Recensie
'Groeit ze goed?' Het is een van de meest gestelde vragen aan jonge ouders. En natuurlijk willen we dat onze baby's goed groeien. Groei is goed, stilstand is fout. En niet alleen als het om onze kinderen gaat. Iedereen wil zich ontwikkelen, verder komen, persoonlijke groei doormaken. Stagnatie zien we als gezapigheid, saaiheid, als meer van hetzelfde. Elk jaar willen we iets meer verdienen, onze bankrekening zien we het liefst groeien en elk nieuw huis moet groter zijn dan het vorige.
In zijn boek Einde aan de groei heeft Richard Heinberg (van het Post Carbon Institute) dan ook een vervelende boodschap voor ons groeiverslaafden: het is over en uit met de economische groei zoals we die kennen. Zijn boek verschijnt bijna veertig jaar na Grenzen aan de groei (1972) van de Club van Rome. Toen al was de boodschap dat de economie tussen 2010-2050 zou stagneren. Maar met nog tientallen jaren van economische voorspoed voor de boeg werd die boodschap in een ver hoekje van ons collectieve geheugen weggestopt.
Ondanks de kredietcrisis van 2008, de eurocrisis en de wereldwijde economische recessie is het nog steeds moeilijk voorstelbaar dat er een definitief einde zou kunnen komen aan de groei. Wereldleiders doen er vooralsnog alles aan de weg naar groei terug te vinden, maar volgens Heinberg is dat zinloos.
Hij wijst op drie factoren die onherroepelijk tot het stokken van de economie zullen leiden:
- Het opraken van natuurlijke hulpbronnen als fossiele brandstoffen en delfstoffen;
- Het toenemen van de milieuschade die voortkomt uit zowel de winning als het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- Het falen van onze financiële en monetaire systemen.
De kleren van de keizer
De kredietcrisis van 2008 is een kantelpunt geweest. We zijn toen op de grenzen van onze schuldeneconomie gestuit, maar ondanks grote woorden over hervorming van de financiële sector is er niets fundamenteels veranderd. Heinberg beschrijft hoe onze financiële en monetaire systemen in de loop der tijd volledig zijn losgezongen van de reële economie: ze zijn dankzij duizelingwekkende speculaties gebaseerd op schuldenbergen die niet meer in verhouding staan tot hun onderpanden.
Zoals de tophypotheek die bij lange na niet wordt gedekt door de waarde van de woning. Langzaamaan is onze economie veranderd in een grote zeepbel. Zolang we groeien is dat geen probleem, omdat de rente dan kan worden opgevangen door de groei, maar als de boel in elkaar stort, wordt duidelijk dat de keizer geen kleren aanheeft.
Het Antropoceen
Energie is naast geld een cruciale factor voor het functioneren van onze economie. Zonder energie geen economie, aldus Heinberg. Hij loopt een voor een de fossiele brandstoffen af waar onze economie op draait, om telkens te concluderen dat het einde in zicht is. Met andere woorden: voor de meeste brandstoffen geldt dat het hoogtepunt, de piek in winning, is bereikt en toekomstige winning steeds meer energie zal kosten.
Dat betekent dat de prijzen de pan uit zullen rijzen, ook omdat de wereldwijde vraag voorlopig toeneemt vanwege de 1,3 miljard Chinezen en de 1,2 miljard Indiërs die staan te trappelen om in auto's te rijden en vliegreizen te maken.
Niet alleen voor fossiele brandstoffen zijn de hoogtijdagen voorbij. Er liggen ook problemen in het verschiet voor onze water- en voedselvoorziening, minerale grondstoffen en metalen. Heinberg put zich uit in voorbeelden en verklaringen om te laten zien wat er misgaat, maar het komt er op neer dat we in de afgelopen honderd jaar op een zo efficiënte, intensieve en grondige wijze rijkdommen aan de aarde hebben onttrokken, dat deze nu uitgeput raakt.
Zo is de graanproductie binnen honderd jaar met 500 procent toegenomen. Maar de vruchtbaarheid van de grond is afhankelijk van kunstmest die wordt gemaakt van fosfaat, een mineraal dat langzaamaan opraakt. Intensieve landbouw is bovendien afhankelijk van enorme hoeveelheden zoet water. Landbouwirrigatie is in de Verenigde Staten goed voor 31 procent van het totale zoetwaterverbruik. Het kweken van een enkele perzik in Californië kost 537 liter water. En als we in het huidige tempo doorgaan met vis vangen, dan zijn de zeeën in 2048 leeggevist.
De grenzen van de aarde komen volgens Heinberg ook op een andere manier in zicht. De groeiende wereldbevolking en de concentratie van mensen in steden zorgen ervoor dat we kwetsbaarder zijn voor rampen.
