niet duidelijk wat daar problematisch aan is, zolang die beweging op open democratische wijze haar doelstellingen en werkwijzen bediscussieert en beslist. En de transitiebeweging is net basisdemocratisch en transparant- je kan zowat alles volgen van de transitiegroepen in België via de sociale media.

Veerkracht

Zo kom ik tot het laatste etiket dat Pels, opnieuw te snel, kleeft op de Transitiebeweging. Een centraal begrip dat deze beweging hanteert is ‘veerkracht’: het vermogen van een systeem om schokken op te vangen, structuur en functionaliteit te behouden in tijden van verandering. Voor Pels heeft veerkracht ‘een onmiskenbaar conservatief en nostalgisch trekje’.  Een vreemde conclusie over een begrip dat uit de wetenschappelijke wereld komt (o.m. uit de systeemecologie).

De vraag is ook wat Pels wil: een niet-veerkrachtige samenleving die bij plotse schokken uit elkaar valt, niet in staat is hier gepast op te reageren? Het probleem is dat Pels het begrip veerkracht onvoldoende kent. Want veerkracht is geen conservatief maar juist een progressief begrip! Het verwijst niet naar een statische samenleving waar niets mag bewegen en men alles halsstarrig wil bewaren, maar naar een dynamische samenleving die heel bewust en actief bezig is met de toekomst voor te bereiden, een maatschappij die haar kinderen een zekere toekomst wil garanderen.

Uiteraard heeft Dick Pels in zijn bespreking ook oog voor de positieve punten van de transitiebeweging, zoals haar collectieve vindingrijkheid en aanstekelijk praktisch idealisme. Hij geeft een aardige opsomming van de waaier aan activiteiten die de transitiebeweging heeft voortgebracht. Maar deze punten worden meer dan ontkracht door de hoger beschreven werkwijzen. Pels zoekt naar elke zwakke plek die de kersverse beweging heeft, en uiteraard zijn er heel wat te vinden.

Een meer vruchtbare benadering zou echter vertrekken vanuit de omgekeerde positie: zonder blind te zijn voor heel wat kinderziektes, is het zaak de sterke punten van de beweging te onderschrijven en te kijken hoe we die kunnen versterken. Want het is begin 21ste eeuw ook nodig om duidelijk positie te kiezen als intellectueel. Je kan op veilige afstand de boel beschrijven en vooral de zwakke plekken uitvergroten.

Of je zou kunnen nagaan hoe je deze beweging kan versterken door concrete voorstellen te formuleren waar de mensen uit de transitiebeweging zich gesterkt door voelen. Want wie gelooft dat de ecologische crisis reëel is, beseft dat er nood is aan een sterke maatschappelijke beweging.

Misschien is het daarom goed in het volgende citaat van Pierre Bourdieu de term sociaal te updaten naar sociaalecologisch: ‘De sociale geschiedenis leert dat er geen sociale politiek is zonder een sociale beweging die in staat is ze op te leggen.’ Het zou tot een andere bespreking van de transitiebeweging leiden.

Want de transitiebeweging krijgt vorm in postpolitieke tijden waardoor het lijkt alsof ze geen politieke beweging is of machtsverhoudingen in vraag zou stellen. Dat doet ze echter wel als prepolitieke beweging, die de contouren schetst van dé sociaalecologische kwestie van de 21ste eeuw. Ze behoort dan ook niet tot het anarchisme, maar bouwt mee aan het ecologisme.