Het idee om rechten toe te kennen aan de natuur komt op in een wereld die is getekend door de klimaatcrisis. Wat rechten in dit verband kunnen betekenen is een vraag naar de mogelijkheden van wetgeving en rechtshandhaving. Het Urgendavonnis, dat wereldwijd om die reden aandacht heeft getrokken, verdient het daarom preciezer te worden bekeken.
Of ‘het politieke dier’ ook letterlijk bestaat, durft Ton Lemaire alleen van de chimpansees te zeggen. Maar dat dieren veel minder van mensen verschillen dan lang werd aangenomen, dat staat voor hem vast. Hij pleit daarom voor een nieuwe universele moraal, die hij humanimalisme noemt.
Als variant op het veelgebruikte Antropoceen stelt Christopher Preston voor te spreken van het Synthetisch Tijdperk of het Plastoceen: een tijdperk waarin de mens niet meer leeft in een wereld die hij gevonden heeft, maar in één die wordt vormgegeven door ingenieurs. In deze nieuwe werkelijkheid moeten we vooral de vraag stellen: wat is de wereld die we willen creëren?
Het Antropoceen is een krachtig begrip voor de beschrijving van de grote vraagstukken van deze tijd. De Nederlands-Zweedse atmosfeerchemicus en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen, bedenker van de term ‘Antropoceen’, herkende deze kracht zelf ook: ‘De lang in stand gehouden barrières tussen natuur en cultuur brokkelen af. Er is niet langer sprake van Wij tegen de Natuur. In plaats daarvan bepalen wij wat natuur is en wat het zal zijn […].
In tegenstelling tot veel hedendaagse denkers pleit de Franse filosoof Virginie Maris niet voor minder, maar méér grenzen tussen cultuur en natuur. Die grenzen dienen om het ‘radicale anders-zijn’ van al het niet-menselijke dat rondom ons leeft aan te duiden en te beschermen.
Marcel Wissenburg, hoogleraar Politieke Theorie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, pleit voor denken over de samenleving als een 'body ecologic': een politieke gemeenschap die niet alleen mensen, maar ook de natuur omvat.
Het Antropoceen moet gepolitiseerd worden. Lokale democratische dialoog is daarbij onmisbaar. Dat zijn de conclusies die ik trek uit een reeks van interviews met wetenschappers over het Tijdperk van de Mens.
Op aarde is geen plek nog onaangetast door de mens. Viertiende van het landoppervlak is inmiddels landbouwgrond geworden en driekwart van het zoetwater is door de mens onder controle gebracht. Het klimaat verandert in rap tempo, en natuurgebieden bestaan nog slechts bij gratie van de menselijke beslisser. We kunnen dan ook gevoeglijk spreken van het Antropoceen, het Tijdperk van de Mens.
Het eeuwenoude geloof in de scheiding tussen mens en natuur is achterhaald in het Antropoceen. Dit betekent dat we op zoek moeten gaan naar nieuwe sociaal-ecologische verbanden, stelt Albert Faber, medewerker van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De cruciale vraag in het Antropoceen is niet hoe we terug kunnen naar een balans tussen de mens en de natuur, maar hoe we leren leven met verstoorde sociaal-ecologische verhoudingen. Dan kom je uit bij begrippen zoals zorgzaamheid en verantwoordelijkheid.
Klimaatonderhandelingen worstelen met politieke traagheid. Dit terwijl klimaatverandering vraagt om daadkrachtige maatregelen. Onder veel wetenschappers en politici wordt de roep om geo-engineering ondertussen steeds groter. Maar in het Antropoceen heeft deze technologie radicale gevolgen voor de natuur én samenleving. Hoe kunnen we met elkaar, zowel globaal als lokaal, waken voor de gevaren en afspraken maken voor een eerlijke toekomst?