Bovendien voorziet Heinberg een toename van milieuproblemen als gevolg van de manier waarop we leven: de verzuring van oceanen, de effecten van klimaatverandering die ons nog staan te wachten en de afname van de biodiversiteit waardoor we voor de mens waardevolle planten en dieren verliezen. De impact van de mens op de aarde is zo groot geworden dat je zou kunnen stellen dat we een nieuw geologisch tijdvak zijn binnengetreden: het Antropoceen.
Het nieuwe zwarte goud
Maar hoe zit het dan met technologische innovatie? Kan die de economische groei niet blijven voortstuwen? Heinberg besteedt door het boek heen consequent aandacht aan deze vraag en onderzoekt of er substituten te vinden zijn voor de oprakende grondstoffen. Zijn conclusie is telkens weer dat de duurzame alternatieven die er zijn niet kunnen tippen aan de oude vieze als het gaat om prijs en energieopbrengst.
De makkelijk winbare en dus goedkope olie van de afgelopen honderd jaar heeft relatief zoveel energie opgeleverd en zo'n economische groeispurt mogelijk gemaakt, dat we een nieuw zwart goud zouden moeten vinden om het huidige niveau van groei vol te kunnen houden. Dat zwarte goud is nog niet ontdekt.
Opvallend is dat Heinberg ondanks zijn pessimisme over de mogelijkheden van technologische innovatie in een later hoofdstuk verwijst naar een 'grondig onderzochte techniek om CO2 uit de atmosfeer te verwijderen door de bodem te verbeteren – bij uitstek een win-winoplossing' (p. 301). Maar Heinberg zou waarschijnlijk betogen dat dergelijke technieken waardevol zijn, maar dat we er ons huidige groeiniveau niet mee kunnen handhaven.
Ontkoppeling is volgens hem ook geen haalbare kaart – het idee dat je economische groei zou kunnen hebben zonder een toename van CO2-uitstoot. Het aandeel duurzame energie is simpelweg te klein. Bovendien leidt een toename van efficiency vaak tot het zogeheten rebound effect: mensen maken met hun energiezuinige en dus wat betreft verbruik goedkopere auto meer kilometers dan ze met hun energieverslindende auto zouden hebben gedaan, waarmee de milieuwinst teniet wordt gedaan.
Eigen boontjes doppen
Heinberg laat zijn lezers niet in volledige wanhoop achter. Als we op tijd beginnen met de transitie naar een economie zonder groei, dan hoeft onze beschaving niet ten onder te gaan aan oorlogen over voedsel en water, klimaatrampen en grootschalige werkloosheid, dakloosheid en armoede.
In de laatste paar hoofdstukken doet hij suggesties voor een 'gecontroleerde' krimp en schetst hij de contouren van een nieuw soort economie. Maar dat is niet altijd een aanlokkelijk beeld. Zo lees ik dat ik net als mijn verre voorouders weer een zelfvoorzienend bestaan moet gaan opbouwen: mijn eigen voedsel verbouwen en mijn eigen kleding maken. Ook het idee dat overal coöperaties voor moeten worden opgericht, in plaats van bedrijven, roept bij mij vooral het beeld op van eindeloos veel overleg.
Heinberg komt naar het einde van zijn boek toe met meer voorstellen die ik moeilijk op waarde kan schatten. Zo pleit hij als oplossing voor de schuldencrisis voor een 'jubeljaar' waarin ieders schulden worden kwijtgescholden. Daarna zouden we volgens hem moeten omschakelen naar een nieuw geldsysteem van lokale valuta, die bijvoorbeeld staan voor een aantal uren werk of een hoeveelheid voedsel.
Mijn twijfel en scepsis betekenen misschien dat ik onvoldoende bereid ben mijn 'levensstijl en de onderliggende structuren van onze samenleving te veranderen' (p. 303). De uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien zijn abstract, overweldigend en vergen aanpassingen die moeilijk te verkopen zijn aan het grote publiek door politici en beleidsmakers. Met zijn boek tracht Heinberg hen uiteraard wakker te schudden en aan te sporen vooral wel tot actie over te gaan.
Maar hij lijkt weinig hoop te hebben dat zijn boodschap de mannen en vrouwen die in deze wereld aan de knoppen draaien zal overtuigen. Het boek eindigt dus met voorbeelden van hoe we onze eigen gemeenschappen veerkrachtiger kunnen maken om 'het naderende noodweer te doorstaan'. Zoals de transitiesteden en 'Common Security Clubs' (mensen die elkaar ondersteunen in hun economische en sociale veiligheid).
Deze initiatieven zijn waardevol, maar ik zou ervoor willen pleiten onze energie vooral ook te richten op transitie op systeemniveau. Heinberg's alarmerende analyse van onze economie overtuigt namelijk wel degelijk en daarom moeten we onze leiders blijven bestoken met goede plannen voor een nieuwe duurzame economie. Daarmee voorkomen we hopelijk ook dat we straks allemaal onze eigen boontjes zitten te doppen.